Every sperm is sacred

Een tijdje geleden ging ik naar een voordracht. Diezelfde, waarbij de spreker, een Vlaamse prof die momenteel doceert aan een Nederlandse universiteit in de Randstad, geconfronteerd werd met een generatiekloof. De voordracht maakte blijkbaar deel uit van een lessenpakket aan de universiteit, want er zaten behoorlijk wat studenten in zaal.

“Ook over masturbatie werd gerationaliseerd in de middeleeuwen”, zo klonk het vanuit het spreekgestoelte i. “Het zaad op de rotsen storten werd aanzien als een misdaad tegen de mensheid, tegen de Schepping eigenlijk.” Hij sprak schepping zo nadrukkelijk uit, dat het wel met hoofdletter moest geschreven zijn.

“Voilà!”, stiet de juffrouw, een paar stoelen van mij verwijderd, triomfantelijk uit in de richting van haar vriendje, onmiskenbaar implicerend dat de jongen iets te veel trainde met de pols. Net iets té luid natuurlijk, want het duurde een tijdje eer de zaal weer stil werd, en nog langer eer het rood geheel uit de wangen was verdwenen.

  1. “Every sperm is sacred”, voegde hij er nog aan toe. En toen er geen reactie kwam: “Monthy Python? Alweer niemand? The Meaning of Life?” [ wikipedia / youtube ]

Generatiekloof

“Wie kent Peter Ustinov niet”, vroeg de man verbouwereerd toen niemand lachte met de grap die hij zopas had gemaakt. Pinkish had Ustinov op het douaneformulier ingevuld bij de vraag naar zijn skin color toen hij de Verenigde Staten binnen vloog. “A simple white or black would have done, Sir“, had de beambte naar verluidt zuur geantwoord.

Even daarvoor had hij het gehad over de parafix van Napoleon, maar ook daar was geen reactie op gekomen. “Parafix? Napoleon? Merlina? Nee?”, stuurde hij de zaal in. “Echt niemand?”

“Quo vadis? Spartacus? Topkapi? Hercule Poirot?” Dat laatste werd gevolgd door een lichte verzuchting. “UNICEF ambassadeur?” Stilte. “Maar allez, zo oud ben ik nu toch ook niet!”

Waardeloos

Belg bezit gemiddeld 159.000 euro, zo kopte De Morgen dit weekend niet alleen haar katern De Financiële Morgen, maar ook op de voorpagina van de krant had de redactie een rood vakje voorzien met daarin die informatie. Non-informatie, kan u gerust stellen.

159.000 euro gemiddeld, dat is immers volgens de krant, 802,5 miljard euro ‘geld’ plus 901 miljard euro onroerend goed, gedeeld door een bevolking van 10,7 miljoen. Als uw vermogen beduidend lager uitkomt, vermeldt de krant er in het artikel nog bij, dan hoeft u zich niet meteen zorgen te maken. De statistieken geven niet aan hoe de rijkdom over de bevolking verdeeld is.

Duh. Double-duh. Lies, damned lies and statistics gaat hier zelfs niet op. Er zit geen enkele waarde in deze bewering. Niets. Nada. Noppes. Het cijfer beantwoordt aan geen enkele realiteit. Om het in perspectief te plaatsen, is deze kop even waardevol als Is prins Laurent dan toch de papa van Clément? (Ja, ik ben dat voorbeeld speciaal voor u gaan zoeken.)

Democratie, maar niet voor het volk

Plato vond het maar niks, beweerde Karl Popper in The Open Society and Its Enemies, te veronderstellen dat politiek voor het volk zou zijn. In zijn beroemdste werk De Staat i (ook bekend als De Republiek) wrijft Plato Socrates ii –volgens Popper– politiek-totallitaire sympathieën aan. Binnen de filosofie van Plato’s vormenleer iii, bevindt zich immers ook een ideale Staat die ten alle koste dient bewaakt te worden. Plato’s Staat wordt dan ook geleid door zich superieur voelende machthebbers, wat Popper ertoe aanzet het systeem te omschrijven als een gesloten maatschappij, iets wat hij ook Hegel en Marx verwijt.

