het begint korten

Twee weken zal zowat een gemiddelde vakantie zijn. Dat denk ik tenminste, want wij zijn de laatste tien of zo jaren eigenlijk niet echt meer op vakantie geweest –een congresje hier en daar meepikken zat er wel bij, of een snoepreisje van een paar dagen, of die ene grote reis vorig jaar. Ook nu was het niet echt vakantie. Zeker niet voor Tessa, en met al dat schoolwerk eigenlijk ook niet voor Henri (mijn leven is één grote vakantie, dus ik laat mezelf wijselijk buiten beschouwing). Euh, waar zat ik?

Juist: dit verblijf nadert de eindmeet, al is die dus nog zo’n gemiddelde vakantie ver. Het begint hier stilletjesaan te kriebelen, vooral bij Henri en mijzelf dan, want Tessa amuseert zich hier te pletter. (Ze werkt zich ook te pletter, maar die twee kunnen best samengaan –zoals u hopelijk zelf al hebt ervaren.) Zo’n verlengd verblijf heeft vele voordelen: het scherpt de band met de Heimat en het verlangen naar de vele mensen die ge daar hebt achtergelaten; het laat u toe uw vooroordelen t.o.v. den vreemde te toetsen aan de praktijk; het laat u eigenlijk al die materiële toestanden nog veel meer relativeren dan voorheen.

Al heb ik mij –materialistischgewijs– niet meteen ingehouden. Hoe gaan we al die boeken terug mee naar huis nemen, vragen we ons nu al geruime tijd af. Vandaag hebben we bovendien nog aan de stapel toegevoegd. Niet alleen heb ik nog meer boeken gevonden in de Borders dan voorheen, we hebben ook een minuscuul tweedehands-boekenwinkeltje ontdekt (gelukkig hebben we dat pas nu ontdekt, bedenk ik zo plots).

“In een valies, kieken”, hoor ik u brommen. En hoewel ik ervan overtuigd ben dat er waarschijnlijk plaats genoeg is, in onze valiezen, heeft zo’n valies van de luchtvaartmaatschappij een maximum toegelaten gewicht meegekregen. Misschien dat we ons nog een klein maar stevig carry-on model aanschaffen, waarin we een groot deel van boeken kunnen wegmoffelen. We zien wel.

Vandaag ben ik overigens voor de tweede keer naar een film gaan kijken. Vorige week hadden we met zijn allen –en een paar collega’s van Tessa– de nieuwe Indiana Jones bekeken (de bespreking verschijnt eerstdaags bij Het Project, en nadien ook hier); vandaag ben ik –terwijl zoon en wederhelft gingen shoppen– alleen naar The Happening gaan kijken (ook daarvan volgt een verslag). Na twee maanden abstinentie kon ik het niet meer houden, en nu heb ik de smaak dan ook weer goed te pakken gekregen. Binnen de kortste keren ga ik ook naar The Hulk en hopelijk ook The Strangers en misschien zelfs Iron Man (die eerste twee zijn nog niet uit in België, ik weet het).

Enfin, het loopt op zijn einde, maar daarom gaan we nog niet bij de pakken zitten. En we moeten nog steeds naar dat aquarium. Begin volgende week! Zeker weten.

vaderdag

father's day

(Rolleiflex FX 80mm f/2.8, Fuji Reala, 100ASA)

De Amerikaanders houden pas deze zondag vaderdag, vandaar leek het mij passend om nog even de rozen die ik vorige week had gekregen, op dit blog te plaatsen.

kijk, mist!

it sprays mist!

(Rolleiflex FX 80mm f/2.8, Fuji Reala, 100ASA)

“Papa, de zon heeft vandaag wel geschenen hé!”, verklaarde Henri daarnet. In het anderhalf uurtje voor zonsondergang, kwam de zon inderdaad van achter de wolken piepen. Misschien krijgt de lokale weerman toch gelijk, en gaan we een zonnig weekend tegemoet.

“Inderdaad jongen. Eventjes toch”, bevestigde ik hem.

“En als de zon schijnt, dan moeten we van Kirby de planten op het terras water geven”, voegde hij er met twinkeloogjes aan toe.

“Erm, ja jongen, Kirby heeft dat inderdaad gevraagd. Doe maar gerust”, moedigde ik hem enigszins verstrooid en zonder argwaan vanuit mijn boek aan.

it sprays mist! it sprays mist!

Colder than Siberia!

we're in Seattle, baby!

