“Papaaa!”, klinkt het dwingend vanuit de belendende slaapkamer. Henri kijkt naar Karrewiet. Zoals Tessa vaak zegt, zijn Grote Venster op de wereld, zijn dagelijkse toetssteen aan de actualiteit.
“Papaaa! Vijf! Vier! Komma! Vijfendertig! Gemiddeld!” Helemaal verontwaardigd komt het er uit. Een beetje gespeeld, maar toch, zo toch een klein beetje gemeend, u kent dat wel.
“Wat is er jongen?”, verzoek ik hem tot rust, half verwachtend dat hij één of ander gemiddelde van een reeks getallen heeft geleerd.
“Papa!”, hij zet nu zijn meest serieuze gezicht op.
“Papa. Weet jij dat de kinderen tussen vijf en elf, gemiddeld”, en hij benadrukt dat toch even, om te suggereren dat er zijn die méér hebben, “dat die gemiddeld, vier komma vijfendertig euro per week krijgen?”
“Per week!”, voegt hij er nog met grote ogen aan toe.
“En hoeveel krijg jij dan?”, vraag ik onschuldiggewijs.
“Vijf euro. Per maand”, zegt hij snel.
“Van iedereen”, volgt er zo snel als tellen achter. “Vijftien euro per maand dus.” Want ook van de grootouders krijgt hij telkens vijf euro.
“En hoeveel zou dat dan zijn per week?”
Hij haalt zijn schouders op. “Dat zit niet in de tafel van vier, vijftien, maar als het zestien zou zijn, dan kreeg ik vier euro per week”, het komt er maar stilletjes uit, dat laatste.
“Ghôôôh”, brengt hij nog uit, waarop hij stilletjes monkelend naar de rest van Karrewiet gaat kijken.