Unizo eist verbod op tabaksverkoop

(Tijd voor wat controversie!)

Unizo roept op om sigaretten te verbieden, zo schrijft De Standaard:

Als het rookverbod wordt uitgebreid tot cafés, roept de zelfstandigenorganisatie Unizo op om de verkoop van tabak te verbieden. ‘Het is het één of het ander’, zegt topman Luc Ardies.

De man beschikt over humor, dacht ik, maar nee, want in GVA is er geen twijfel meer mogelijk: dit is bittere ernst. Overal tabak verbieden als rookverbod wordt uitgebreid:

“Het is het één of het ander”, zegt topman Luc Ardies in Het Laatste Nieuws. “Je kan als overheid onmogelijk een rookverbod opleggen en tegelijk jaarlijks 1,8 miljard euro aan accijnzen op zak steken. Dat is hypocriet. Laat het duidelijk zijn dat wij tégen een rookverbod in cafés zijn, maar als het er toch komt, vinden we dat de overheid consequent moet zijn”, aldus de Unizo-baas.

De man is dus tegenstander van een rookverbod, en wil door zijn –ludiek bedoelde (?)– actie een vermeende absurditeit en hypocrisie van de voorgestelde regel aan de kaak stellen. Ja toch? Of meent hij het echt? Gaat Unizo ijveren voor een verbod op tabaksverkoop als er een rookverbod in cafés komt? De krantenwinkels (etc.) zullen tevreden zijn met het initiatief van hun puike ondernemersorganisatie.

Of is het toch humor? Meneer Ardies, uw boodschap is mij niet geheel duidelijk. Of toch: geld boven gezondheid! Als de ondernemers er maar goed van worden. Of heb ik het alweer verkeerd begrepen?

Many studies using objective measures of economic activity, such as sales taxes, have been done by Smoke Free Groups on the effect of smoke-free policies. The vast majority have found that there is no negative economic impact, with many finding that there may be some positive effects on local businesses. [bron]

Och kijk, ik bevind mij momenteel –zoals u waarschijnlijk wel weet– in Seattle. Die stad maakt deel uit van de staat Washington, die net zoals de staten New York, Connecticut, Maine, Delaware, and Massachusetts [bron], roken heeft verboden in restaurants en cafés. Rookwaren worden hier nog steeds verkocht en geconsummeerd, en de staat steekt nog steeds met evenveel gretigheid als voordien de accijnzen in zijn zak. Die ban gaat ver hoor: in de Zoo mag bijvoorbeeld ook niet gerookt worden –nee, ook niet buiten– en in het station ook niet. In België mag dat ook niet, alleen staat het perron dagelijks vol stomende egoïsten die niet alleen andermans gezondheid, maar ook de wet aan hun laars lappen. (U bent roker, beste zich aangesproken voelende lezer, ik weet het. En u steekt nooit een sigaret op als u op uw trein wacht. Ik weet het. Maar waarom voelt u zich dan aangesproken?)

Califonië is het meest vooruitstrevend:

There are now 35 states with some form of smoking ban on the books. In addition, some areas in California have recently begun making whole cities smoke-free, which would include every place except residential homes. More than 20 cities in California have passed park and beach smoking bans. [bron]

Maar ach, het werkt hoor, hier in Amerika. Rokers roken nog steeds (al is hun aantal sterk verminderd), en de restaurants en cafés hebben nog nooit zo vol gezeten. De kleren hangen de volgende dag niet vol rook, de longen blijven zuiver, en het bier smaakt naar bier en niet naar sigaretten.

Let it go, meneer Ardies. U spartelt als een vis op het droge. Of zijn dat uw rokerslongen die ik hoor reutelen?

dwarsligger

Hoeveel mensen, vraag ik mij af, hebben die Fenomenale Feminatheek van Boon al gezien? Alle 22.000 foto’s die zouden worden getoond.

