’t Is kapot!

Niet alleen mocht ik gisteren, wegens kapotte knie, de 20 km van Brussel aan mij laten voorbij gaan –waarvoor ik ten andere VIPsgewijs door de uiterst sympathieke Talking Heads en Nike was uitgenodigd, t-shirt en startnummer incluis– maar het zou lang duren eer ik mijn bed mocht zien. Het begon nochtans goed, want wij waren uitgenodigd op een heel plezant (plechtige) communiefeest van MJ (dank u, B en S), alwaar ook de zoon zich –ver uit ons zicht– wist te vermeien. Iets té enthousiast is hij daarbij geworden –zo zijn jongens, nietwaar– dat hij ‘ergens’ een buiteling heeft gemaakt, en daarbij met de grote teen van zijn rechtervoet –de sandalen stonden netjes bij het springkasteel– ‘ergens’ is blijven achter haken.

En gezien hij niet echt een ’trunt’ is, hebben we hem dan maar serieus genomen, toen hij met een verkreukeld gezicht en kermend van de pijn ons aan de meest rumoerige tafel van het feest kwam opzoeken. Het was toen –oeps, de tijd gaat precies snel– net iets na negen, en na een korte bepoteling zijn we wijselijk richting spoed getrokken. Niet zonder eerst Tessa haar personeelsbadge, Henri zijn UZ-kaartje, en een paar boeken thuis af te halen. Het kan druk zijn op ’t spoed, en al zeker voor de orthopedie, en al zeker op een communieweekend. We hebben dan ook een heleboel gips zien passeren, daar in de wachtzaal.

Henri, zijn teen, hij is gebroken Henri, zijn teen, hij is gebroken

Het ging nog redelijk vlot, we mochten zelfs met twee mee (waarschijnlijk is dat standaard voor kinderdinges), er werden foto’s genomen, waarop duidelijk een breuk zichtbaar was (rechts van de cursor op de foto hierboven), en de teen werd vastgetaped aan die ernaast. Er kwam geen gips aan te pas.

Henri, zijn teen, hij is gebroken

Volgende week maandag mogen we terug voor controle. En ondertussen mag hij niet meer zwemmen of turnen, voor de rest van het schooljaar.

Yes!”, bracht hij nog enthousiast uit toen we hem om middernacht in zijn bed konden stoppen.

Laat mij maar lopen

Begin deze maand stelde Bryon Powell op zijn blog, iRunFar de vraag: How has running changed your life? Hij had het niet zozeer over de aangename neveneffecten op vlak van conditie en gezondheid of over het waarom van het lopen, maar wel over de impact van lopen op alle aspecten van uw leven.

Deze maand zal het twee jaar geleden zijn dat ik begonnen ben met lopen. In het begin verliep dat redelijk rustig, ’s avonds een half uurtje gaan lopen en in het weekend wat langer, maar al gauw werd dat een uurtje, en soms zelfs anderhalf uur. Toen we vorig jaar voor drie maanden naar Seattle trokken, liep ik voor het eerst met een heus schema, dat ik uit de Amerikaanse Runner’s World had gehaald. Mijn conditie ging –ondanks een eerder lange winterstop– zienderogen vooruit. Seattle was bovendien een schitterende plaats om te trainen. Wij zaten op Capitol Hill, en zoals de naam laat vermoeden, zat dat vol hellingen. De tijd die ik in dat lopen stak, nam ook verhoudingsgewijs toe.

Terug in Gent werd het nog erger. Ik zou niet voor snelheid, maar voor afstand gaan. 10 kilometer was het minimum, de gemiddelde lange afstand werd 17 kilometer, met pieken tot 35 kilometer. Met omkleden en douchen bij, spendeerde ik al gauw gemiddeld twee uur per dag aan mijn training, vijf dagen per week. Dit was mijn doelschema geworden: The Ultimate Ultramarathon Training Plan.