In België leven we gelukkig in een democratie, waarin we democratische hulpmiddelen kunnen hanteren. Niet iedereen is daar even gelukkig om, maar het is wel het directe gevolg van ons politiek stelsel. Eén zo’n middel is het referendum. Walter Pauli licht het toe in De Morgen: Het wordt even te veel voor Marc Van Peel.

In januari 1991, bij het Eerste Burgermanifest, en in mei 1992, bij zijn Tweede Burgermanifest, lanceerde Guy Verhofstadt die idee: “Het referendum is onontbeerlijk om maatschappelijke problemen die door de bevolking worden aangevoeld dringend op de agenda te plaatsen.” En omdat Verhofstadt nu eenmaal Verhofstadt is, was er een ‘je signe et persiste’ in zijn Derde Burgermanifest, in september 1994: “Er is nood aan volksraadplegingen waarbij het beleid niet van bovenaf wordt gestuurd, maar van onderuit, met name vanuit de buurten, de wijken en de gemeenten.”

Een volksraadpleging is niet vrijblijvend. Ik heb het in deze niet noodzakelijk over een eventueel legale binding die zulks oproept, maar wel over de maatschappelijke en morele binding die onherroepelijk wordt uitgesproken bij het aanwenden van dit politieke hulpmiddel. Deze binding staat overigens los van de optie of u voor dan wel tegen het principe van een referendum bent.

De politieke machthebbers, die vanzelfsprekend het beste met u voor hebben zolang uw visie met de hunne overeenkomt, laten graag uitschijnen alsof uw mening ertoe doet. Zo’n referendum, denken ze, is een ideale manier om hun visie door het volk te laten bekrachtigen, maar dan ook alleen maar dat. Het resultaat doet er eigenlijk niet toe, het is de uitleg achteraf die telt. We kunnen zulks bijvoorbeeld constateren aan de hand van het gekronkel van Van Peel (Pauli geeft een heel mooie argumentatie), of aan ‘het laatste woord’ van het Gentse gemeentebestuur dat zonder al te veel poespas de keuze van de Gentenaren naast zich neerlegde bij het al dan niet bouwen van een ondergrondse parking op het Emile Braunplein of bij het kiezen van een ontwerp voor de Waalse Krook. Inspraak kan, maar niet te veel, verkondigde Gentse burgmeester Daniël Termont over dat laatste in De Standaard: Discussie oud circus laait weer op (26/03/2006)

[…] over sommige projecten moet je als stad beslissen. Het Centre Pompidou zou in Parijs nooit gebouwd zijn indien men de Parijzenaars inspraak had gegeven. Dat is misschien brutaal, maar op bepaalde ogenblikken moet je als bestuurder durven beslissen. We zullen het project zeker voorleggen aan de publieke opinie, maar we zullen zelf beslissen.

De argumentatie dat alleen mensen stemmen die rechtstreeks bij de vraag betrokken zijn, kan evenmin een aanleiding zijn om de dwingende band van de volksraadpleging door te hakken. Een referendum zou dan wel kunnen, maar als er te veel als vanzelfsprekend beschouwde stemmen van zich laten horen, dan komt men plots met het NIMBY-effect op de proppen. Verhofstadt mocht dan nog zo duidelijk stellen dat bij volksraadplegingen het beleid niet van bovenaf wordt gestuurd, maar van onderuit, met name vanuit de buurten, de wijken en de gemeenten, de buurt wordt graag monddood gehouden als hun visie niet overeenkomt met die welke de politieke machthebber voor ogen had. Op die manier trachtte Van Peel de uitslag van het Antwerpse referendum weg te redeneren, en op gelijkaardige manier wordt het verzet van de inwoners van de Gentse stationsbuurt iv weggehoond als zij bezwaren opperen tegen de geplande hoogbouw. Dat laatste voorbeeld betreft geen referendum, zo zult u stellen, en daar hebt u gelijk in. We hadden het hier echter niet uitsluitend over referenda, maar over democratie en inspraak van het volk.