Ik ben geen preuts man. Ik ben een fan van Boon. De Paradijsvogel was –tot grote verwondering maar even grote blijdschap van mijn professor– het onderwerp van mijn examenwerk voor Nederlandse Literatuur in de 1e Licentie Germaanse Talen; ik ben lid geweest van het L.P. Boon Genootschap waarvan de episodes van De Kantieke Schoolmeester het halfjaarlijks tijdschift voor de Boonstudie met gepaste trots mijn boekenkast sieren; ik heb de Boonspeech van Lanoye in Antwerpen gehoord toen hij hem voor de eerste keer bracht (de leden van het Genootschap waren zijn proefkonijn); ik heb een deel van mijn puberteit met Mieke Maaike gesleten; ik was geniepig trots op Boon toen ik leerde dat hij dat rode boekje had geschreven als reactie op zijn Multatuliprijs voor Daens. Boon was net zo’n grote held als de Ridder.

In de Knack lezen we dit:

Tal van andere mensen hebben hun onbegrip geuit over de schrapping van de expo ‘Fenomenale feminatheek’. Zo verklaart minister van Cultuur Bert Anciaux dat dit “heel oude, zelfs middeleeuwse politieke cultuur” is, “waar ik absoluut niet achter sta”.

Maar van Anciaux vermoed ik niet dat hij één letter Boon heeft gelezen, laat staan dat hij de feminatheek heeft gezien. Hoeveel mensen kennen Boon nog, en hoeveel mensen hebben al iets van hem gelezen, anders dan Daens of Mieke Maaike’s obscene jeugd?

Vergezeld van 21 preutse foto’s bloklettert De Morgen: De foto’s die de provincie Antwerpen verbood, en geen zinnig mens die begrip kan opbrengen voor dat verbod bij het zien van de zwart witte pin ups die recht uit een jaren 60 kalender lijken te zijn weggelopen.

In 2003 werd dan die Fenomenale Feminatheek uitgegeven, verpakt in een houten doosje, een editie die men aan de straatstenen niet kwijtraakte, en dat ik uiteindelijk spotgoedkoop in De Slegte heb kunnen op de kop tikken. Vanzelfsprekend bevinden zich niet alle 22.000 foto’s zich in dat kleine kistje. In het boekje staan een aantal prenten, voorzien van een inhoudsopgave en een indeling van het beeldmateriaal. Dertig jaar heeft de man zich ermee bezig gehouden, en zijn catalogus bestaat uit XXXI delen, gaande van Deel I Het Kindvrouwtje, over Deel XI De engeltjes, en Deel XXI Kom je mee in bed?, tot Deel XXXI Ontbloten der tieten. Ik citeer even de beschrijvingen bij delen III en IV:

Deel III
Het Lolita-kindje

Foto’s van naakte meisjes van hun achtste tot hun elfde levensjaar, die aantonen hoe heel wat kind-vrouwtjes zich reeds bewust zijn van het erotische belang dat zij in onze samenleving weldra zullen verkrijgen — of reeds bezitten. Door uitnodigende houding of door opschik, door het dragen der hoofdharen, en vooral het reeds verleidelijke van ogen en mond, mogen ze als lustobjekt beschouwd worden. Dat met regelmaat in alle landen speciale boekjes verschijnen, meestal ‘Lolita’ genoemd, waarin heel wat foto’s van acht- tot elfjarige meisjes zijn opgenomen — zelfbewust schaamteloos het splitje tonend — bewijst dat zij in de erotiek onzer samenleving reeds hun eigene en niet te onderschatten plaats hebben ingenomen.

Dit deel bevat dan:
1. reclames voor ‘Lolita’-boekjes
2. foto’s van meisjes die de puberteitsjaren nog niet bereikt hebben, maar reeds erotisch aangetooid zijn of met nadruk het kutje tonen
3. foto’s van tien- en elfjarige meisjes die met nog groter nadruk het kutje tonen, vooraan en achteraan gezien
4. het zeikende kleine meisje
5. het opentrekken van het kutje
6. het zich reeds bevredigende onvolwassen meisje… of dat doet alsof
7. zich erotisch vermaken met andere meisjes

Deel IV
Het Lolita-meisje

Foto’s van naakte meisjes van hun elfde tot hun vijftiende levensjaar. Bewust van hun rijpende geslacht tonen zij, door houding en opschik, door de zwellende tietjes en het reeds beboste kutje, hun ‘vrouw’-zijn.
Duidelijk manifesteren ze zich reeds als lustobjekt en eisen zij hun plaats in onze samenleving op.

