de conifeer (ii): het verzoek

“Ja!”, klinkt het ongeduldig door de parlefoon.

– Goedenavond mevrouw, ik stoor toch niet? Zou ik u iets mogen vragen?

“Ik moet naar beneden komen zeker?”, klinkt het met een zucht. “Een moment.”

Na ruim vijf minuten wachten wordt de voordeur geopend. “En waarvoor is ’t?”

– Goedenavond. Zouden wij u iets mogen vragen?

“Ge zijt al bezig hé.”

de coniferen de coniferen

– Huh. Ja. Sorry. Toen wij hier kwamen wonen hadden wij de ganse dag zon in onze tuin. Maar dat is elk jaar sterk verminderd, en sinds vorig jaar hebben wij eigenlijk bijna geen zon meer.

“Ge denkt toch niet dat ik mijn bomen ga laten snoeien zeker? Want ik hoor u al afkomen.”

– Dat was inderdaad wat ik u had willen voorleggen. Niet alleen zijn die twee bomen hevig in de hoogte opgeschoten, een groot deel hangt ook over onze tuin, en zelf mogen we daar natuurlijk niet aan snoeien.

“Wel, bij u is dat waarschijnlijk niet zo, maar ik moet dat eerst met mijn man overleggen. Maar ge moet er niet op rekenen.”

– En hebt u enig idee wanneer… begon het nog, toen de deur met een luide knal werd toegegooid.

(Een week later was er een aangetekende zending.)

de conifeer (i): aangetekend

Geachte Mevrouw,

Ik ben de advocaat van de heer en mevrouw Vrijens, wonende te 9000 Gent, Koning Albertlaan 143.

Mijn cliënten delen mij mee dat zij het vermoeden hebben dat U zinnens bent om, zonder hun akkoord en zonder hun medeweten, de conifeer die op hun eigendom staat, te snoeien.

Zij wensen er de nadruk op te leggen dat, indien U daartoe zou overgaan, zij niet zullen nalaten U aan te spreken in het betalen van een schadevergoeding. De plaats waar de conifeer staat ingeplant beantwoordt immers aan alle wettelijke voorwaarden en mijn cliënten kunnen derhalve niet worden verplicht om te snoeien.

Daarenboven zal U voor het snoeien van de conifeer zonder toestemming van mijn cliënten hun eigendom moeten betreden hetgeen op zich reeds een inbreuk vormt.

Indien U de mening bent toegedaan dat dient te worden gesnoeid zal U eerste (sic) wel willen overleggen met mijn cliënten of de tussenkomst vragen van de bevoegde vrederechter.

Met oprechte achting,

Veronique VAN ASCH, Balthazar, Joseph & Van Asch

multicultureel

“Is diene winkel hier van u misschien?”

Ik stond langs de Franstalige kant van de twee gangen bij De Poort. De man –aan wie bovenstaande uitspraak is toe te schrijven– had net niet mijn (bescheiden) stapeltje strips op de grond gekeild. Hij liep al minstens tien minuten nerveus van het begin naar het einde van de rayons, iedereen monkelend aanstotend, en onderwijl ogenschijnlijk naar willekeur agressief in de bakken rommelend, op zoek naar god-weet-wat.

– Is dat niet wat overdreven, meneer? had ik hem juist gevraagd, met de van een koude vloer geredde albums in mijn armen.

“Weet ge wat, vent,” kwam hij op mij af, “ge hebt geluk dat we hier binnen in een winkel staan, of ik had u al op uw muil geslaan.”

Zijn bril stond vooraan en schuin op zijn neus, en zijn rechteroog draaide halsstarrig een andere richting uit dan zijn linker. Hij bleef op twee armlengtes van mij vandaan.

“Diene rugzak hé vent, die moet ge vanvoor afgeven, en dan zal ik zo niet tegen u móeten aanbotsen.”

– Pardon? (Mijn ‘rugzak’ hing rechts tegen mijn heup gedraaid, en stak noch voor noch achter mij uit.) Allez meneer, dat meent ge toch niet?

“Ge zijt zo nen multiculturelen zeker? Een goeie afranseling, dat moet ge ne keer krijgen.”

Nu kreeg ik zelf ook plezier in.

-Welnee, glimlachte ik hem toe. Ik ben zo nen Blokker, ziet ge dat niet aan mijn gemillimetreerd haar? En kijk, ginder buiten, (sprak ik rustig en met een nog bredere glimlach) daar staan mijn vriendjes, en ik ben er zeker van dat ze wel goesting hebben in die peer op ulder muile.

