De titel van deze post zou eerst zijn geworden: “looptoeristen”, maar ik denk dat de vraag van mijn fruitboer de situatie beter omschrijft. De man heeft –zo vertrouwde hij me toe voor wij aan ons avontuur begonnen– in zijn jonge dagen ook geruime tijd in de verre staten doorgebracht, en ik heb het gevoel dat hij er nog steeds met gemengde melancholische gevoelens op terugblikt. En terwijl ik bijna met een volmondige ‘neen’ op zijn vraag antwoordde, kon ik mij nog net op tijd herpakken. “Een beetje wel,” begon ik, “maar in ’t algemeen zijn de mensen hier toch verschrikkelijk onvriendelijk.” Waarop ik hem vlug verder uitlegde dat ik niet specifiek hem bedoelde, en vanzelfsprekend ook niemand die ik van dichtbij of veraf zou kunnen kennen –ik kies mijn kennissenkring zorgvuldig uit, meneer, mevrouw– maar het louter had over het superficiële contact in de straat.
Laat ons even in algemeenheden praten. Toen we in Seattle zaten heb ik met veel lof gesproken over de automobilisten, die net nog zichzelf niet in het (verkeers-)ongeluk storten om de voetgangers te laten oversteken. Vanzelfsprekend is niet elke automobilist zo voornaam, maar algemeen beschouwd kunnen we zonder de minste aarzeling stellen dat de overgrote meerderheid van de automobilisten stopt voor voetgangers. Op dezelfde manier kunnen we stellen dat zulks niet gebeurt in België. Er zijn er wel die dat doen, maar (1) die groep beperkt zich tot de minderheid die dit blog leest en (2) dan nog doen ze dat uiterst zelden op dezelfde onbaatzuchtige manier als in Seattle.
Houdt u vooral deze methode van veralgemening in gedachten als u onderstaande paragraaf leest.
Looptoeristen zijn zoals wielertoeristen: een grote posse mensen die meent alleenrecht te hebben op de baan –waarbij toeristen soms kan worden ingewisseld voor terroristen. Ach, ik juich toe dat zovele mensen starten met sport. De Belgen bengelen tenslotte op de elfde plaats in de top tien van de hoogste BMI in Europa, lees ik net in De Morgen. Maar moeilijk kan het toch niet zijn, om met die start-to-runregeltjes (die allemaal neerkomen op: bouw uw sportbeoefening geleidelijk aan op), meteen ook wat etiquette mee te geven. Wie en masse loopt (of fietst) moet rekening houden met de andere mensen op de baan. Daar: zo eenvoudig is het. Of neen, vergeef mij, het is veel eenvoudiger: hou gewoon rekening met de andere(n). Of ge nu alleen loopt of in groep –maar wie alleen loopt kan zich nu eenmaal moeilijk in een muur wringen om de grote groep looptoeristen die hij op zijn baan treft, te laten passeren.
Och ja, dat is betutteling, populisme, dedeckerisme, verrechtsing, en er bestaan nog wel andere woorden voor, om u van uw verantwoordelijkheden te verontschuldigen. Maar ik heb (had?) het dus wel wat lastig, met die aanpassing. Pas op, ik kan u meteen drie-vier-vijf tegenvoorbeelden geven van zaken die ik fantastisch vond bij onze terugkomst. Niet in het minst de mensen die ik in de laatste maand om (semi-)professionele reden ben tegengekomen, en de vrienden die we hebben teruggezien en waar ik bijlange nog niet zoveel tijd heb in kunnen steken als ik zou willen wegens het drukke zomerseizoen.
U weet het zelf ook wel, België is een dorp, en op het hoogste niveau wordt er enkel aan heel enge dorpspolitiek gedaan. En dan ken ik eigenlijk behoorlijk wat echte dorpspolitiekers (en gemeenteraadsleden –om nog te zwijgen van de ambtenaren) waarvan ik weet dat ze veel meer doen dan er binnen de zes Belgische regeringen gebeurt. Zes regeringen, goed voor een kleine zestig ministers en staatssecretarissen op dertigduizend vierkante kilometer grondgebied met goed tien miljoen inwoners. Ook ik lach groen.