Colder than Siberia, blokletterde de Seattle Times gisterenochted op de voorpagina. 58°F (14°C) in Seattle, Washington vs 61°F (16°C) in Tomsk, Siberië. De temperatuur heeft de voorbije twee weken nog geen enkele keer de 20°C gehaald (en de weken daarvoor slechts heel uitzonderlijk). En u dacht dat ik overdreef wat dat slechte weer betrof?!

Zie ook de Foto van de Dag bij Gentblogt.

Your email. I has recievd it. (*)

“Yo!” en dan “Hey!”, floot een van die wandelende clichés me nog net niet toe vanop een schavot. “Excuse me, Sir!”

Ik keek de stelling op. Een voorman keek –min of meer– dreigend naar beneden, en Henri verstijfde helemaal naast mij. “Damn,” dacht ik, “ik zal hier niet mogen lopen zeker?” Ze zijn hier redelijk anaal wat betreft veiligheidsvoorschriften. Niet dat ik dat daarom noodzakelijk afkeur.

Hey,” riep ik vriendelijk terug, “how are you doin’?“, net op tijd de Joey-intonatie inslikkend.

Excuse me, Sir, but are you the one who sent us the e-mail?” Het donderde van de stelling af. Wat er ook in die e-mail stond, het zal niet zo positief geweest zijn. “About the sidewalk bein’ closed?” Naast hem stond een arbeider met Freddie Mercury-snor (echt waar, ik zweer het).

Sorry man, wasn’t me“, zong ik vrolijk naar boven. (“Niet dude zeggen, vooral niet dude zeggen”, herhaalde ik binnenshoofds.)

‘Cause he said something about his daughter and safety, and I see the two of you…

Daughter? “Err, well, he may have long hair, but he’s still my son, last time I looked“, riep ik terug in een poging grappig te zijn.

Hij wist niet meer waar kijken. “Ow. Oh! Gee. I’m sorry Sir! Must be a mistake then. Sorry again! Have a nice day, Sir!

a little kiss

(Rolleiflex FX 80mm f/2.8, Fuji PRO400H, 400ASA)

(*) U kent I can has cheezburger toch al?

choco

Voor ge weer uw kleren uit doet, waarschuw ik Tessa als ze van haar werk thuiskomt, moet ge weten dat er mannen op het dak zitten. De hele dag al –of toch op zijn minst sinds we van Capitol Hill 60 Minutes Photo zijn teruggekomen– kruipen er mannen op het dak van ons huis. Vanochtend miezelde het, en toen ik hun bezwoer voorzichtig te zijn, wees de stoerste naar zijn kruis en antwoordde: “not to worry, we’ve got a harness, and anyway, he’s going to belay me“. En voorwaar de man was getuigd in een veiligheidsharnas voor bergbeklimmers. Niet veel later kledderden alle goten van het huis naar beneden en daarna sleepten ze nieuw materiaal naar boven en hoorden wij het ritmisch gedraai van elektrische schroevendraaiers.

Zoals verzocht hield Tessa haar kleren aan. De mannen waren toen nochtans al lang van het dak weg –van de vakbond mogen ze niet langer dan tot 17u werken– maar op één of andere manier vond ik het grappig om dat alsnog voor haar verzwegen te houden. Samen met Henri sloeg ik haar verwoedde pogingen gade om een glimps van de YMCA-mannen(*) op te vangen.

Wat doet een mens overigens, als de Nutella op is, het buiten miezelt, en hij geen zin meer heeft om nog eens het huis te verlaten? Juist, hij maakt zelf chocopasta. Zonder noten weliswaar, want die hebben we niet in huis, en als we daarvoor het huis moesten verlaten, konden we evengoed meteen choco gaan kopen.

Smelt wat chocolade, smelt er wat boter bij, klop er één eigeel door, en vouw er –afzonderlijk stijf geklopt– twee eiwitten onder. Laat al dan niet afkoelen, et voilà: chocopasta. De overschot bewaart u in de ijskast tot de volgende dag –bonuspunten als dát lukt– een beetje zoals met versgemaakte mayonaise(**).

choco

Totdaar mijn dag in a nutshell. Morgen gaan we naar het aquarium, denk ik. Of het moet zijn dat het stortregent. Al zou mij dat erg verbazen, met de huidige hittegolf.