Inspraak, zo stellen we dus, is enkel gewenst wanneer het overeen komt met de visie van de machthebber. Dat is werkbaar in een democratie, waarin de machthebbers worden verondersteld te zijn gekozen door dat volk. Wanneer die machthebbers zichzelf echter door hun eigen besluiteloosheid genoodzaakt zien bij het volk te rade te gaan, dan mag dat volk op zijn minst in ruil krijgen dat er met hun advies wordt rekening gehouden. Gelukkig heeft het Antwerpse stadsbestuur dat ingezien. Hopelijk doen ze dat in Gent de volgende keer ook.

  1. Het meest bekende stuk daaruit is de Allegorie van de grot, waarin Plato zijn visie uiteen zet over onze kennis van de realiteit
  2. Zoals u waarschijnlijk weet, zijn van Socrates geen geschriften bekend. Socrates is ons enkel bekend via secundaire bibliografie (m.a.w. doordat anderen over hem hebben geschreven), en daarbj is Plato onze belangrijkste bron. De Socratische paradox bestaat eruit dat we niet weten in welke mate Socrates in die secundaire werken gefictionaliseerd is.
  3. Realiteit is een weerspiegeling van geïdealiseerde voorstellingen, die we als mens trachten te bereiken –maar niet kunnen bereiken.
  4. Voor u mij wegredeneert: ik haal dit voorbeeld enkel aan omdat ik het ken, als feit dus, en niet als waardeoordeel.

Inquisitie van een gedachtesprong

Oei. Toen ik gisteren mijn apologie voor de herwaardering van de actieve werkzoekende medemens schreef, heb ik onbedoeld tegen een paar schenen geschopt. Er lijkt iets mis te zijn gelopen in de transmissie (van de boodschap van zender naar ontvanger). Mijn lange schrijven schept verwarring, of op zijn minst toch het zinnetje

Ik zou de vrijwilligers van Het Project als voorbeeld kunnen nemen.

Op zich een mooie zin; zelf ben ik nogal te vinden voor de impliciete negatie die in de syntaxis zit ingebouwd. Maar de context waarin hij werd gebruikt, stelt klaarblijkelijk problemen voor de interpretatie.

Het is vanzelfsprekend niet zo dat Gentblogt, gemelijk bekend als Het Project, zou bevolkt worden door werkzoekenden. Of werklozen. Laat het duidelijk geweten zijn, voor Gent én omstreken: Gentblogt wenst zich (bij monde van het bestuur en haar geweten) te distantiëren van elke mogelijke insinuatie daaromtrent i. Zoals het eloquent werd aangereikt (ik parafraseer): “bij Gentblogt krijgt niemand een uitkering en speelt niemand van journalistje.” Of het zou op geheel aleatorische wijze moeten gebeuren.

In mijn ijver een voorbeeld aan te brengen heb ik een paar gedachtesprongen gemaakt, die net iets te groot zijn gebleken. Het ware misschien minder verwarrend geweest indien ik had geschreven:

Ik zou het vrijwilligerswerk bij Het Project als voorbeeld kunnen nemen.

Helaas, ook dat kan nog steeds als ambigu worden opgevat. In bovenstaande zin kan, in de gedachtegang van de Gentblogt inquisitie (Nobody expects the — !), het –overigens geheel onbezoldigde– vrijwilligerswerk theoretisch nog steeds worden verwezenlijkt door werkzoekenden.

Wat is er misgelopen? Laat ons even de ganse paragraaf erbij halen:

Stel u tevens voor wat zoiets kan betekenen voor het verenigingsleven. Werkloos zijn is hard werken, is het artikel waarnaar ik in de eerste paragraaf verwees. De auteur is Paul Blondeel, sociaal pedagoog (nee, niet die dus) en het verscheen ergens in april in De Morgen (het opiniestuk kan u ook lezen via 6minutes business). Blondeel stevende daarmee niet af op een verheerlijking van zwartwerk, maar stelt: burgers die formeel werkloos zijn, zijn vaak ontzettend ondernemend en leveren waardevol ‘werk’ dat nooit zal stollen tot commercieel betaalbare arbeid. (Ik zou de vrijwilligers van Het Project als voorbeeld kunnen nemen.)

