Maandagdruk

Vroeger –t.t.z. vorig (school)jaar– was de maandag mijn nietsdoendag™. Ik hield maandagen zoveel mogelijk vrij om die vervolgens geheel geïmproviseerd door te walsen. Tegenwoordig is de maandag zowat de druktste dag van de week (al raakt ook de dinsdag probleemloos gevuld, en de woensdag en…). De meeste dagen zien er ’s ochtend trouwens gelijkaardig uit. Eruit rond kwart voor zeven, ontbijt maken, iedereen uitwuiven, de dringendste dingen doen op de computer (ik moet overigens héél erg dringend een aantal mails beantwoorden), gaan lopen, en op de saxofoon blazen. Oeps, het is plots al 13 u. geworden.

Om 13 u. 30 heb ik les, normaal duurt dat een half uurtje, maar gezien ik overdag kan komen loopt dat gemakkelijk uit naar drie kwartier tot een uur. We zijn bezig met een aantal standards te ontleden aan de hand van de partituren in the Real (Bb) Book en de versie(s) die ik uit mijn discotheek heb opgesnord. Momenteel zijn we bezig met Lullaby of Birdland, There Will Never be Another You (eigenlijk in de versie van Lennie Tristano, maar Chet Baker gaat er altijd wel in), When I Fall in Love, en My Favorite Things –tiens, Bruno, zoudt ge tegen volgende week die versie van Coltrane niet eens noteren om te zien hoe ze afwijkt van de partituur die ge hebt?

Vervolgens inkopen doen, en kijk eens, het is al half vier, en dus moet ik naar de OR, want daar zit ik elke maandag op Henri te wachten. Een koffie of twee voor mij, een vieruurtje voor Henri, “papa, ge hebt mij zaterdag beloofd dat we eens in die nieuwe gsm-shop hiernaast gingen binnenstappen”, en het is half zes als we thuis zijn. Even overlopen wat hij allemaal moet doen voor school, eten maken, eten eten, kijken naar het begin van Komen Eten, Henri in zijn bed stoppen, en dit postje schrijven. Zo één keer in de week is dat eigenlijk wel leuk, als alles naadloos in elkaar overloopt. Heel organisch, heel zen –maar het zou niet voor elke dag zijn.

Jazz in ’t Park 2011

Er zijn dingen die ik gewoon niet durf; spreken bijvoorbeeld. Niet op een workshop, niet op een assemblee, en al zeker niet op de radio (of de televisie). De (live) voor- en nabeschouwing van Jazz in ’t Park zal dus niet van mij komen, sorry. Al was ik zeer vereerd dat men daarvoor aan mij had gedacht. Nietwaar, Tuur?

Geschreven nabeschouwingen (en foto’s) volgen alvast op Gentblogt.

Nog gauw wat reclame: Jazz in ’t Park, dat zijn 16 gratis concerten op 27 & 28 augustus en op 3 & 4 september in het Zuidpark Gent, telkens om 16u, 18u, 20u en 22u. Rond middernacht gratis projectie van ‘Jazz on film’.

Dit weekend spelen volgende groepen:

Zaterdag 27 augustus
16u Sander De Winne Group
18u Ragini Trio feat. Nathan Daems
20u Quentin Dujardin Quartet
22u Narcissus (Robin Verheyen Quartet)

Zondag 28 augustus
16u Moonwolf
18u aNoo
20u 1000
22u Nathalie Loriers New Trio

…en worden deze films vertoond:

Zaterdag 27 augustus
Art Blakey & The Jazz Messengers (46’)
New York 1982. Met Wynton Marsalis, Branford Marsalis, Billy Pierce, Donald Brown, Charles Fambrough, Art Blakey / Smithsonian Institute Washington, 1982. Met Wynton Marsalis, Bill Pierce, Branford Marsalis, Donald Brown, Charles Fambrough, Art Blakey

Zondag 28 augustus
Jazz Middelheim 1989 (125′)
Dizzy Gillespie’s United Nation Orchestra met o.a. James Moody, John Gilmore, Slide Hampton, Paquito de Rivera

Ik denk dat ik deze keer eens met de fiets ga. Kwestie van eindelijk ook eens die films te bekijken.

