Het was blijkbaar vrouwendag, maandag. Mijn schoonvader en –vooral– ikzelf hebben voor de gelegenheid mijn moeder (nog) maar eens aan het werk gezet. Wij hadden een achterhuis leeg te maken. Na een dag recup lees ik wat rond in mijn newsreader, en ik dan volg ik via Patricia de links naar de column van Mia Doornaert en de reacties daarop, in de krant, en elders op het internet.
Het is opvallend, hoe hard de vrouwen hun best doen om Doornaert lik op stuk te geven. Het lijkt bijna Shakespeare (The lady doth protest too much, methinks
, Hamlet Act 3, scene 2, 230), voeg ik er met een glimlach aan toe.
Het is immers niet vanzelfsprekend, een gezin met een carrière te combineren; bewondering voor tweeverdieners waar het wel lukt. Tweeverdieners, want tegenwoordig is er bijna algeheel onbegrip voor gezinnen waarbij slechts één partner uit werken gaat. En ik gebruik met opzet het gender-neutrale partner al stoot het —con permiso— op nog net iets meer ongeloof als niet de vrouw, maar de man zijn carrière ‘opgeeft’ voor het gezin.
De onvriendelijkheid voor werkende moeders kost de maatschappij nog meer. Ze vormt een verspilling van talent
, schrijft Doornaert. Als we ‘moeders’ vervangen door ‘partners’, komen we mogelijks dichter bij het echte probleem: tewerkstelling. Eénverdieners zijn economisch minder rendabel voor de maatschappij. Passons.
Om de ongestelde vraag te beantwoorden: wij hebben nog geen seconde spijt gehad van onze keuze. Met eenzelfde reactie als van mijn toenmalige baas in 2007, worden we in 2010 echter ook nog wel eens geconfronteerd. I’ll be damned if I give a rat’s ass. Want voor ons –vergeef de woordspeling– werkt dit perfect. En ook mét haar carrière is Tessa een fantastische moeder.
(Bon, ik ga mijn brood in de oven zetten.)