De sprong die ik maakte was de volgende:

Stel u tevens voor wat zoiets kan betekenen voor het verenigingsleven. [Daarin zijn gedreven mensen actief en die] leveren waardevol ‘werk’ dat nooit zal stollen tot commercieel betaalbare arbeid. (Ik zou de vrijwilligers van Het Project als voorbeeld kunnen nemen.)

Geïmpliceerd: er werken veel gedreven vrijwilligers bij Gentblogt, en die leveren –binnen de context van Gentblogt– waardevol ‘werk’ dat –binnen diezelfde context van Gentblogt– nooit zal stollen tot commercieel betaalbare arbeid.

Verder geïmpliceerd: stel u voor dat er zo’n paar gedreven maar thans verplicht passief gehouden werkzoekenden zouden kunnen meewerken aan een project zoals Gentblogt, dan zou dat meteen perspectieven kunnen ii bieden voor de vereniging.

Jawel, hij is wat groot voor sommigen, die sprong. Nog goed dat Michel, Steven en Ilse zich meteen op de kern van de zaak richtten in hun commentaar bij mijn apologie. Stel u voor: u had misschien kunnen veronderstellen dat er werkzoekenden ‘werken’ bij Gentblogt. Nee maar, serieus: stel u voor!

  1. Laat het meteen ook geweten zijn dat de reacties van die mensen helemaal niet representatief zijn voor de geest binnen Gentblogt. Laat mij ook stellen dat het cynisme in deze tekst geheel misplaatst is t.o.v. van de vele vrijwilligers die steeds opnieuw waardevol werk leveren, naast of bovenop hun dagtaak. Ik ben er evenwel van overtuigd dat zij wél in staat zijn deze tekst –en het voorbeeld in de vorige tekst– juist te kaderen.
  2. ‘Kunnen’, niet ‘moeten’, benadruk ik meteen –voor de inquisiteurs opnieuw bloed ruiken. Stel u voor dat zij alsnog worden verplicht samen te werken met werkzoekenden. De schande!

Werkloos werk

Al sinds april staat het begint van een artikel in de coulissen van dit weblog te drummen. Getiteld Werkloosheidsuitkering als subsidie was het geïnstigeerd door een artikel dat ik toen in de opiniepagina’s van De Morgen had gelezen. Ik haal het straks aan.

Een goede wind stuurde mij gisteren echter eerst richting Fons Leroy, gedelegeerd bestuurder van de VDAB –of toch richting diens weblog. Geen dopgeld, wel jobgeld!? luidt zijn post van 14 oktober, waarin hij een pleidooi houdt voor de heractivering van de werkzoekenden. Niet zomaar heractivering, maar om de werkzoekenden de mogelijkheid [te] bieden om actief te participeren in het arbeidsbeleid of hun opleidingsniveau te verhogen.

Uit de PDF (waarom geen echte blogpost?), haal ik even de slotparagraaf aan:

Het lijkt me […] wenselijk om de werkloosheidsverzekering zo in te richten dat ze werkzoekenden op een positieve manier aanmoedigt om zich her in te schakelen. Vandaag is de werkloosheidsreglementering nog te zeer gekenmerkt door negatieve vrijheidsbeperkingen. Als werkloze mag je zeker dit of dat niet doen. Je moet “passief” blijven. Voorbeelden hiervan zijn de beperkende mogelijkheden om terug te gaan studeren, bepaalde opleidingen te volgen, vrijwilligerswerk of semi-agorale arbeid te verrichten, een zelfstandige bedrijvigheid te combineren of op te starten, een instapopleiding aan te vatten, … Waarom krijgen werkzoekenden niet het recht om zelf op zoek te gaan naar een nieuwe job of opleiding met hun uitkering als tijdelijk of definitief rugzakje? Waarom kunnen uitkeringseenheden niet opgeslagen worden in een soort “werk-proton” waarmee de werkzoekenden zelf of eventueel met de hulp van publieke en private bemiddelaars hun kansen op de arbeidsmarkt kunnen aftoetsen of “openbreken”? Waarom de werkzoekenden niet zoals bij de Griekse “cartes d’emploi” de mogelijkheid bieden om zich in te kopen in een opleidings- of werkgelegenheidsprogramma? Of om samen met een aantal werkzoekenden een bedrijf of een sociaal economie-project op te starten? In diverse landen wordt er hier al mee geëxperimenteerd. waarom hier niet? Werkloosheidsuitkeringen worden dan echt werkuitkeringen.