Dit deel IV bestaat dan uit:
1. foto’s van vroegrijpe elf- en twaalfjarige Lolita’s
2. foto’s van twaalf-, dertien- en veertienjarige Lolita’s die met nadruk de reeds beboste omgeving van het kutje tonen
3. foto’s van Lolita’s die zich vingerend aan zelfbevrediging doen
4. foto’s van Lolita’s die zich met het vriendinnetje vermaken
5. foto’s van Lolita’s die bij de zelfbevrediging gebruikmaken van een of ander mannelijk derivaat

En dan vraag ik mij of ze niet vooral aan de foto’s die in bovenstaande delen passen hebben gedacht, daar in het verre Antwerpen, toen ze beslist hebben om de geplande tentoonstelling te annuleren.

Naar verluidt komt de tentoonstelling er wel, bij ons in Gent, en dan ben ik toch benieuwd of er daadwerkelijk foto’s in de collectie zitten die reden tot bezorgdheid geven. Of zal er achter de schermen toch een zekere vorm van censuur plaatsgrijpen waarvan u niet op de hoogte wordt gebracht? Want zeg nu zelf, u gaat op die tentoonstelling toch niet alle foto’s tellen, waarvan u niet eens weet of het er twintig dan wel tweeëntwintig of zelfs vierentwintig duizend zijn?

ik ben niet voor de hoofddoek, maar ik ben wel tegen het hoofddoekenverbod

Laat ik maar meteen een standpunt innemen, dacht ik, toen ik beslist had iets over de hoofddoekenproblematiek –want een problematiek is het wel degelijk– in Gent te schrijven. Dat mijn standpunt een citaat is van Caroline Gennez is een toeval, al vermoed ik dat onze stad opnieuw een beetje roder is geworden na de gemeenteraad van maandag 26 november. (Ik ben wel zeer aangenaam verrast door de houding van zuster Monica.)

Het recht om zelf uit te maken al dan niet een hoofddoek te dragen komt mij als zo fundamenteel over, dat ik u voor verdere argumentatie gewoon verwijs naar de kranten, die bol staan van –terecht– onbegrip voor de Gentse beslissing. Waarom ik er dan toch nog iets over schrijf? Ik geef u twee andere berichten uit de media, die op het eerste gezicht niets met het Gentse verbod hebben te maken.

De Mohammed-idiotie in Soedan. Voor wie de berichtgeving heeft gemist, Gillian Gibbons, een 54-jarige lerares heeft het aangedurft een teddybeer de naam Mohammed te geven. Ze werd voor dat feit prompt opgesloten, en ondertussen staan heelder drommen demonstranten, gewapend met schietgeweren en machetes, in Khartoem haar dood te eisen.

Wat? Was de sprong u te groot? We nemen even een tussenstap.

Na hoofddoek ook verbod op aidslintjes. Vandaag is het Wereldaidsdag. Zelfs voor het Antwerpse stadspersoneel, dat normaliter geen aids-solidariteitslintje mag dragen, met uitzondering van vandaag.

Er zijn nog veel zo’n tussenstapjes nodig, inderdaad, maar het is ook aan u om tijdig stop! te roepen. En het zou hier nooit zover komen, juist. Nobody expects the Spanish Inquisition.

Scheiding van kerk en staat betekent niet dat de staat (religieuze) symbolen moet (of mag!) verbieden, maar veeleer dat ze die niet mag opleggen. Een groot verschil, me dunkt. Maar euh, terwijl we bezig zijn zo strikt kerk en staat te scheiden, kunnen we dan maar meteen de CD&V afschaffen? Het verlost ons gelijk van de reeds 173 dagen durende Belgische vaudeville.

een heer in het verkeer

Vandaag moest ik in Antwerpen zijn. Merksem meer bepaald. Hoewel ik er al een paar keer was afgestegen, heb ik het toch eerst maar opnieuw opgezocht, niet alleen in viamichelin, maar ook in Google Maps, alwaar mij twee onafhakelijke keren werd bevestigd dat ja, ik wel degelijk “afrit 2 – Deinze” diende te nemen. Nog goed dat computers niet praten, of deze had haar geduld met mij verloren. “Mietje”, denkt ze me toe. (Vol haat, niet spottend.) “Een echte man rijdt liever verloren dan de weg te vragen.” En ik drink al geen Jupiler ook.

