boekhouding

Destijds, toen ik nog zelfstandig was, hield ik mijn boekhouding bij in MS Money. Ik heb het eerst een tijdje volgehouden in Excel, maar Money bleek heel eenvoudig te gebruiken, en heel overzichtelijk.

Het moet bovendien zowat het enige programma zijn dat ik echt mis op mac, want een goede financiële tool is daar niet voorhanden. Ja, er is wel Quicken, en ik heb ook iBank geprobeerd, maar het laatste is met niets compatibel, en het eerste is gewoon veel te complex en helemaal niet gebruiksvriendelijk.

Met andere woorden, ik zoek een programma om een simpele boekhouding te kunnen bijhouden op mac. Anders heb ik meteen een reden om toch maar eens Parallels Desktop for Mac te installeren. (Of om opnieuw met spreadsheets in NeoOffice te prutsen.)

vijf

Ons i. smijt, en ik vang dan maar op. Vijf dingen die u misschien liever niet over mij had geweten.

  1. Toen ik een jaar of twee was had ik –zoals het kinderen betaamt– de gewoonte alles wat ik tegenkwam in mijn mond te steken. Zo heeft mijn moeder mij betrapt toen ik op het grindpad kiezels probeerde te verorberen. “Stout, Bruno! Stout!” zei ze, als was ik Brekkie, onze hond. De kiezels kreeg ze gelukkig makkelijk uit mijn mond, maar voor grote stukken van de drie regenwormen die daartussen zaten gelogeerd, was ze te laat. Yummy.
  2. Toen ik zes was –zowat alles van jeugdig belang is bij mij gebeurd op zesjarige leeftijd, maar dat kan ik misschien wat verkeerd inschatten– had ik een pieruche (parkiet) en een steenrat. Om eerlijk te zijn heb ik er een aantal versleten, zowel parkieten als steenratten, maar ik was serieel erm monogaam, d.w.z. ik had er nooit meer dan één van elk. Bovendien heetten de steenratten allemaal Tom, en de pieruchen Flip; meerdere exemplaren op hetzelfde moment had mij voor een bijkomend probleem gesteld. Vanwaar die Tom kwam, weet ik niet meer, maar die Flip had vanzelfsprekend iets te maken met de papegaai van Jommeke. Al die (seriële) pieruchen waren ook tam –ik maakte ze tam door er een dag mee in onze keuken te spenderen (onze keuken was een voorschot groot)– en verschrikkelijk aanhankelijk. Op een dag was ik behoorlijk boos op mijn ouders –ontroostbaar boos zoals kinderen kunnen zijn– en had ik mij in de keuken teruggetrokken. Flip, de parkiet, draaide bezorgd rond mij heen op de keukentafel, maar mijn woede keerde zich al te gauw tegen hem. Toen herhaaldelijke keren ‘nee Flip, weg!’ roepen niks uithaalde, had ik er niets beters op gevonden dan met mijn vinger naar hem te knippen, zoals men een knikker wegschiet. Helaas voor Flip raakte ik daarbij zijn pootje, dat door mijn brute geweld brak. En nog bleef het beestje bij mij terugkomen, hinkend op één poot. De tranen bollen mij weer over de wangen terwijl ik dit tik. Ik heb sindsdien nooit geen dier meer kwaad gedaan. (Flip heeft het overleefd, al heeft hij een tijdje met een gespalkte poot moeten rondhuppelen.)
  3. De Millet-reportage van Jambers heeft grote indruk gemaakt op mij. Zo groot dat ik de diezelfde winter er ook als een Michelinmanneke bij liep. Van de ene dag op de andere was ik een snob, een begrip dat mij voor Jambers totaal vreemd was. (Al heb ik, zeer tot mijn trots, nooit toegegeven aan het ik-heb-meer-geld-dan-gij snobisme.) Ik heb dat, denk ik, een jaar volgehouden, daarna heb ik mij met veel meer overtuiging op de New Wave gestort, en daarna zeer kort op de Miami-Vicestijl zoals men die destijds in de Matinique in de Veldstraat vond. Dan ben ik overgeschakeld naar jeans en heb ik mij haar laten groeien (tot over mijn schouders). Ik was zowat de enige op school van wie dat getolereerd werd. (Ik ken er minstens drie die bij mevrouw De Rudder werden geroepen met het dringende verzoek hun haar tot acceptabele lengte te laten knippen.)
  4. Over lang haar gesproken: ik heb ooit één dag krullen gehad. Op een woensdag had ik een permanent laten steken bij onze –anders zeer schitterende– kapper in Lochristi. De volgende dag ben ik met een hoed op naar school gegaan, en ’s avond had mijn moeder al een afspraak bij Christian Marie in Gent (destijds zeer gerenommeerd en zeer duur) om de permanent eruit te laten halen. Daar hebben ze toen een uur of twee met bijtende producten mijn haar bewerkt –ik weigerde pertinent mijn haar te laten knippen– en dan heb ik een week of twee met haar zo broos als stro rondgelopen.
  5. Ge zoudt het misschien van mij niet vermoeden, maar ik bloos op de meest idiote momenten, en bij voorkeur wanneer het echt niet nodig is. Ooit bevond ik mij –met een medestudente– in de Victoria’s Secret in Boston, toen een van de verkoopsters mij aansprak. Ze had nog geen half woord gezegd, of ze verontschuldigde zich al: “Oh my, I’m really sorry, sir! Please feel free to ask when you need any assistance.” Mijn medestudente kwam niet meer bij van ’t lachen.

Het ergste is waarschijnlijk dat ik nog een tijdje kan doorgaan met dergelijk confessies. Gelukkig mocht ik bij vijf stoppen.

