alles voor het publiek

Speciaal voor Brutin gaat deze post niet alleen over Henri, maar meteen ook over ziekte. En op miraculeuze wijze zal ik erin slagen niks over fototoestellen te schrijven. (Ah, te laat zeker?)

Henri is ziek. Meer nog, hoewel hij zieker is dan ikzelf, vermoed ik zelfs –hypochonder zijnde– dat hij een of ander vies beest (is een virus ook een beest?) van mij heeft opgelopen. Hoofdpijn, snotteren, “ik voel mij slappekes”, en net niet van de trap stuiken bij zijn ochtendlijk naar beneden komen (zo werd mij verteld). Qua drama kan het tellen.

Tragisch worden de zaken dan als ge net in Brussel zijt toegekomen, en blij verheugd de GSM beantwoordt, in de veronderstelling dat de madam haar buis van eustachius door uw zoetgevooisd stemgeluid nog eens wil laten beroeren. “Hij is ziek” klinkt dan op twee vlakken redelijk ontgoochelend. Op drie zelfs, als u plots te binnen valt dat ze toch niet voor uw fiepstem belt. (De andere twee, voor de mensen zonder kinderen zijn: (1) omdat hij ziek is en (2) omdat ge niet bij hem zijt terwijl hij ziek is.)

“Ze hebben gebeld van ’t school. ’t Is te zeggen hij heeft zelf gevraagd of ze niet wouden bellen, en nu zit hij daar zielig te wezen. Gij kunt niet naar huis zeker?” Normaal zat ik al terug op de trein nog voor de suggestie was gemaakt, maar wegens omstandigheden die ik binnenkort nog wel eens zal uitleggen, kon ik niet weg. Dus zijn de ouders ingesprongen.

Het klonk erger dan het is, maakte ik mijzelf wijs, toen ik ’s avonds thuiskwam. Hij ziet er helemaal niet ziek uit, probeerde ik nog, toen ik enkel een rode neus vanonder het dekbed op de zetel zag piepen. Een zetel die omsingeld was door volgesnoten papieren zakdoekjes. “Bik bal bet zbraks bel obbkuizen é baba”, klonk het. Helemaal niet ziek dus. De plantrekker.

Ook +39°C mag niet meteen een hinderpaal wezen. Maar zijn ogen. Henri heeft altijd al last van zijn ogen: het is een fixatie gelijk een ander, maar of het nu haar is of de inspanning van op zijn trompet te blazen, zijn ogen bewateren alsof de duivel moet worden uitgedreven. Zijn wit zag nu evenwel grotendeels rood, de oogleden dik gezwollen. En als kers op de taart had hij rode vlekken rond zijn ooghuid, gelijk het vel van een albino dat te lang in de zon heeft gelegen. (Hier ontspoort mijn vergelijking zeker?)

In elk geval, ook ik voel mij nu behoorlijk mottig. Al raken mijn zakdoeken niet volgesnoten en blijven mijn ogen maagdelijk wit (was de rest maar even onschuldig). Het kan niet anders of de ziekte zal toeslaan op mijn meest kwetsbare moment, zoals wanneer ik nog eens naar de cinema wil, of naar een concert. Alwaar iedereen dan ver uit mijn buurt zal blijven om toch maar niet besmet te worden. En zo heeft alles toch maar weer een positieve kant.

(Als dat geen crowd pleaser was.)

Die flutvriend

Heeft de madam amper een weblog, staat ze al op de site van dé Debby en dé Nancy van televisie. En kijk, ze vermelden mij ook.

Debby & Nancy hebben af en toe een soft spotje ergens..een moment dat wij harde tantes, ook eens week worden. Bijvoorbeeld wanneer we weer rondsurfen en plots op een blogje komen dat www.morgenkomtpolly.be heet. Een soort dagboek van ene Tessa Kerre (genoemd naar haar denkbeeldig vriendinnetje dat Polly heette). Schoon hé, maar het wordt nog schoner.
Op haar blogje stoeft ze dolgelukkig dat Debby & Nancy echt iets gepost hebben bij haar. Die flutvriend die ze heeft doet er natuurlijk schamper over. Stomme gast. Tuurlijk waren wij het echt!!