Halleluja!

Wanneer u pakweg in het midden van uw (arbeidsactieve) levensloop uw werk kwijtspeelt, krijgt u op die manier de kans om (al dan niet opnieuw) een voltijdse opleiding aan de universiteit te volgen. Dit kan men koppelen aan bepaalde voorwaarden, zoals bijvoorbeeld het systeem van het leerkrediet. In het huidige systeem is dit niet mogelijk, tenzij de richting achteraf leidt tot het uitoefenen van een knelpuntberoep, of u expliciet de –jaarlijks herzienbare– toestemming krijgt van de RVA. Als u gaat voor een algemene opleiding zoals een richting uit de faculteit Letteren en Wijsbegeerte —Bachelor in de taal- en letterkunde – afstudeerrichting: Latijn – Grieks, ik zeg maar iets– is die kans (uiterst) gering.

Stel u tevens voor wat zoiets kan betekenen voor het verenigingsleven. Werkloos zijn is hard werken, is het artikel waarnaar ik in de eerste paragraaf verwees. De auteur is Paul Blondeel, sociaal pedagoog (nee, niet die dus) en het verscheen ergens in april in De Morgen (het opiniestuk kan u ook lezen via 6minutes business). Blondeel stevende daarmee niet af op een verheerlijking van zwartwerk, maar stelt: burgers die formeel werkloos zijn, zijn vaak ontzettend ondernemend en leveren waardevol ‘werk’ dat nooit zal stollen tot commercieel betaalbare arbeid. (Ik zou de vrijwilligers van Het Project als voorbeeld kunnen nemen.)

We kunnen het in die optiek bijna hebben over werk(loosheids)uitkering als verdoken subsidie. Want ook Blondeel laakte toen de verplichte “passivering” van de werkloze:

Mensen die deelnemen aan wijk- en buurtgerichte micro-initiatieven, doen dit steeds in volledige vrijwilligheid. Maar vrijwilligheid pakt in de praktijk heel anders uit: in naam van activering worden mensen met een leefloon opgelegd om een “zinvolle” dagbesteding te hebben. Omgekeerd mogen mensen die formeel “werkloos” zijn, niet al te vaak meedoen aan onbetaalde activiteiten – ze worden immers geacht ‘voltijds beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt’ en hun dagen volledig te slijten met het zoeken naar reeds bestaande loonarbeid…

We zouden, zo stelt Blondeel, moeten komen tot een juridische situatie waarin ‘leven buiten de loonarbeid’ gezien wordt als activiteit. Natuurlijk moeten een aantal controlemechanismen in het leven geroepen worden om misbruik tegen te gaan. Maar de huidige situatie van “passivering” onder het mom van verplichting tot het leveren van commercieel betaalbare arbeid, is moeilijk te verantwoorden binnen een maatschappij die beweert sociale cohesie na te streven, en waarbinnen kennis (en dus ook opleiding en bijscholing) zo’n cruciale rol speelt. Het potentieel ís (langs beide kanten) immers aanwezig. Het zou jammer zijn om het nog veel langer onbenut te laten.