Doorgeven? In elk geval aan Het Radiofonisch Instituut (die het al van Michel én van Lien kreeg), Joke (misschien heeft ze wel meer te vertellen over die tandenborstel), Patricia, en ook Sara mag er niet aan ontsnappen hé. Het Instituut is in goed gezelschap.

Wilson

Toen ik met Henri de Raketstraat in stapte –ik was mooi op tijd om hem van school op te halen– hield een druk GSMende vrouw ons staande.

“Meneer, meneer,” sprak ze buiten adem, “weet u soms het Wilsonplein zijn?”

– Tuurlijk mevrouw, glimlachte ik, maar dat is wel een eindje hier vandaan. Dat is de Zuid.

Ze keek me fronsend aan. “Nee, nee, nee, meneer. Dat is hier ergens in de buurt.”

– Toch niet hoor, mevrouw. Het Wilsonplein, dat is de Zuid. U kan het beste de tram nemen.

De vrouw gesticuleerde druk in haar GSM en hield vol. “Het Wilsonplein is hier ergens in de buurt. Vlakbij de Elisabethlaan.”

– Het spijt me, mevrouw, maar dan kan ik u niet helpen.

Enigszins verbolgen stapte ze verder.

– De Elisabethlaan is die kant op, wees ik nog. Maar ze stak enkel haar hand op, zonder zich nog naar mij om te draaien. Tsja.

Fray Bentos Pie

Are you a fan of corned beef?”

Tijdens onze dagelijkse conversatie over ‘tea‘ beweert collega Martini dat hij enkel voedsel uit blik eet. “I don’t eat it if it doesn’t come from a tin.” Bovendien blijkt dat hij regelmatig ook Spam tot zich neemt. Ik hem al meermaals vergeleken met een kat die rond de whiskas draait.

Bruno,” zo vraagt hij, “have you ever tried Fray Bentos Pie? It’s delicious!” Hij klikt meteen zijn browser aan. Terwijl hij zich eerst een weg door Google zoekt, en vervolgens ook flickr, brengt hij ecstatisch uit: “you take the lid of and then you simply bake it in the oven. Look! Look here! Doesn’t that look devine?!

Heerlijk proza vond ik nadien in een recensie bij de pie-man:

Fray Bentos do not appear to have an official website – certainly we can’t find one. We suspect this is partially because Fray Bentos pies appear to magically sell themselves without extra publicity, and partially out of sheer shame.

[…]

Admittedly, Fray Bentos pies were never much to write home about, not even on a postcard if you used really big writing to fill up the space.

Niet dat collega Martini zich daaraan zou storen. “I had a tin of rice pudding for dessert yesterday,” zei hij daarnet. “And let me tell you: there is no substitute!

rustig (bis)

De rust op het werk staat haaks op de drukte in de Nieuwstraat (Rue Neuve voor de Vlamingen). M.a.w. het was geen goed idee om –de woensdag voor Kerstmis– tijdens de lunchpauze snel even de Media Markt binnen te stappen. De zeven zaken die ik zocht heb ik gevonden, maar netjes teruggeplaatst toen ik de kassa’s naderde.

Het zal voor volgende week in Oostakker zijn. ’s Morgens in de vroegte.

Johan (bis)

Welk een spontane sympathie voelde ik wellen bij het lezen van Knor-Knor. Niet dat ik meteen een hardcore fan ben van varkens; zelfs mijn pakjessoep is van dat andere merk. Edoch. Naast zijn berookte zelf, beschikt stagiair Johan over de verschrikkelijke eigenschap op de meest onvoorspelbare momenten zijn mond twee-drie keer te openen en te sluiten, wat steevast gepaard gaat met smekkende geluiden.

Smek. Smek. Smek.

Alsof het water hem in de mond komt bij een constante gedachte aan voedsel. Of het moet zijn dat hij zoals een rund herkauwt. In elk geval lijkt het alsof er zich een klef-klevende brij in zijn mond bevindt, die op al te geregelde tijdstippen moet worden losgeweekt.

Smek. Smek. Smek.

Waarschijnlijk is hij er zich niet eens van bewust, want hij gaat onverstoorbaar verder met werken. Zelden komt daar wel eens een zucht tussen kijken, maar steeds weer komt dat gesmek terug.

Collega Martini is reeds lang opnieuw naar boven gevlucht (sinds vorige week donderdag), en weigert pertinent nog een stap in mijn bureau te zetten zolang Johan aanwezig is. Dus steek ik regelmatig een verdiepje hoger mijn neus eens binnen in mijn oud bureau. (Dat werd overigens opnieuw ingedeeld, met drie ruime bureautafels, en een kleine ronde vergadertafel voor het bezoek.) Als troost haalt hij me telkens een kopje koffie.

He’s still there? Man, you need to get rid of him. I know people!” bezweert hij mij waarbij hij een wenkbrouw wenkbrauw optrekt en een vinger aan zijn neus houdt.

rustig

Vrijdag begint hier het ‘verplicht’ jaarlijks verlof. Die dagen worden niet van ons ‘normaal’ verlof afgehouden, maar zijn extra dagen (wij beschikken dus over 28 dagen + de periode tussen kerst en nieuw + de wettelijke feestdagen). Veel mensen hebben een aantal verlofdagen opgespaard om vlak voor of na de kerstperiode een paar extra dagen op te nemen, waardoor het hier stillaan ook leegloopt. We werken zelfs al niet meer op halve kracht, en morgen zal ik een van de weinigen zijn die nog op het kantoor opdaagt. Ook op 2 januari belooft het hier stil te worden. “Don’t tell me you’re coming back on the second“, vragen mijn collega’s mij vol ongeloof.

Zitten er rond u nog veel collega’s momenteel?