“Ge moogt minstens drie, maar eerder zés, weken niet lopen”, wist de dokter in het UZ mij vanmiddag te vertellen. Ik sukkelde al langer met mijn knie, en vanochtend moest ik –een absoluut unicum in twee jaar– na één toertje rond de Watersportbaan mijn plan om er drie te lopen, laten varen. Mijn knie wou niet mee.

“Zoals ge mij vertelt, en ik hier zelf kan constateren,” werd mij uitgelegd, “is dit een typisch verhaal van overbelasting.” En er werd mij aangeraden om toch maar eens op de loopband gaan staan in de sportafdeling om te zien hoe het er biomechanisch aan toe gaat.

En dus mag ik achtereenvolgens de 10km van Gent (ik was reeds ingeschreven), en 20km van Brussel (ik was reeds ingeschreven) op mijn buik schrijven. Fietsen mag ook niet. Alleen zwemmen mag nog (en daar begonnen Henri’s ogen te blinken –hij vraagt al lang om met mij te gaan zwemmen).

Grmbl.

Migraine

Zucht. Ik heb migraine. Gisteren heb ik nog net een paar zaken (niet helemaal) kunnen afwerken, en dan diende ik mij kermend op mijn bed te leggen. Tunnel vision, misselijkheid, afkeer van licht en geluid, maar vooral een allesvernietigende hoofdpijn. Had ik maar een ijspik in de buurt, dacht ik even, dat ik ze door mijn linkerslaap kan duwen om het te laten ophouden. Zo’n soort hoofdpijn dus, waarbij ge niet weet waar te kruipen.

Migraine

Nog goed dat zoiets niet te lang duurt bij mij, en dat ik vanochtend mocht wakker worden met mijn hoofd op een gesmolten diepvrieszak ijsblokskes. Snel gaan ontbijten in het centrum, gewacht tot Tessa en Henri klaar waren met boodschappen, gelunched in Vooruit, en ik denk dat ik nu terug op mijn bed ga liggen. Morgen heb ik immers een loopwedstrijd (in Bottelare), gevolgd door culinaire amusementen.

Stiftjes

“Ge gaat dat toch niet op uwen weblog zetten,” vroeg Tessa ontzet terwijl ik de badkamer in trok. Om eerlijk te zijn, was het deze keer totaal niet in mij opgekomen.

“Hm,” dacht ik, “misschien kan ik er één of ander heroïsch verhaal aan ophangen…”

Ex-tand

Toen ik mijn vulling voor de derde keer in even zoveel jaar tijdens het eten aan gruzelementen had gekauwd, wist mijn tandarts mij bij een vorig bezoek te vertellen: “dat geeft niet jong, we zullen er een stifttand in steken. Eind april, past dat voor u?”

Daarnet was hij iets minder bemoedigend. “Oei. Daar zie ik iets dat mij niet zo aanstaat.” Mijn tand was aan het rotten geslagen, en er zat een cyste op. “Ik vrees dat ik dat ga moeten trekken. Het heeft geen zin dat ik daar een kroon op steek van 600 euro, en dat die binnen een half jaar eruit valt omdat ook de rest van uw tand om zeep is.”

Ex-tand Ex-tand

“Natuurlijk moogt ge die meenemen. Maar die cyste moet ik wel naar het labo sturen. Niets om u zorgen om te maken, we doen dat altijd.”

Na veel wrikken en wringen zijn de wortels eruit. Miljaar die mens heeft daar nogal wat kracht op moeten zetten. Ik was al blij dat het boeltje verdoofd was.

“Ziezo. Nu nog wat draadjes steken…”

Schlafvergnügen

Vroeger sliep ik als een os. Een tram die voor de deur ontspoorde en een ganse straat geparkeerde wagens opvrat konden mijn slaap niet verstoren. Sinds dit jaar wordt mijn Schlafvergnügen echter beperkt. Ik weet niet waarom, maar mijn interne wekker zegt na zes uur slaap dat het welletjes geweest is. Het maak niet uit wanneer ik in bed kruip, of dat nu 20, 21, 22, 23, 00, 01, of 02u mag wezen: prompt zes uur later is het uit met de slaap. Voeg daar overigens gerust aan toe dat ik meermaals per nacht wakker word.