Op de heenweg was het kalm. Naarmate ik Antwerpen naderde, werd het verkeer wel wat drukker, maar het bleef beschaafd. Dat laatste stuk van die bedenking dacht ik er toen nog niet bij, maar retrospectief is het wel goed geformuleerd. (Ik had eerst “in retrospect” geschreven, maar dat blijkt een anglicisme.)

Kortom, het zat allemaal goed mee, en ik had zelfs plaats voor de deur van het etablissement waar ik moest zijn. Mijn bonkende hoofdpijn en een onaflatende misselijkheid konden op mijn reis geen domper zetten, want in Merksem ging ik immers mijn 5D ophalen. Nee, dat kon niet wachten tot ik mij beter voelde. Gisteren diende het heugelijke nieuws zich aan per brief, en de dwang die daarvan uitging was groter dan de oproepbrief van een loteling.

De reis terug diende zich drukker aan. Hoewel amper drie uur, was het verkeer was prespitsuurgewijs toegenomen, en dat werkte een aantal mensen behoorlijk op de zenuwen. De Bredabaan in Merksem is dan ook (aan beide kanten met een Lijnbedding er tussenin) een tweevaks hindernissenparcours, waarop vlijtig wordt geslalomd, ontweken, en gevloekt. Niet binnensmonds, maar luidkeels tegen de achteruitkijk- of zijspiegel, die er niks van begrijpt maar wel terug meesmuilt.

Een van de wagens in de lange rij waarin ook ik mij bevond, een onopvallende Renault, had het wisselspel niet goed door, en was vergeten tijdig in te voegen. Wel tien stapvoetse wagens weigerden de Renault toegang tot het goede baanvak, en uiteindelijk was ik het die hem heb doorgelaten. Niet uit grootmoedigheid of mededogen, maar gewoon omdat ik zo’n getouwtrek geen energie waard acht. Misschien had de Renault zich vergist, misschien had hij gewoon geprobeerd om voor te kruipen in de file. Wie zal het zeggen.

Mijn beslissing was alvast niet naar de zin van de chauffeur van de bruine minibus die achter mij al de hele tijd ingespannen tot centimeters van mijn bumper was gebleven, zich voorbereidend zodat ook hij met veel leedvermaak de Renault uit zijn vaarlijn kon houden. Bij het volgende rode licht hield de bus plots wel voldoende afstand, en toen het licht op groen sprong sjeesde hij voorbij met een vaart die je van zo’n minibus nooit zou verwachten. Voorbij mijn wagen, en dan voorbij de Renault, om vervolgens die Renault met beklemmende verbetenheid de weg af te snijden. Een manoeuvre waarbij hij net niet de voorkant van de Renault raakte, maar waarbij hij wel diens spiegel aan gruzelementen had gereden –ware het niet dat die spiegel door een veiligheidssysteem inklapte. Dergelijke situaties worden duidelijk voorzien door moderne autoconstructeurs.

Deze agressie was voor de Renault van het goede iets te veel, want bij de volgende lichten nam hij de handdoek op. Hij haalde de bus in, ging bruusk op de remmen staan, vervolgde zijn weg, en herhaalde dat spelletje een aantal keren. Tot de daaropvolgende lichten, waar de minibuschauffeur zijn voertuig even in de steek besloot te laten. Een oude, magere en verwrongen man stapte met bruuske passen op de Renault af, en hoewel ik er geen jota van begreep was de bloemlezing echt Antwerps scheldproza gegarandeerd hoorbaar tot in Mortsel.