Het hoogste goed

Gisteren haalde ik mijn amazon bestelling op uit het postkantoor. Met de fiets, nog een geluk, want het postkantoor bleek al een tijdje verhuisd van de Martelaarslaan naar de Kortrijksesteenweg. Mijn fiets is overigens een dikke tien jaar oud (als het niet ouder is), en heeft het grootste deel van die jaren doorgebracht in ons ‘kot’ achteraan. Midden september heb ik hem van stof en de kattenurine gereinigd, de banden opgepompt, en de ketting gesmeerd. Die banden zullen eens moeten vervangen worden, bedenk ik net, maar dat zal toch maar pas gebeuren als ik er minstens één lek rijd.

Er zaten voornamelijk boeken in dat amazon pakje, waaronder een aantal zaken uit die Penguin Great Ideas reeks, maar ook The Nicomachean Ethics van Aristoteles. In de titel Ethica Nicomachea verwijst Nicomachos naar Aristoteles’ zoon, die mogelijks het werk heeft geredigeerd ofwel gewoon het boek aan zich kreeg opgedragen. We spreken over de 4e eeuw BC(E); het hoeft dan ook niet te verwonderen dat het één en het ander daaromtrent is verloren gegaan.

De Nicomachea handelen over de deugdethiek van Aristoteles, waarin de man op zoek gaat naar het antwoord op de vraag: hoe moet men leven? Het boekje –284 bladzijden in de Engelse vertaling; 329 inclusief appendices en inleidingen– leest heel vlot, en is verrassend meeslepend. De meest bekende (Engelse) vertaling is mogelijks die van W. D. Ross uit 1908, maar in de Penguin Classics lees ik de vertaling door J. A. K. Thompson, herzien door Hugh Tredennick. Boek 1, hoofdstuk 2: The science that studies the supreme good for man is politics.

Presumably this [de wetenschap die het meeste het hoogste goed ambieert] would be the most authoritative and directive science. Clearly this description fits the science of politics; for it is political science that prescribes what subjects are to be taught in states, and which of these the different sections of the community are to learn and up to what point. We see also that under this science come those faculties which are most highly esteemed; e.g. the arts of war, of property management and of public speaking. But if politics makes use of the other sciences, and also lays down what we should do and from what we should refrain, its end must include theirs; and this end must be the good for man. For even if the good of the community coincides with that of the individual, it is clearly a greater and more perfect thing to achieve and preserve that of a community; for while it is desirable to secure what is good in the case of an individual, to do so in the case of a people or a state is something finer and more sublime.

Let wel, we zitten nog maar aan het begin van de Nicomachea. Niettemin kunnen we hier reeds kenmerken zien van een mogelijke oorzaak van het wantrouwen van de massa voor politiek. Zijn we er nog wel van overtuigd dat de politiek het beste voorheeft met de maatschappij? Of hebben politici eerder het beste voor met zichzelf? Wordt onze visie niet beïnvloed door het beeld dat de media schetst van zowel de maatschappij als van de machten die haar regeren? Hoe kan men de massa leren daarmee omgaan?

Mijn fiets lonkt, ik ga in het park op een bank, lekker warm ingeduffeld, wat verder lezen.

Hoofddoek

Referenties naar het dragen van de hoofddoek komen op twee plaatsen in de koran voor. Die koran leest overigens redelijk als een wettekst –hoewel het dat niet is– en werd geschreven (‘geopenbaard’) tussen ergens 610 en 632 (CE/AD). De tekst kan geïnterpreteerd worden, wat mij ook raadzaam lijkt gezien de evolutie die de mensheid sindsdien doorgemaakt heeft. Of denkt u nog steeds dat de aarde plat is?

Soera 24: Het Licht

[24:31] En zeg tot de gelovige vrouwen dat zij ook haar ogen neergeslagen houden en hun passies beheersen, en dat zij haar schoonheid niet tonen dan hetgeen ervan zichtbaar moet zijn, en dat zij haar hoofddoeken over haar boezem laten hangen, en dat zij haar schoonheid niet tonen behalve aan haar echtgenoot of haar vader of de vader van haar echtgenoot, of haar zonen of de zonen van haar echtgenoot, of haar broeders, of de zonen van haar broeders, of de zonen van haar zusters of haar vrouwen, of haar slaven, of zulke mannelijke bedienden die geen geslachtsdrang hebben, of de jonge kinderen die van de naaktheid van een vrouw niets afweten. En laat haar niet met haar voeten slaan, opdat hetgeen zij van haar schoonheid bedekken openbaar moge worden. En wendt u allen tezamen tot God, o gelovigen, opdat je moge slagen.