“Ga eens naar een dokter”, suggereert mijn doktertje. Mja, denk ik, dan kan ik meteen ook mijn knie, mijn rug, mijn aften, mijn darmen, mijn gehoor en nog wel wat laten nakijken. Dan raak ik geheid niet meer uit dat U.Z. weg.

“Misschien zijt ge niet actief genoeg”, proest ze het uit. “Ha ja hé papa,” vult de zoon aan, “misschien moet ge ook nog beginnen zwemmen. Dan kunt ge voor een triatlon trainen.”

Grapjassen. Waarschijnlijk eet ik gewoon teveel suikers, met al die taarten ook altijd…

Ziektevrees

Het zal een beetje een weinig schadelijke mengeling zijn van hypochondrie, smetvrees en angststoornis. Niemand wordt graag ziek, maar ik ga soms wel redelijk ver om ziekte te vermijden. Dit is het seizoen bij uitstek waarin dergelijke ziekten zich manifesteren: verkoudheiden, angina’s, griepepidemieën en meer van dat fraais. Wie niet bedlegerig is gaat werken, en werkt op die manier natuurlijk de verspreiding in de hand. Het openbaar vervoer en de werkplaats zijn dan ook met stip de grootste broeihaarden voor bacteriën en virussen allerhande. In Seattle hadden ze daar een goed systeem voor: wie bepaalde symptomen vertoont, komt niet werken (er was een zelfs dagelijkse test voorzien).

Twee zo’n zieken lopen hier rond, met hoestbuien die het huis op zijn grondvesten laat daveren. Ik zet zoveel mogelijk ramen open om te verluchten, en heb nog net geen maskertje aan. En tot overmaat van de ramp zijn mijn vitaminepillen van Madison Market op. Dringend tijd dat we eens naar Seattle terugkeren. En anders heb ik nog wel wat excusen.

helemaal genezen

De wekelijkse persconferentie van het Gentse Stadsbestuur had –uitzonderlijk– gisteren plaats, niet vandaag, zo wist de vriendelijke concierge van het stadhuis mij te vertellen. Ik kwam toen van de Mokabon, want in de Coffee Lounge, waar ik een prepersconferentiekoffie nuttig was er een trouwfeest aan de gang. (De Mokabon is voor de postpersconferentiekoffie. En om de voorraad verse bonen aan te vullen.) Mijn griep mag dan wel over zijn, helemaal gezond ben ik nog niet. In mijn hoofd is het momenteel nog ijler dan de lucht op K2. Meer dan genoeg factoren om mij helemaal het noorden te doen kwijtraken.

Het voelt als een roes, maar dan een ongemakkelijke, met een lichte zweem van misselijkheid als een voorbode van een kater. Ik herinner mij de plaatsen die ik daarnet heb bezocht en de mensen die ik heb gezien. Ik zie nog steeds de verrassing op de gezichten van de mensen in de Mokabon toen de tafel waar ik aan had plaatsgenomen acht centimeter de lucht in ging, om vervolgens onder luid protesterend gerinkel van de koffietassen terug op de vloer neer te smakken, toen ik aanstalten maakte om naar de persconferentie –die uiteindelijk dus niet plaastvond– door te gaan. Ik heb getwijfeld om een citruspers te kopen, maar vond twintig procent korting niet genoeg. Ik ben uit gewoonte de Bilbo binnen gestapt, en weet dat ik vriendelijk heb geglimlacht naar de immer sympathieke blonde verkoopster –die bovendien steevast een glimlach terugschenkt. Ik heb een koffie –dubbele espresso– gekregen van C. in Vooruit, en twee voorbeluistercd’s die ik later vandaag aan mijn cd-speler ga voeden. En ik heb de wekelijkse Donald Duck voor Henri meegebracht.