Zwaait vrolijk. Dag jongens meisjes Debby & Nancy.

competitie

Het heeft nog lang geduurd. Er hangt een competitiesfeertje in de Albertlaan. Sinds de madam een weblog heeft, brengt ze elke avond langere tijd aan de computer door dan ze zelf gezond vindt, maar “kijk hé, dat webloggen is dus echt wel verslavend.” Einde citaat.

De dagelijkse telefoon- en andere gesprekken worden doorspekt met frasen zoals “ja, gelijk ik op mijn weblog heb geschreven” en een dreigend “mag ik u citeren?” Zelfs de schoonouders doen ijverig mee. Dat ze het al gelezen hadden, van Henri en de kloon, en dat Tessa wel goed bezig was. Bij de schoonzoon is het kalm, want “veel eetsje niet geschreeven é. Wa druug spel van aa lenze.”

Ik zal het nog eens over varkens moeten hebben, me dunkt.

karaoke

“Geen nood, vandaag zal ik niet meezingen”, stelde ik Tessa gerust nadat ze mij de koptelefoon zag opzetten toen ik aan de computer plaatsnam.

(Gisterenavond heb ik onbewust aan karaoke gedaan, terwijld The Beatles in mijn oren zaten te fluisteren, en ik kan mij voorstellen dat zulks geen deugd heeft gedaan aan haar oren.)

Om mijzelf niet in verleiding te brengen, heb ik er toch maar snel voor geopteerd om instrumentale klassieke muziek af te laten spelen.

balans

Wij hebben een deal, de madam en ik. Zij is verschrikkelijk fragiel gebouwd –astma, allergieën galore, whiplash, gebroken ribben, pneumonieën, noem maar op– en ik ben zo kloek als een hoender. Zij klaagt nooit (ze heeft ooit –een jaar of twee geleden– een paar weken zonder morren met een longontsteking rondgelopen), en ik neut bij het minste symptoom dat ook maar op een schijn van een verkoudheid zou kunnen wijzen. Bovendien publiceer ik mijn misbaren op mijn weblog –een echte ziekte zou mij maar eens onopgemerkt voorbij kunnen gaan!

Maar zo blijft het allemaal wel weer mooi in balans. Schitterend toch?

vier!

“Maar allez, het is vier uur!”, verweet Tessa mij toen ik zonet de televisie ging uitzetten in de slaapkamer. “Ik wil maar zeggen, wat is de bedoeling eigenlijk? Hoe gaat ge de rest van de week doorkomen?”

– Maar liefje toch, trachtte ik, wat doet gij nog wakker op dit onwezenlijk uur?

“Maar neen,” riposteerde zij, “ik ben van wacht, en ze bellen mij alle vijf voeten uit mijn slaap, dus ik ben mij bewust van alles wat er rond mij gebeurt. Maar gij hebt geen excuus!”

En dan weet ik eigenlijk niks te zeggen dan ‘ik zie u graag’, en als ik in een slechte bui zou zijn geweest –wat niet het geval was– had ik daaraan kunnen toevoegen dat ik tenminste om 17u thuis ben. Maar ik ben zo trots op mijn madam, met haar carrière die haar in 16 jaar –financieel– amper heeft gebracht waar ik mij al ettelijke jaren zonder credentials bevind. Maar waar zij des te meer Vergnügen uit put. Ach, niets stemt mij vreugdevoller dan wie zij is. (Behalve Henri dan.)

Daar zijn kosten aan, maat!

De madam was amper aan haar weblog is begonnen (had ik dat al gezegd), of ze had al een uitgebreide wishlist klaar. Dat ging van hosting (pairNet), een wordpress theme (dat was lang geleden, misschien moet ik nog eens aan mijn eigen WP theme prutsen), en al gauw kwam daar de verzuchting naar digitale foto’s bij.

We zouden de analoge foto’s van haar µ[mju:]-II kunnen laten inscannen bij ontwikkeling, maar daarmee mist ze natuurlijk de hele instant gratification van de hogere versnelling waarmee ze met haar nieuwe online experience in terecht is gekomen. En ik kan haar daar maar moeilijk ongelijk in geven.