(*) Ik bedoel maar, dit is Seattle, gay capital of the USA –misschien op het San Francisco van de jaren 70 na– en van elk cliché loopt hier wel minstens één verpersoonlijking rond.

(**) Ook al zo eenvoudig. Eén eigeel (of twee, als u insisteert), een toefje mosterd, een vlekje zout, flink dik kloppen. Stilletjes olie bij gieten, blijven kloppen, en als het dik genoeg is, mag u stoppen. Afwerken door er een weinig azijn aan toe te voegen. De rest (bieslook, extra mosterd, kappertjes, pijpajuintjes, peterselie, …) vult u zelf maar aan.

All Creatures Great and Small (*)

Ondertussen raken we ook bekend met de Seattle fauna.

Zo zijn er de duiven, die van ons terras een broedplaats hadden gemaakt toen wij dachten er tijdens die paar zonnige dagen zelf bezit van te nemen. En die boven ons hoofd op het dak heen en weer t(r)ippelen, de mannetjes ijverig koerend naar de vrouwtjes, alsof één broedmoment tijdens de lente niet volstaat. Abstinentie is duidelijk niet in, bij de duiven.

En de raven, de raven! Elke ochtend, stipt om vijf, lijken wij verdwaald in dé scene van The Birds. De eerste keer dat het fenomeen zich voordeed werd ik wakker met volle overtuiging Tippi Hedren naast mij in bed te vinden. Met ganse hopen dalen de pikzwarte ondingen neder op de paar vierkante meters naast ons slaapkamerraam, waarvan het glas vanzelfsprekend enkel is. Vechtend om een brok eten, om elkaar, om de zon, om de lucht, … wie zal het zeggen. Maar een hels kabaal maken ze daarbij, waarbij elke alarmklok een schriel isomogepiep lijkt.

they're everywhere

(Rolleiflex FX 80mm f/2.8, Fuji Reala, 100ASA)

Het talrijkst vertegenwoordigd zijn evenwel de eekhoorns, en die zijn stil. Maar ze zitten overal. In de bomen, op de grond, én daartussen. Zelfs op het terras tussen de duiven, onder ons slaapkamervenster tussen de kraaien, op het dak, en in de nieuwe banner op dit blog. Meestal zijn ze heel schuw, maar van ons gescheiden door het glas van de terrasdeuren, durven ze al eens wat dichterbij te komen.

we're in seattle, babyDie squirrel zit hier weer, dacht ik dan ook, toen ik gisterenavond in mijn linkerooghoek beweging zag. Een dikke staart zat in één van de plantenbakken op het terras te woelen, maar toen ik met beide ogen keek, herpakte ik mij. Oh nee, het is een dikke kat. En toen draaide die kat zich om, en keek ik in de gemaskerde ogen van een racoon. Ook dat zit hier dus, en het beest leek minder verlegen dan zo’n eekhoorn. Hij bleef ons rustig aanstaren toen ik wijd gesticulerend Tessa van achter haar computer wegriep, maar spurtte eerst naar links, en dan nog sneller naar rechts toen ik de terrasdeur –nochtans voorzichtig– opende. Het was iets te donker, en de lichtgevoeligheid op mijn digitale camera stond iets te laag, maar neemt u het van mij aan: hij stond daar, pal in het midden van de foto hier rechtsboven. Alleen niet lang genoeg. Jammer, want het was een hele mooie.

(*) Wie herinnert zich nog de tv reeks?

zonovergoten

Al is bovenstaande titel niet meteen een letterlijke omschrijving van de voorbije dag. Ik weet het, u bent het beu van mij over het weer te horen kankeren, en ik kan daar begrip voor opbrengen. U bent het waarschijnlijk net zo beu, als ik het weer zelf. Oops, I did it again.

Zoals op onderstaande foto’s zag het er vorige week nog uit. Zondag, of maandag, of vrijdag –ik zou het moeten weten, want zoveel zonnige dagen hebben we hier nu ook weer niet. Euh, laat ik opnieuw beginnen.

evening sun

(Rolleiflex FX 80mm f/2.8, Fuji Reala, 100ASA)

Een waardevolle suggestie, van de naamgenoot van mijn zoon. Ik laat Henri inderdaad wel eens alleen –soms zelfs meer dan een uur aan een stuk– wanneer ik ’s ochtends ga lopen bijvoorbeeld, of als ik alleen boodschappen haal in de vlakbij gelegen Madison Market en de snotneus geen zin heeft om mee te gaan. Geen nood, ik geef hem ondertussen wel extra oefeneningen wiskunde als bezigheidstherapie.