Vakantieprogramma

Er zijn twee dingen waar ik graag over zou schrijven, en ze gaan allebei over jazz. Maar ik heb voorlopig geen tijd om het deftig uit te schrijven, dus het zal voor later zijn. Ik denk er ten andere aan om het jazz gedeelte van dit blog naar een ander blog af te splitsen, maar bon, dat is een ander paar mouwen.

Mijn schoonvader zit hier al een halve vakantie muren en deuren te schilderen –daarbij somtijds bijgestaan door zijn dochter, die nu terug aan het dokterwerk is. Ik heb daar fotografisch bewijs van, en ik zal dat binnenkort nog wel eens tonen. Momenteel zit mijn energie even elders.

Elders

Hawaii door Bruno Bollaert Hawaii door Bruno Bollaert

Hoe meer een mens reist, hoe erger het wordt om naar België terug te keren, zo heb ik de indruk. Het is hier koud en donker, het stinkt buiten, de mensen zijn onvriendelijk, en het is zelfs niet mogelijk om overdag zonder file tot aan Brussel te geraken. “Any place is my home, as long as I don’t have to live there”, las ik onlangs ergens (in één of ander lifestyle mindfulness boekje ongetwijfeld).

Alonwetend

Toen ik daarnet tussen de nieuwjaarsvieringen –u hebt daar gans januari de tijd voor, om te vieren– toch mijn nieuwslezer even doornam en al gauw afdwaalde langs de commentaren op andersmans schrijfsels, daagde het mij plots hoeveel mensen er wel rondlopen waar ik het bestaan niet van weet. (Voor iemand die halvelings aanhanger is van de principes van de platonistische grot is dat telkens weer een verbijsterende erlebenis –of net niet natuurlijk.) Allemaal mensen met levens en gedachten waar ik niks van afweet. En als we die gedachte verder doortrekken, dan beseft een mens dat minstens 99% van wat er te weten valt onbekend zal blijven –op zijn minst tot hij sterft. En dat is dan weer een ambetante kennis.

Suggestie

Daarnet reed ik naar Antwerpen voor een concert in deSingel. Ik vertrok een kleine twee uur voor de aanvang van het concert, want ik geraak traditioneel slechts net op tijd in Antwerpen (Middelheim, andere concerten). Gezien de recente sneeuwval, het weekend, en de notoire files rond Antwerpen, dacht ik maar even tegen mijn gewoontes in te gaan.

Om 18u heb ik thuis aangezet; om 19u parkeerde ik de wagen voor deSingel. (Waarom ze daar in godsnaam geen parking onder gezet hebben toen ze het gebouw recent uitbreidden, het zal mij een raadsel wezen.) Het verkeer was vlot, met de nodige vertragingen vanaf Kruibeke, waar de maximumsnelheid eerst tot 90 en vervolgens, vlak voor de tunnel, tot 70 werd herleid. Al moet u niet trachten die snelheid te eerbiedigen. Enfin, toch niet tot vlak voor de tunnel, en valk voorbij de tunnel, want daar staan flitsers opgesteld. Voor de rest dient u door te vliegen, want als u zich, zoals ik daarnet, toch aan de regels houdt, dan wordt u getrakteerd op zulk een geflikker van de grootlichten van de wagens achter u, dat u zich in Close Encounters of the Third Kind waant. Nadien krijgt u eenzelfde lichtconcert van diezelfde voertuigen die eerst achter u zaten, maar dan woest op de rem gaan staan om de flitsers aan de tunnel de loef af te steken.

Het is kenmerkend voor onze samenleving, vrees ik, zo’n gebrek aan verantwoordelijkheidsgevoel. Het is ook amechtig hypocriet van de overheid, die dergelijke regels oplegt, ze niet hard maakt en daardoor elke interpretatie toelaat. Het is geen regel, denkt men, maar een leidraad. De overheid suggereert dat u hier maar 90 rijdt. Pas op, het is geen verplichting. En hindert u vooral het snellere verkeer niet. In Gent bedankte –in de eerste acht maanden van 2010– meer dan de helft van de automobilisten voor de suggestie van een zone 30. Beboet worden ze toch niet.