Het groene licht bracht gelukkig verlossing, en eer de chauffeur zijn minibus opnieuw had bereikt om zijn weg verder te zetten, was de file tussen hem en de Renault al met een twintig wagens dichtgeslibd, zodat het verkeer even kon herademen. Niet voor lang evenwel, want ik heb helaas nog wel stof voor meer. Maar –zo bent u hopelijk met mij eens– één portie volstaat ruimschoots, dankuwel.

beroepsoriëntatie

Dinsdag moest ik langs bij de VDAB in de Minnemeers. Om eens te spreken over mijn toekomst en hoe ze mij eventueel kunnen helpen om werk te zoeken. Ik heb daar nog wel wat voorgeschiedenis over te vertellen, maar dat zal voor een andere keer zijn. Een van de trucs die ik meekreeg, was het verder uitbouwen van mijn online dossier bij de VDAB, dat in hun KISS databank wordt opgenomen.

Dus zet ik mij aan het werk —so to speak. In mijn dossiermanager is er een onderdeel “Welke job zou je graag doen?“, met daarbij een helpende:

Weet je niet welke jobs voor jou geschikt zijn? Of kan je niet kiezen? Klik dan op beroepsoriëntatie. Dat kan je helpen.

Op die pagina gaat het verder:

Nieuwsgierig welk beroep bij je past?
De VDAB-beroepsoriëntatie helpt je op weg. Door het invullen van deze test kom je te weten welke beroepen er voor jou wellicht geschikt zijn.

Je kunt de test op 2 manieren invullen :

1. Een vragenlijst over je interesses :
Wat vind jij boeiend in een job ? Wat vind jij interessant in een beroep ?

2. Een vragenlijst over je vaardigheden :
Waar ben je goed in ? Waar ben je niet zo goed in ?

Hoho! Vragen, lijstjes, assesments, jawel, daar ben ik met zekerheid voor te vinden. Klikken op interesses opent een nieuw venster, met daarin een java-applicatie. Ik raak twee schermen ver, en dan loopt het ding vast. Moervast, zoals ik een applicatie maar zelden heb weten vastlopen op mijn mac. Wat zeg ik, zelden? Nog nooit heb ik een toepassing zichzelf zo weten verankeren in een fout. Geen interesses dus (pun intended).

Vaardigheden dan maar:

De VDAB-beroepsoriëntatie peilt naar jouw professionele vaardigheden. Als resultaat krijg je een lijst met beroepen die voor jou geschikt kunnen zijn. Deze lijst houdt GEEN rekening met je interesses enerzijds en officiële beperkingen of voorwaarden (diploma’s, vestigingsattesten, brevetten,…) om dat beroep uit te oefenen anderzijds.

Na een hele hoop vragen kom ik terecht op een pagina de mij een aantal beroepen suggereert:

zeker haalbaar
haalbaar maar mits bijkomende inspanningen
moeilijk haalbaar

Kunstenaar schilder en grafische technieken
Beeldhouwer
Redacteur – journalist
Administratief medewerker openbare dienst
Maker van vlechtwerk, matter
Fotograaf
Bibliotheekmedewerker
Ambachtelijk kunstschilder
Auteur

Op de volgende pagina’s vinden we ook nog: E-commerce medewerker; Keramist – pottenbakker; Beroep te bepalen na oriëntatie; Croupier; Vluchtvoorbereider; Diamantbewerker; Researchmedewerker radio, televisie; Consulent sociaal secretariaat; Operator nazicht textielproducten, visuele controle; Voorbewerker van soepele materialen (leder, huiden); Administratief bediende in het bankwezen; Beheerder van het wegtransport van personen; Helper voedingswaren en aanverwante; Productiearbeider van platen op houtbasis; Verantwoordelijke kwaliteitscontrole; Hotelreceptionist; Kader internationale instellingen; Bediende in openbare dienst; Arbeider in de land- en tuinbouw; Graveerder; Softwareontwikkelaar.

Moeilijk haalbaar zijn: Hulpkok; Ovenist in een (banket)bakkerij; Hotelconciërge; Communicatieverantwoordelijke; Medewerker voor studie in de sociale wetenschappen; Gevangenisbewaker; Supervisor callcenter; Verantwoordelijke hygiëne; Bookmaker; Webontwikkelaar; Trein- en trambestuurder; Presentator; Acteur; Agent van politie; Pompbediende, …

Hm. Maar dat spreekt mij inderdaad wel aan, die creatief-ambachtelijke beroepen.