Maar zonder hem een (regen)vest kopen, dat doe ik niet. Ik herinner mij dat mijn moeder dat ooit eens, ergens in mijn lang vervlogen puberteit, heeft geprobeerd, en ik heb het betreffende kledingstuk toen nooit meer aangedaan –behalve die ene keer om te passen en tegelijkertijd te constateren dat het ofwel veel te groot ofwel veel te klein was. Sindsdien sleurde ze mij altijd mee om verse kleding.

Zo ook voor Henri. Niet alleen zou ik totaal verdwaasd in die winkel ronddwalen, ik zou bovendien niet weten welke maat ik voor hem zou moeten meebrengen. In België lukt dat nog, daar kunt ge kopen op leeftijd. Maar dat klopt ook niet helemaal, want niemand met een kind van een bepaalde leeftijd koopt de kledij die volgens het etiket in het kledingsstuk voor het betreffende kind zijn leeftijd zou moeten passen. Minstens één, beter nog twee jaar groter kopen!

In Amerika hebben ze dan bovendien nog serieus rare maten: Tessa bracht voor mij drie onderlijvekes mee van Target, een tijdje geleden. “Medium was het kleinste wat ze hadden, small bestaat zelfs niet zei een verkoopster.” Toen ik er eentje gepast had, vroeg ik haar waarom ze niet meteen een écht slaapkleed voor haarzelf had gekocht.

Dus u begrijpt hopelijk dat ik zonder het pasmodel in kwestie geen kledij koop, niet thuis, laat staan in den vreemde.

solar ring

(Rolleiflex FX 80mm f/2.8, Fuji Reala, 100ASA)

Er was overigens niks beschikbaar in de Gap. Het was allemaal zomerkledij wat in de rekken lag. Ze zijn hier overigens nog zotter dan in Gent. Het is zomer –enfin, bijna toch– zo ziet ge ze denken, en ze kleden zich navenant. Ondergetekende loopt in tussenseizoensvest met sjaal en muts –het is hier maar 9°C– naast de onbezorgde Seattelites in tshirt en korte broek en bijpassende zonnebril, olijk onder de grijsbewolkte hemel waar elk moment regen kan uit vallen.

Damn, en nu ben ik toch over het weer herbegonnen.

eindtoetsen

“Ik ben zenuwachtiger dan gij, denk ik”, verzucht ik als ik hem de bladen voor zijn examen geef. Gisteren heb ik hem de eindtoets spelling afgenomen, die hij foutloos heeft afgelegd. “Vergeet de spellingafspraken niet”, zei ik hem nog, “en dan vooral die eerste hé. Wat was die alweer?”

“Ik luister naar wat ik schrijf”, volgde onmiddellijk.

Ik had er tijdens de lessen een groot spel van gemaakt, omdat hij soms te vlug over iets heen gaat. “Dat wil dus ook zeggen,” had ik hem toen op het hart gedrukt, “dat ge uw woordje moet herlezen, als ge het opgeschreven hebt. En niet herlezen zoals ge het van mij gehoord hebt, maar zoals ge het zelf opgeschreven hebt!” En dat heeft blijkbaar toch geholpen.

zen

(Rolleiflex FX 80mm f/2.8, Fuji Reala, 100ASA)

Nu is hij bezig met wiskunde. En ik moet mijzelf allerlei bezigheden geven om mijn eigen zenuwen te onderdrukken.

“Goed lezen wat er staat,” had ik hem alweer gezegd, “zoals dat daar.”

Hij kijkt naar vraag 4 en leest: “vermeerder 400 met de helft van 200 is 500”. Het komt eruit in eenzelfde cadans, en zonder de minste aarzeling.

“Huh,” zeg ik verbaasd, “en ik zeg net dat ge goed moet lezen… euh, wacht.” Ik reken gauw uit, en doe daar onnoemelijk langer over dan de korte adem waarmee hij de zin –met de juiste uitkomst– heeft opgezegd. “Euh, ja, juist. ’t Zal wel lukken zeker?”

En als ik hem de bladen met de opgaven geef: “volgens de instructies mag ik ze allemaal voorlezen, die opgaven. Zoudt ge liever hebben dat ik dat doe?”

“Papaaa”, zucht hij, en in die zucht is de eerste helft van het eerste blad al correct ingevuld. Ik zwijg en ga de was opvouwen.