Dus kijken we even rond. Het toestel moet compact zijn (lees: in een piepkleine handtas passen). Waarmee we meteen al een DSLR uitsluiten (jammer, want er is min of meer beslist dat mijn D70 eindelijk mag/kan geüpgraded worden –D200? D80?), maar tevens toestellen zoals de excellente Powershot G7. Al doet deze laatste geen RAW meer (net zomin als die IXUS -toestellen), en ik zou het zeer op prijs stellen dat het ook in RAW kan opslaan, dan kan ik het zelf ook eens meenemen.

Zo’n Lumix met een Leica lens (de FX07 of de LX2) misschien. Of een Richo Caplio GR.

Maar eigenlijk ben ik al lang niet meer thuis in die compacte digitale camera’s. Suggesties?

a l’improviste

Oudejaarsdag verloopt a l’improviste, op de taart na (die werd gisteren besteld bij Wittevrongel, en daar is Tessa net om). Op de terug weg van de Limerick gisteren zijn we nog snel even bij de slager binnengesprongen, waardoor er vanmiddag een parelhoen op ’t menu staat. Die staat al een dik anderhalf uur te pruttelen op laag vuur in een gietijzeren pan (geen Creuset, maar eentje van iittala, uit de Tools reeks van Björn Dahlström uit 1998 –’t is wel het verkeerde prentje dat erbij staat; het is deze), zodat ze klaar is rond de middag.

Voor vanavond zit er vanalles in de ijskast: scampi, varkenshaasje, rauwe zalm, rauwe tonijn, wasabi, … Zowel Tessa als Henri geven er de voorkeur aan het eten zo Japans mogelijk te maken (lees: liefje ik zou zo graag sushi eten; lees: papa ik zou zo graag met stokjes eten). Paneren, frituren, grillen, rijst maken, sushi rollen: het wordt een gezellige avond rond de keukentafel.

(En met een grote voorraad zakdoeken en orofar forte.)

Boem! Paukenslag!

Het gebeurt niet vaak dat Tessa ‘zo vroeg op den avond’ beschikbaar is. Dat haar vrije dag gisteren samenviel met Henri’s trompetles ’s avonds, was voor haar dan ook een meevaller. Haar trein zou iets te laat uit Antwerpen in het Sint-Pietersstation binnenrijden opdat we allemaal met de tram naar de VEM zouden kunnen. Gelukkig werd haar moeder door haar vader met de wagen afgehaald, zodat ze een lift kon versieren en zij uiteindelijk nog op Henri en mezelf zat te wachten aan de deur van het leslokaal.

De les verliep vlotjes, als heeft Henri wel wat moeite om bij de les te blijven. Ik wil daar ook niet te veel druk op uitoefenen, hij is tenslotte een kind. Zolang hij elke dag maar oefent, en het graag blijft doen, ben ik al lang tevreden.

Tessa liep op wolkjes. Omdat ze bij de les had kunnen zijn; omdat ze nog wat jetlagged was (hoewel ze dat niet wou toegeven); omdat ze een ganse dag had kunnen shoppen; omdat we ons avondeten in de Martino gingen nuttigen: reden te over. In elk geval, ze was er niet echt bij. Vermoedelijk was dat er dan ook de oorzaak van waarom ze, met veel geestdrift en enthousiasme, ervan overtuigd was dat ze dwars door een (gesloten) glazen deur kon stappen.

De knal was volgens mij tot op straat hoorbaar, waarbij noch de deur noch Tessa wilden buigen of barsten. “Mama,” reageerde Henri meteen, “trek het u niet aan, ik heb dat ook al gehad, met diezelfde deur.” Dat had ze niet meteen geregistreerd (hoe zoudt ge zelf zijn), en ik maande haar dan ook aan tot “kom, we gaan eerst naar buiten”, want ik dacht dat de frisse lucht haar toch iets tot haar positieven zou brengen. Ik ben eerder praktisch dan empathisch in dergelijke gevallen.

Een paar reuzebanken (in het Zuidpark), een suggestie (slaatje met kippenborst bij de Martino; een cheese-egg voor mezelf, en een spiegelei voor Henri) later, waren we allemaal opnieuw bij de pinken. (Behalve Henri dan, die in de tram naar huis ei zo na in slaap viel.)

Maar ik moet sindsdien al de ganse tijd aan van Ostaijen denken.