Ofte: Bruno’s avonturen in het nieuwe gerechtsgebouw.
“Gij wou (1) toch eens gaan horen naar mijn rechtszaak?”, had Tessa een tijd geleden gevraagd. Eergisteren duwde ze de oproepingsbrief onder mijn neus: “hierzie, ’t is morgen.”
Tram 4 rijdt van de Albertbrug rechtstreeks tot aan de voordeur van het gerechtsgebouw. Behalve dan dat ik een halte te vroeg was afgestapt, omdat ik vergeten was dat die voordeurhalte bestond (want die is nieuw sinds het gerecht naar daar is verhuisd, een tijd geleden). Het gebouw oogt kil en desolaat, en de inkom is ook al niet meteen verwelkomend. Eenmaal binnen moet ik voor de zittingszalen naar links, de gang op die de glazen voorkant bestrijkt, en dan naar rechts, naar de andere helft van het gebouw, die ik eerst al wandelend was gepasseerd. Ik moet op de eerste verdieping zijn.
Ik ga twee deuren door, en dan kom ik in een sobere maar veel warmere hal, waar links en rechts, open en bloot achter dikke doorzichtige glazen wanden, zich minstens vier zittingszalen bevinden. Op de banken aan de linkerkant zit een handvol opgeroepenen te wachten tot de zitting(en) beginnen. Het is 13u40, en ik neem plaats op zo’n bank, hoewel de deuren naar de zittingzalen wijd open staan (en wijd open zouden blijven staan). Knusse bank overigens, geeft wat mee, maar zeer comfortabel.
Rond 13u50 zitten er reeds 6 advocaten in zwarte toga in de zittingszaal waar ik moet zijn.
Om 13u55 komen er nog meer advocaten de zaal binnen, sommige dragen een dikke bundel dossiers mee. De opgeroepenen blijven braafjes op de gang wachten. Ik besluit naar binnen te gaan, en installeer me achteraan. Op ook al een comfortabele bank, van hetzelfde materiaal als die op de gang, maar iets minder doorzakkend, en mét een rugleuning.
Om 14u ziet het zwart van de advocaten (met al die toga’s, nietwaar), en komen ook de rechters binnen. Meervoud, want er zitten er een vijftal, waarvan één de voorzittersfunctie heeft opgenomen. Zoals in de film, staat iedereen recht wanneer zij binnentreden.
Om 14u20 is de voorzitter door de stapel dossiers heen. Ik hebben ettelijke akkoorden horen uitspreken, minstens evenveel verstek weten gaan, en herhaaldelijke keren “bijzondere rol”. (2) Geregeld kwamen beide partijen bij de voorzitter staan, zo ook voor Tessa’s zaak, waar zeer tot mijn genoegen haar advocaat vriendelijk maar gedecideerd voet bij stek hield. (3)
Rond 14u50 zaten we aan de derde of vierde zaak –ha ja, hoewel het voor ons al was afgelopen, ben ik toch nog wat blijven zitten. Kwestie van niet helemaal voor niets tot daar te zijn afgezakt. Die zaak betrof een meneer die zichzelf wou verdedigen, maar die zijn dossier pas diezelfde ochtend bij elkaar had gekregen, wel met verweer en alles. Maar de advocaat van de tegenpartij had daarvan dus nog niets ontvangen. Die mens wist duidelijk niet dat zoiets moest, en de voorzitter van de rechtbank toonde zich zeer begripsvol. Ook de voorafgaande zaken hadden al getoond dat de man duidelijk niet alleen zijn broek zat te verslijten, hij gaf op zijn minst de indruk begaan te zijn met de mensen die voorkwamen. Goed, de mens kreeg dus wat uitstel, eerst een maand, maar uiteindelijk werd toch voor twee maand geopteerd. “Ge zult zien, dat heen- en weerschrijven zal toch serieus wat tijd in beslag nemen”, klonk het. “En ge moogt ondertussen ook altijd overeen komen, hé meneer. Dat mag natuurlijk ook”, had de rechter nog gezegd.
Om 14u58 was het al aan de volgende, een jonge advocaat, bloednerveus. “Meneer de voorzitter,” zo begon hij, “ik zal trachten in mijn betoog niet al te uitbundig te zijn.” De voorzitter keek hem glimlachend aan. “Uitbundig moogt ge hier altijd zijn hoor, maar uitvoerig, dat is wat anders natuurlijk.”
Zeer fascinerend allemaal en het was eigenlijk minder gemakkelijk om mij aan dat alles te onttrekken dan gedacht. Al is het precies nogal oppervlakkig wat er in de zaal gebeurt, en ik vermoed dat zo’n rechter behoorlijk wat werk heeft aan de dossiers en dat er zich veel achter de schermen voltrekt.
In één van de zaken die ik heb gehoord, gaf ik eerst zonder aarzelen de verdediger gelijk, en nadien met even weinig aarzeling de klager. Het gaat niet om de waarheid, maar om het verhaal en de argumenten en hoe ver ge daarin kunt gaan. Het zou gelijk allemaal veel properder zijn als de mensen wat meer eergevoel zouden hebben. (4) Als iemand voor u gewerkt heeft, betaal hem dan uit; als ge ergens niet meer wilt werken, dien dan uw ontslag in. Om maar iets te zeggen. Wees verantwoordelijk voor uw daden en acties.
Maar een rechtszaak vervalt precies nogal rap in een procedureslag en dan gaat het gelijk niet over ‘right or wrong‘, laat staan over eer(lijkheid). Het gaat over letters op papier (de wet) en eigenlijk nog veel meer over geld. Spijtig. En zeer schrijnend soms voor de slachtoffers die niemand ziet achter de advocaten.
—
(1) spreektaal: eigenlijk moet het wildet zijn –ik denk niet dat wout correct is. Jaja: gij drinkt altijd t(hee).
(2) Ik heb telkens gehoord “he’s on the roll“. Waarom dat in het Engels moest, was mij een raadsel. Tot Eva met het antwoord kwam. Er werd immers niet gezegd “he’s on the roll“, maar “bijzondere rol”. Misschien moet ik toch nog eens naar mijn oren laten kijken.
(3) Voor de rest hang ik het nog niet aan uw oren –ik heb er ook maar de helft van verstaan, van hun gefluister, daar zo ver vanachter zittende.
(4) Hey, mag ik nog naïef zijn, alstublieft?