Oefening baart kunst

Gisteren heb ik negen uur door de sax geblazen: ’s ochtends drie uur, dan een uur les, in de namiddag opnieuw drie uur, dan twee uur orkestrepetitie. We zijn normaal gezien met twee tenorsaxen in het orkest, en twee weken geleden was K. er voor de eerste keer niet bij. Tot dan toe had ik de moeilijker stukken gewoon aan haar overgelaten, deels uit gemakzucht, deels omdat, “hey, ik speel nog maar iets meer dan een jaar sax en ik heb van april tot augustus niet kunnen oefenen.” Met als resultaat dat ik toen gewoon op mijn bek ging, twee weken geleden.

Tot dan had ik al mijn tijd gespendeerd aan het normale lesmateriaal uit Horen, lezen & spelen 1 en A Tune A Day, genre God Save The Queen, Reuben and Rachel, Go Down, Moses, The Marines’ Hymn en Caisson Song. Sinds (eind) september zit ik dus in het orkest, en daar spelen we het James Bond Theme, Jesus Christ Superstar, Danse Macabre, Pastoral Symphony, maar net zo goed Peer Gynt – In the Hall of the Mountain King (ik speel het deel van de fagotten in het begin), als (*sidder*) New World Symphony (klinkt bekend?) en (*aaarrrggghhh*) The Lord of the Dance (let gelijk eens op maat 135, ergens rond 5’15”). En ik mag mijzelf gelukkig prijzen dat ik derde of vierde stem speel.

Gisteren was K. er ook niet (ze had mij vorige week gewaarschuwd), en daags voordien kregen we gewoontegetrouw een mailtje met de lijst van de werken die we gingen spelen. Plus een mededeling dat de stukken zouden opgenomen worden. En al dient die opname enkel opdat de kinderen van de theater-/musicalafdeling hun passen kunnen inoefenen, ik had geen zin om de boel met mijn geklungel op te houden. Oefenen dus.

Kijk, een paar stukskes uit mijn partituren (ik omcirkel alle kruisen, dat is gemakkelijker tijdens het lezen/spelen) –klik desgewenst door voor een grotere versie.

1. The Lord of the Dance, met die maat 135 van hierboven (tweede notenbalk, ergens rond 5’15” in de videoclip). Op tenorsax is dat telkens de eerste noot zonder octaafklep, dan alles met octaafklep en met kruisen. (Als ge met octaafklep ingeduwd dezelfde noot speelt als zonder, dan klinkt die noot een octaaf hoger.) Heel listig is dat laatste stukje op de balk die begint bij 135 (vooral de laatste vijf noten); de laatste acht noten van de negen uit de laatste maat zijn allemaal met octaafklep, behalve de voorlaatste, die is zonder. Dat betekent even alle kleppen lossen voor de do#, en onmiddellijk bijna allemaal weer indrukken –in het tempo zoals in de videoclip. Ter referentie, die twee notenbalken, maat 135 t.e.m. 142 begint in het clipje op 5’15” en is voorbij op 5’22”. 66 noten op 7 seconden, dat is bijna 10 (verschillende) noten per seconde dus. Brrr.

Lord of the Dance

2. Twee stukjes uit de New World Symphony. Een verschrikkelijk mooie compositie, zowel om te horen, als om te spelen (maar wel redelijk tricky). Bij ongeveer 1’50” begint die maat 41 –opgelet, het zijn niet die opzwepende eerste violen, maar die blazers die de min of meer statige afdalende lijzen blazen, en afsluiten rond die twee tromslagen rond 1’57”, en dan zitten we aan de drie maten pauze (die ‘3’ boven de notenbalk). Op 2’37” begint de melodie (het thema), en die begint op het einde van de derde notenbalk, boven de ff (fortissimo), dat rond 2’42” (vierde notenbalk, maat 86, het omcirkelde gedeelte) alweer in zo’n niet-evident ritme met vervelende pauzes vervalt.

New World Symphony

Datzelfde thema (op 2’37”) van hierboven, dat komt terug op het einde van dat deel, maat 240, de vierde notenbalk, alweer boven de ff. In de videoclip begint het op 9’15”. De eerste drie maten van dat stuk zijn hetzelfde als de eerste drie maten in het thema zoals hierboven, maar dan plots verandert dat helemaal, met een ander ritme en (voor mij toch) wreed ambetante versnelling (gans die vijfde notenbalk).