Soera 33: De Partijscharen

[33:59] O profeet! Zeg aan uw vrouwen en uw dochters en de vrouwen der gelovigen dat zij een gedeelte van haar omslagdoeken over haar (hoofd) laten hangen. Dit is beter, opdat zij mogen worden onderscheiden en niet lastig worden gevallen. En God is Vergevensgezind, Genadevol.

Een waarlijk interessant artikel stond er alweer in De Groene Amsterdammer. Pas geletterden grijpen niet onmiddellijk naar Flaubert (DGA 11/09/2009) vertelt over de paradox van de modernisering, of hoe religiositeit in Marokko zo kan opleven terwijl het land zichtbaar moderner wordt. Het artikel opent met een ontstaansgeschiedenis voor Soera 33:59, zoals beschreven in het boek Penser le Coran van Mahmoud Hussein (een collectief pseudoniem).

Cela se passait à Médine. Les femmes devaient sortir de la ville, à la tombée de la nuit, pour leurs besoins. Elles étaient alors souvent importunées par des voyous. Elles firent part de leur colère à leurs maris, qui en parlèrent à leur tour au Prophète. C’est à la suite de ces incidents que le verset coranique aurait été révélé à ce dernier. En revêtant un châle, les femmes musulmanes libres pouvaient se faire aisément reconnaître, et dès lors se faire respecter, même dans l’obscurité de la nuit (verset XXXII, 59) i.

Met andere woorden, de vrouwen werden lastig gevallen, hun echtgenoten spraken Mohammed daarover aan, en die raadde de vrouwen aan zich met een sjaal te tooien, zodat ze ook buiten de stadsmuren konden herkend worden als gelovige vrouwen –die dus niet door mannen mogen worden lastig gevallen, op straffe van dood. Penser le Coran gaat over de omstandigheden waarin de verzen van de koran werden opgetekend, en bevat achtergrondinformatie, zo menen de auteurs, waarzonder het onmogelijk is de juiste draagwijdte van de koran in te schatten.

Soera 24:30 is overigens ook best interessant: Zeg tot de gelovige mannen dat zij hun ogen neergeslagen houden en dat zij hun passies beheersen. Dat is reiner voor hen. Voorzeker, God is wel op de hoogte van hetgeen zij doen. M.a.w. we zouden kunnen stellen dat het eigenlijk de mannen zijn die hun hormonen niet onder controle kunnen houden, en er toch maar weer in slagen de verantwoordelijkheid op iemand anders afwentelen. ’t Is lang geleden dat ze The Accused nog eens op tv getoond hebben.

  1. Volgens het citaat en het artikel in DGA betreft het soera XXXII, 59. Volgens wikipedia en de site waarnaar wordt verwezen telt soera 32 slechts 30 paragrafen, maar vinden we het betreffende fragment wel terug in soera 33:59, wat ik hierboven heb geciteerd.

Hoe ik socialist werd

Komt hij eindelijk politiek uit de kast, vraagt u zich misschien af? Welnee, de titel van dit stukje is een vrije vertaling van een opstel van —alweer— die dekselse William Morris, How I Became a Socialist. Socialisme is al lang niet meer wat het geweest is, en dat was zelfs al het geval in 1894, toen Morris voor het eerst zijn tekst publiceerde.

But first, I will say what I mean by being a Socialist, since I am told that the word no longer expresses definitely and with certainty what it did ten years ago. Well, what I mean by Socialism is a condition of society in which there should be neither rich nor poor, neither master nor master’s man, neither idle nor overworked, neither brain-sick brain workers, nor heart-sick hand workers, in a word, in which all men would be living in equality of condition, and would manage their affairs unwastefully, and with the full consciousness that harm to one would mean harm to all—the realization at last of the meaning of the word COMMONWEALTH.