Maar ik denk dat ik nu toch nog even terug in mijn bed ga kruipen.

Tessa was ziek

Enfin, de titel van dit stukje was oorspronkelijk “Lemon-Drenched Lemon Cake“, en ik was half van plan om dat vorige week te maken, omdat Tessa toen ziek was, en een beetje comfort food wel kon gebruiken. Ja, iets met citroen is wel degelijk haar idee van comfort food. Ze is een paar dagen thuis gebleven, maar vertrok op een ochtend vastberaden maar een beetje pips naar het werk –enkel om in de vroege namiddag terug aan de deur te staan. En toen wou ik die cake bakken.

Ondertussen ben ik zelf ziek, van migraine naar iets wat nog steeds in mijn hoofd en maag zit, en de gedachte aan voedsel is nog steeds niet heel erm… comforting. Vanavond is er bovendien, wat bezwangerd is met de belofte om een geslaagd concert te worden in Mineral Jazzclub, met Mógil (en achteraf Bang!). Niet te missen volgens mij (5 euro is echt wel een koopje), en ik ga nog zien of ik er mij zelf heen kan slepen.

migraine

Gisteren nog, ben ik van Westende naar huis teruggekeerd. Ik ben er niet eens 24 uur verbleven, maar ik voelde mij met de moment zieker worden. Mijn boek was uit, mijn krant gelezen, en ik zag het niet zitten om buiten lange wandelingen te ondernemen. Dus ben ik maar alleen terug huiswaarts gekeerd –de zee doet wonderen voor de ademhaling van Tessa en Henri.

Zelf heb ik vanmiddag de ziel uit mijn lijf gekotst, in de vorm van de frambozen, appels, en het stuk perentaart dat ik mij vanochtend als ontbijt had genomen. Al was er van vorm niet veel sprake meer.

De rest van de dag heb ik zieltogend in bed doorgebracht, vergeefs proberend de slaap te vatten, en zoveel mogelijk trachtend het weinig water dat ik tot mij nam ook in mijn lijf te houden. Rond vier uur kwamen Tessa en Henri thuis –daarmee mijn record verbrekend van de dag voordien. Zij deden er iets meer dan drie uur over om met het openbaar vervoer naar huis te komen, ik daags voordien net geen drie uur.

Ik blijf in bed, en dank de voorzienigheid dat ik de grendel niet voor de voordeur heb geschoven, zodat Tessa en Henri zonder mijn interventie binnen kunnen. (Geen Opatuur voor mij vanavond. Helaas.)

overvol

Dokter Immuno / Hemato

Een goed gevulde Aula (in de Volderstraat in Gent), dat ziet eruit zoals op de bovenstaande foto. En dat figuurke aan diene pupiter, dat is mijn doktertje. Al die mensen waren voor haar naar de Aula afgezakt, om haar een twee uur durende lezing te horen geven over Transplantatie- en tumorimmunologie (in het kader van de Wetenschappelijke Nascholing van de Universiteit Gent). Allez ik lieg een beetje, want ze staan er niet allemaal op. Er waren zo’n zeshonderd mensen ingeschreven, en de capaciteit van de aula is begrensd tot 400, waardoor haar presentatie live werd gestreamd naar een aanpalende kamer waar nog eens 200 mensen binnen konden. Uh-huh. Mijn doktertje!

Ze werd ingeleid door em. prof. dr. R. Van Eenoo, de voorzitter van het organisatiecomité, en ik onderging met gepaste trots de lofzang die niet eens over mij werd uitgesproken. Het was een verschrikkelijk grote hoeveelheid stof die werd gebracht, maar ik heb die materie nog nooit zo helder en duidelijk weten gebracht worden. Zelfs ik kon volgen.