Waarop hij murmelend de Nederlandstalige gang inschoot om er geduldig te wachten tot ik afgerekend had. Ge weet tenslotte maar nooit of hij serieus was, zag ik hem denken.

knife down

Waarom hebt u niet gereageerd? Als we de media geloven, lijkt het wel alsof half België ter plekke was op het moment dat Joe lafhartig en voor een habbekrats met een mes van zijn leven werd beroofd. Die moord is overigens op geen enkele manier goed te praten, en doet mij denken aan het pamflet tegen zinloos geweld dat recent als persmedeling werd rondgestuurd.

Waarom hebt u niet gereageerd? Het enige wat u had te doen was de onverlaat zijn mes afnemen, en het drama had kunnen vermeden worden. U daar, die zich tracht te verschuilen in mijn commentaar, waarom bent u daartegen niet opgetreden?

*zucht*

Wie van die holle vaten (want die klinken het hardst) heeft zich eigenlijk al in een dergelijke situatie bevonden? We spreken zelden van minuten, hoewel dat zo mag lijken, maar zo’n steekspel is over voor u er erg in hebt.

Enige tijd geleden (in november) dronk ik een tas cappuccino in de Maciotto aan het Noordstation. Ik was er speciaal een kwartiertje vroeger voor van het werk vertrokken. En ik zat er amper met een dampende kop koffie aan een tafeltje toen iedereen rond mij opstond en de koppen en schoteltjes mij rond de oren begonnen te vliegen. Een vrouw moest haar kinderwagen aan een tafeltje achterlaten, en vluchtte weg met haar kind in de armen. En dan stond er plots iemand met een bebloed mes in zijn handen, en was er een ander met een messteek in zijn rug.

Niemand is tussenbeide gekomen.

Dat was ook niet verantwoord geweest, want beide actanten hadden de nodige companen meegebracht, en ik ben ervan overtuigd dat de omstaanders de boel alleen maar hadden kunnen laten escaleren. Kortom, de situatie was anders. Maar ze was toch vergelijkbaar, omdat zulk een wrede irrealiteit op minder dan geen tijd voorbij is. En dat vermeende passiviteit dus niet noodzakelijk heeft te maken met laksheid of angst of voorzichtigheid of onverschilligheid.

Niettemin twijfelt u, net als ik, geen seconde om tussenbeide te komen? Wel een seconde is een luxe waarover u niet beschikt. Meer dan enkele luttele seconden heeft het ganse incident immers niet geduurd. En tenzij u een getrainde paracommando bent, kan u een dergelijke situatie niet inschatten, laat staan dat u de tegenwoordigheid van geest hebt om ernaar te reageren. Dermate bevreemdend is zo’n tafereel. Gelukkig maar.

moules parqués

Buurman is terug van weggeweest. En het eerste wat hij deed was zijn wagen voor onze poort plaatsen (de plaats voor zijn eigen deur was vanzelfsprekend ook vrij). Of liever: buurvrouw deed dat. Buurman is een sympathieke underdog, die er eigenlijk niet aan kan doen dat zijn vrouw een probleem heeft met de hele wereld, en met ons in het bijzonder.

Toen ze uitstapte zag ik haar met een vies gezicht naar boven kijken, om te zien of ze ons niet spiedend in de gordijnen kon aantreffen. Dat had haar immers nog veel beter doen voelen. En wij, die de ganse dag eigenlijk toch niks beters van doen hebben, doen verschrikkelijk ons best om haar zo veel mogelijk ter wille te zijn. Want dat schept een band. En niets is zo belangrijk als goede banden hebben met uw buren.

Vorig jaar hebben we het evenwel verkorven. In plaats van ontsteld ons beklag bij haar te doen, hebben we toen hun tuinafval, waarvan ze zo vriendelijk waren het in onze tuin te werpen, netjes opgeruimd en met de GFT meegegeven. Dat heeft toen anderhalve maand veel stiletto-getak met zich meegbracht, telkens iets na middernacht.

Ze zijn niet allemaal zo attent, onze buren. Zo kwam een van de buren langs de andere kant (we hebben er daar drie) dit weekend vragen of hij de klimop langs zijn muur mocht snoeien. Dan hoefde ik niet opnieuw halsbrekende toeren boven mijn serre uit te halen: hij kon er van zijn kant immers heel gemakkelijk bij. Nu vraag ik u. Straks mag ik zijn snoeischaar nog lenen ook.

gedesinfecteerd

Gisteren was het grote kuis op het werk. De toiletten werden tijdelijk onbeschikbaar voor het personeel, dat zich gedwongen zag de ganse dag te pendelen tussen het achtste en het negende voor hun sanitaire behoeften. Gezien het sanitair aanbod boven beperkter is, was het niet ongewoon mensen het traject meerdere keren vruchteloos te zien afleggen.

