Buurman is terug van weggeweest. En het eerste wat hij deed was zijn wagen voor onze poort plaatsen (de plaats voor zijn eigen deur was vanzelfsprekend ook vrij). Of liever: buurvrouw deed dat. Buurman is een sympathieke underdog, die er eigenlijk niet aan kan doen dat zijn vrouw een probleem heeft met de hele wereld, en met ons in het bijzonder.
Toen ze uitstapte zag ik haar met een vies gezicht naar boven kijken, om te zien of ze ons niet spiedend in de gordijnen kon aantreffen. Dat had haar immers nog veel beter doen voelen. En wij, die de ganse dag eigenlijk toch niks beters van doen hebben, doen verschrikkelijk ons best om haar zo veel mogelijk ter wille te zijn. Want dat schept een band. En niets is zo belangrijk als goede banden hebben met uw buren.
Vorig jaar hebben we het evenwel verkorven. In plaats van ontsteld ons beklag bij haar te doen, hebben we toen hun tuinafval, waarvan ze zo vriendelijk waren het in onze tuin te werpen, netjes opgeruimd en met de GFT meegegeven. Dat heeft toen anderhalve maand veel stiletto-getak met zich meegbracht, telkens iets na middernacht.
Ze zijn niet allemaal zo attent, onze buren. Zo kwam een van de buren langs de andere kant (we hebben er daar drie) dit weekend vragen of hij de klimop langs zijn muur mocht snoeien. Dan hoefde ik niet opnieuw halsbrekende toeren boven mijn serre uit te halen: hij kon er van zijn kant immers heel gemakkelijk bij. Nu vraag ik u. Straks mag ik zijn snoeischaar nog lenen ook.