New World Symphony

Orkestrepetitie is fantastisch. Het is onwaarschijnlijk, hoeveel ge bijleert door in zo’n orkest te spelen. Tempowisselingen, luisteren naar de andere muzikanten, en vooral ook kijken naar de dirigent. “Goed naar mij kijken,” zei dirigent I. gisteren dan ook om mij door een vervelende tempowissel in de Danse Macabre te loodsen, “en als ge dán mis zijt met die wissel, dan is het míjn schuld en niet de uwe.”

Opwinding

Tegenwoordig wind ik mij zo gauw niet meer op. Niet dat ik meteen Zen door het leven ga (ja, dat moet met een grote ‘Z’), maar ik tracht de kleine dingen zoveel mogelijk te relativeren. In elk geval, ik zat mij op te winden –met een hevigheid die mij achteraf dan weer doet besluiten, na eerst een slapeloze nacht, om voor onbepaalde tijd mijn klep niet meer te roeren– over de slechte kant van de mediatisering, de competitie, het winstbejag, en in mijn gedachten ook de ongerijmdheid van woekerwinsten van de nutsbedrijven op een product dat aan een basisbehoefte van de bevolking moet voldoen en de laksheid van de onbestaande overheid dienaangaande. Maar dat dorst ik al niet meer op tafel te werpen na mijn betoog over de recente volksklucht. (Gelijk wat men hier durft te omschrijven als profiling maar eigenlijk enkel een karakterstudie is; volgende keer gebruikt Vermassen frenologie, zo heeft hij beloofd. Het almachtige volk ziet graag over het hoofd dat series zoals Lie To Me gemaakt zijn aan de hand van een scenario.) Het is hoogtijd voor de Nieuwe Verlichting –en liefst niet met spaarlampen. Ziet ge! Ik begin mij bijna weer op te winden. Tsss.

[update 23:00] –ik neem net de blogs door, en ik zie dat Pietel verwante gedachten heeft gehad.

Praktisch

Kijk, ik kan u één ding zeggen: ik koop geen boeken meer. Ik heb zopas het betere gedeelte van deze week gespendeerd aan het verplaatsen van het twee derde van de (fictie) boeken die Tessa en ikzelf de laatste drieëntwintig jaar hebben verzameld. Eén derde daarvan staat ondertussen al opnieuw in de bibliotheekkast, de rest staat errond gestapeld. Uit mijn eigen collectie heb ik al een heleboel opzijgelegd dat kan verkocht of weggeschonken worden; uit Tessa’s boeken durf ik zelf niet te selecteren.

Maar dus geen nieuwe boeken meer. Dat neemt alleen maar plaats in, en wordt nadien toch niet meer aangeraakt. Er zaten boeken tussen waarvan de bladzijden in twintig jaar geen zonlicht meer hadden gezien.

Enkel nog digitale boeken of uit de bibliotheek, ik ben steeds vastberadener in mijn voornemen. (Al lees ik nu meer op de Kindle dan op de iPad.)

Chaos?

Geen tijd, ik verhuis. Enfin, niet ik, niet wij, maar een boekenkast. En gezien ik mij nogal makkelijk laat afleiden –“Och! Wat ontdek ik nu in deze hoop die ik in geen tien jaar bekeken heb.”– duurt het langer dan men van zo’n karwei mag verwachten. Voeg eraan toe dat ik ze ook nog eens alfabetisch op auteur wil herschikken (wars van genre of taal), en dat ik het onkruid ervan tussen wil wieden, en dat resulteert meteen in… in… erm… in een langdurig gedoe.

Voorlopig dus geen tijd gehad om rekeningen te betalen, tekstjes te schrijven, cd’s op te lijsten, voorbeschouwingen te schrijven, en dies meer. En ik vertrek zo meteen naar Brussel voor een concert. Maar morgen doe ik al die dingen die aan het begin van deze alinea vermeld werden. Hoop ik. En dan versleep ik weer wat boeken. En ga ik naar Antwerpen voor Follow the Sound. Denk ik toch. Ik zou daar allemaal mijn hand niet voor in het vuur durven steken.

Och, en ik moet de schouwverger nog bellen. En de verwarmingsofferte bekijken. En als dat allemaal gedaan is, mijn bureau opkuisen. En hopelijk nog eens een kilometer of drie-vier lopen. En sax spelen. (Dat laatste is eigenlijk de enige dagelijkse constante.) Chaos, maar ik heb niets liever.