Voor goed begrip moet dit gekaderd worden in de rest van zijn schrijfsels/filosofie, waarin hij het heeft over o.a. de herwaardering van de ambachten (tegenwoordig zouden we al blij zijn met herwaardering van manuele arbeid), en hij van leer trekt tegen de zielloze consumptie. Allemaal zeer actueel, die zaken, denkt u maar aan de boeren die hun melk met verlies moeten verkopen, en de commerciële hegemonie van de grootwarenhuizen wat betreft de voedselmarkt.

Het begin van het echte modernisme, brengen filosofen zoals John Berger aan, kan gedeeltelijk teruggebracht worden to the moment when we no longer relied on animals for utility, and they were withdrawn from daily life except as ornaments. Het citaat komt uit The New Yorker, en is te vinden in een artikel getiteld The It Bird – The return of the back-yard chicken. Het artikel vertelt hoe het opnieuw modieus is geworden om kippen te houden, een gewoonte die ergens rond het midden van de vorige eeuw was verdwenen. Toegepast op het artikel, verwijst Berger in zijn citaat naar het moment waarop eieren beschikbaar komen in supermarkten, waardoor de noodzaak tot het houden van kippen verdween. In dezelfde reeks waarin het boekje van Morris verscheen (Penguin Great Ideas) is er ook eentje van Berger te vinden: Why Look at Animals? (Ik heb het meteen besteld.)

Vergezocht? Wat dacht u van het onderzoek waarin kinderen gevraagd wordt waar ze denken dat de melk vandaan komt? (Antwoord: uit de supermarkt –ze leggen de link niet meer tussen de koe en de melk.)

Socialisme is zoveel meer dan de werkgelegenheid –of erger: integratie– waar voortdurend de nadruk op wordt gelegd. Wat aan de maatschappij mogelijks ontbreekt is een waardensysteem, een raamwerk voor een moraliteit, een samenhang –al brengt deze laatste paragraaf mij voorlopig veel te ver, en moet ik mij daar eerst nog in verdiepen. (Met de kans mijzelf later tegen te spreken natuurlijk.)

Uit de context

Als je het moet hebben van politici die denken dat ze de wereld kunnen verbeteren door met iedereen een kopje thee te drinken, ben je echt ver van huis.

Het citaat komt uit De Groene Amsterdammer (in hun dossier De kloof tussen autochtoon en allochtoon), en is van Rita Verdonk, van de partij Trots op Nederland en ex-minister van Vreemdelingenzaken. Het kopje thee drinken verwijst naar Marius Job Cohen, burgemeester van Amsterdam, en lid van de PvdA, waartoe ook Verdonks gespreksgenoot, Lodewijk Asscher, behoort. Cohen is overtuigd dat praten werkt (gelijk KBC), we niet overhaast tewerk moeten gaan, en dat men dus beter eerst een kopje thee drinkt alvorens tot actie over te gaan. Hij wordt verweten dat hij een Een theedrinkende knuffelaar is, die altijd maar [wil] praten, theedrinken en op de lange baan schuiven. De softe Cohen staat geheel in tegenstelling tot de bikkelharde Verdonk, die wel eens wordt omschreven als IJzeren Rita (cfr. Margaret Thatcher).

Het theedrinken van Cohen verwijst voornamelijk naar de softe aanpak van het incident met de El Tawheed-moskee in Amsterdam, die in 2004 ervan werd verdacht (illegale) radicaal-islamitische informatie te verspreiden, en dat die moskee gesponsord werd door een Saoedische sjeik, lid van de Moslim Broederschap en in direct contact met Osama Bin Laden. Eén van die boeken was Fatwas of Muslim Women, dat o.a. de besnijdenis en mishandeling van vrouwen zou propageren. (Het onding is in een verschrikkelijk slechte Engelse vertaling te downloaden als u de titel in Google ingeeft.)