Maar het was een goede zaak. Hoewel er niets mis was met de (hygiëne van de) toiletten, is er al evenmin iets mis met een grondige reiniging nu en dan. Alleen, het riekt er nu een beetje. Niet naar de geuren die u zou verbinden met het laterinaire gebeuren, maar het is veeleer de duffe geur van mottenballen. Het voelt raar, om uw gevoeg te doen in de vestiaire.

het gezelschap (vi)

Isabelle is terug. (Als ik het goed begrepen heb, moet de audit morgen afgewerkt zijn, en krijg ik maandag Bea terug in ‘mijn’ bureel.) Nog geen kwartier nadat Fabien was toegekomen, had Isabelle haar intrede gedaan. Ik was net bij IT (een probleem met Groupwise), en toen ik terugkwam hoorde ik haar al murmelen.

“Mais non, mais quel con.”

Toen ze me zag beantwoordde ze mijn begroeting met veel tegenzin: “ah, oui, bonjour”, waarop ze ongestoord verder ging. “Mais il me fait chier”, gevolgd door “mais qu’est-ce qu’il m’arrive là”, ondersteund door onverstaanbaar gemompel en langgerekte zuchten. Een bibberende Fabien stapelde een warboel fotokopies op haar bureau.

“Ghô mais non, mais qu’est-ce que c’est ça encore.”

Fabien verdween. Twee niesbuien en vier zakdoeken laten bracht hij nóg meer documenten bij haar. Zijn GSM rinkelde (Pump and Circumstances). Haar GSM rinkelde (die Walküre). Beide verdwenen in druk getater, om gedecideerd en enigszins verbolgen het toestel uit te drukken. Hij een fractie van een seconde later dan zij, maar te laat om een afkeurende blik van haar te vermijden.

Hij bekeek zijn schoenen, terwijl zij hem nadrukkelijk fezelend de les spelde, daarbij druk gesticulerend waardoor een deel van de stapel documenten zijn schoenen en de vloer op vloog. Fabien verontschuldigde zich fluisterend en begon de documenten te ruimen. “Ah mais non, va t’en”, kon ik nog net opmaken voor Fabien zich voor de zoveelste keer uit de voeten maakte.

Dat was ongeveer een uur geleden. Zonet kwam ik terug van de keuken, en Fabien was terug. Hij stond over Isabelle gebogen, en hield achter zijn rug een fnac-zak verborgen. Toen ik binnenkwam keken ze allebei geschrokken op. Isabelle werd knalrood, en Fabien keek dermate gestoord mijn richting uit, dat ik me snel op de gang terugtrok terwijl ik met veel nadruk mijn GSM naar mijn oor bracht.

Het is hier plots veel rustiger geworden.

het gezelschap (v)

Fabien is ziek. Als hij om 9 uur op het werk toekomt, zucht hij zijn carnassière op zijn tafel en zwiert zijn mantel op een stoel, waarna hij in een niesbui uitbarst. Hij diept achtereenvolgens keelpastilles, hoestsiroop, een doos zakdoeken en een tube inotiol uit zijn tas, waarna hij zijn neus snuit alsof er geen einde aan komt. Vier vellen zakdoeken uit de doos moeten eraan geloven.

Hij niest opnieuw wanneer hij de gang oploopt, en ik hoor hem verderop opnieuw zijn neus snuiten (vermoedelijk zitten zijn zakken volgestouwd met pakjes zakdoeken). Wanneer hij terugkomt, houdt hij een tas lauw water voor zich uit, waarin hij twee theezaktjes hangt die hij samen met een pot honing uit zijn tas tevoorschijn haalt. Hij zucht, snelt opnieuw de gang op, met meer energie dan je zou vermoeden, niest nog een paar keer, en komt terug het bureau ingelopen met een lepel waarmee hij drie ruime porties honing in zijn tas schept.

Vervolgens haalt hij een citroen uit de schoudertas –die hij ondertussen op de grond heeft geplaatst en waardoor hij zich dus moet bukken, wat opnieuw een niessalvo ontlokt. Hij kijkt even vertwijfeld rond, komt weer recht, en begeeft zich opnieuw naar de keuken. Wanneer hij ditmaal terugkomt, draagt hij een schoteltje met daarop een netjes gehalveerde citroen mee.

De lucht in de kantoorruimte wordt overladen met een citrusgeur als hij de eerste helft volledig in zijn tas uitknijpt. Hij vist twee-drie pitten uit de tas, roert nog eens vigoureus, en drink ze in één teug leeg. Drie pitten, die naar de bodem van de tas waren gezonken, spuwt hij rechtstreeks in de vuilbak. Tak-tak-tak. (Isabelle had dit hoogst waarschijnlijk niet op prijs gesteld.)

