het gezelschap (v)

Fabien is ziek. Als hij om 9 uur op het werk toekomt, zucht hij zijn carnassière op zijn tafel en zwiert zijn mantel op een stoel, waarna hij in een niesbui uitbarst. Hij diept achtereenvolgens keelpastilles, hoestsiroop, een doos zakdoeken en een tube inotiol uit zijn tas, waarna hij zijn neus snuit alsof er geen einde aan komt. Vier vellen zakdoeken uit de doos moeten eraan geloven.

Hij niest opnieuw wanneer hij de gang oploopt, en ik hoor hem verderop opnieuw zijn neus snuiten (vermoedelijk zitten zijn zakken volgestouwd met pakjes zakdoeken). Wanneer hij terugkomt, houdt hij een tas lauw water voor zich uit, waarin hij twee theezaktjes hangt die hij samen met een pot honing uit zijn tas tevoorschijn haalt. Hij zucht, snelt opnieuw de gang op, met meer energie dan je zou vermoeden, niest nog een paar keer, en komt terug het bureau ingelopen met een lepel waarmee hij drie ruime porties honing in zijn tas schept.

Vervolgens haalt hij een citroen uit de schoudertas –die hij ondertussen op de grond heeft geplaatst en waardoor hij zich dus moet bukken, wat opnieuw een niessalvo ontlokt. Hij kijkt even vertwijfeld rond, komt weer recht, en begeeft zich opnieuw naar de keuken. Wanneer hij ditmaal terugkomt, draagt hij een schoteltje met daarop een netjes gehalveerde citroen mee.

De lucht in de kantoorruimte wordt overladen met een citrusgeur als hij de eerste helft volledig in zijn tas uitknijpt. Hij vist twee-drie pitten uit de tas, roert nog eens vigoureus, en drink ze in één teug leeg. Drie pitten, die naar de bodem van de tas waren gezonken, spuwt hij rechtstreeks in de vuilbak. Tak-tak-tak. (Isabelle had dit hoogst waarschijnlijk niet op prijs gesteld.)

Het hele gedoe herhaalt zich, al komt hij deze keer terug met een tas waaruit een dikke waterdamp stijgt, en geeft hij zijn brouwsel de tijd om af te koelen. Onderwijl blijven de niesbuien en snuitconcerten zonder matiging doorgaan. Wanneer ik even de kamer uit moet, zie ik dat zijn doos zakdoeken reeds danig is geslonken en dat voorzeker de helft van de inhoud verfrommeld in zijn vuilbak is gegooid.

Hoewel het buiten nog relatief koud is en de verwarming maar half werkt, zit ik al de ganse dag met het raam op een ruime kier geopend. Ik hoop voor Fabien dat hij me niet ziek heeft gemaakt.