Het hele gedoe herhaalt zich, al komt hij deze keer terug met een tas waaruit een dikke waterdamp stijgt, en geeft hij zijn brouwsel de tijd om af te koelen. Onderwijl blijven de niesbuien en snuitconcerten zonder matiging doorgaan. Wanneer ik even de kamer uit moet, zie ik dat zijn doos zakdoeken reeds danig is geslonken en dat voorzeker de helft van de inhoud verfrommeld in zijn vuilbak is gegooid.

Hoewel het buiten nog relatief koud is en de verwarming maar half werkt, zit ik al de ganse dag met het raam op een ruime kier geopend. Ik hoop voor Fabien dat hij me niet ziek heeft gemaakt.

het gezelschap (iv)

Isabelle, het vrouwelijke deel van het auditeursduo, heb ik na twee visites niet meer teruggezien. Het kan zijn dat de zwangerschap haar hormonenspiegel helemaal om zeep heeft geholpen, want ik hoor Fabien, het mannelijke deel, nog vaak ootmoedig antwoorden in zijn GSM. De situatie moet hem niet vreemd zijn, want bij het minste belgerinkel krimpt hij spasmodisch in elkaar. Je reinste Pavlov.

De tweede (en dus laatste) keer dat ik Isabelle zag had ik net mijn ring in mijn tas thee laten vallen –ik speel graag met die ring wanneer ik probeer na te denken. Geen van beiden had van het incident iets gemerkt, en ik besloot dan ook niet te proberen de ring met mijn vingers uit de tas te vissen. Alleen keek Isabelle gestoord op, telkens ik een slok van mijn tas nam en de ring daardoor tegen de wand van de beker rinkelde. Voor de rest negeerde ze mij volkomen.

Met de laatste slok thee gleed de ring tot tegen mijn lippen, van waartussen ik hem vervolgens tevoorschijn haalde om opnieuw aan mijn vinger te schuiven. Isabelle verslikte zich. Ze had mij –zonder merkbare onderbreking– de tas zien neerzetten en de ring uit mijn mond zien halen. Fabien had helemaal niets door, en zocht al ijverig naar een doekje om het water op te deppen dat Isabelle in ontzetting over hun documenten had geproest.

Nog geen half uur later was ze verdwenen.

het gezelschap (iii)

Bea is weg. Tenminste van deze verdieping. Gisteren werd ze met zachte dwang verhuisd van mijn bureel naar het cybercafé op de negende verdieping. Het cybercafé is een collectie van acht computers, alle met flatscreen op een swivel-arm en voorzien van Windows XP. Het zijn de enige XP machines in het bedrijf.

Haar bureau werd eerst op de gang geplaatst, waarna er een tweede, nieuw bureau, dat naadloos bij het mijne aansluit, het bureel binnengebracht. Het werd ruggelings tegen het mijne geplaatst, en op de scheidingslijn voorzien van een paneel, waarop desgewenst boodschappen kunnen worden geprikt. Eenmaal geïnstalleerd, werd Bea’s bureau terug de kamer ingedragen, en zijdelings tegen het nieuwe bureau geplaatst. Zonder wand of paneel.

Tegen de middag kreeg ik nieuw gezelschap. Een man en een vrouw, ongetwijfeld duur betaalde consultants, zullen de komende dagen een audit doen van onze organisatie. Ze komen uit het Franstalige landsgedeelte, en kunnen zich nog wel matig uit de slag trekken met Engels, maar Nederlands zit er niet. De vrouw is een bitch.

De man is nog in training, want hij loopt gedwee achter haar aan, en volgt gelaten de instructies op die ze hem oplegt. “Oui” en “vous” zijn de twee woorden die hij het meeste gebruikt. “Non” en “mais” zijn de twee woorden die zij het vaakst gebruikt.

Ze had hem gewaarschuwd. Ze is zwanger, iets meer dan twee maand ver, en haar hormonen nemen naar eigen zeggen zo langzamerhand haar leven over. Ze staat scherp, zegt ze.

Die scherpte uit zich in de manier waarop ze hem toesnauwt en de zware classeurs amechtig op haar bureaublad laat vallen, de nauwelijks onderdrukte geeuwen die haar ontsnappen, en haar voortdurend gezucht. Daarnet heeft ze iets gezegd wat blijkbaar zeer beschamend was, want de man slaakte een kleine kreet, en keek verbouwereerd mijn richting uit. Ik had van hun conversatie niets gemerkt.