Vroeger –t.t.z. vorig (school)jaar– was de maandag mijn nietsdoendag™. Ik hield maandagen zoveel mogelijk vrij om die vervolgens geheel geïmproviseerd door te walsen. Tegenwoordig is de maandag zowat de druktste dag van de week (al raakt ook de dinsdag probleemloos gevuld, en de woensdag en…). De meeste dagen zien er ’s ochtend trouwens gelijkaardig uit. Eruit rond kwart voor zeven, ontbijt maken, iedereen uitwuiven, de dringendste dingen doen op de computer (ik moet overigens héél erg dringend een aantal mails beantwoorden), gaan lopen, en op de saxofoon blazen. Oeps, het is plots al 13 u. geworden.
Om 13 u. 30 heb ik les, normaal duurt dat een half uurtje, maar gezien ik overdag kan komen loopt dat gemakkelijk uit naar drie kwartier tot een uur. We zijn bezig met een aantal standards te ontleden aan de hand van de partituren in the Real (Bb) Book en de versie(s) die ik uit mijn discotheek heb opgesnord. Momenteel zijn we bezig met Lullaby of Birdland, There Will Never be Another You (eigenlijk in de versie van Lennie Tristano, maar Chet Baker gaat er altijd wel in), When I Fall in Love, en My Favorite Things –tiens, Bruno, zoudt ge tegen volgende week die versie van Coltrane niet eens noteren om te zien hoe ze afwijkt van de partituur die ge hebt?
Vervolgens inkopen doen, en kijk eens, het is al half vier, en dus moet ik naar de OR, want daar zit ik elke maandag op Henri te wachten. Een koffie of twee voor mij, een vieruurtje voor Henri, “papa, ge hebt mij zaterdag beloofd dat we eens in die nieuwe gsm-shop hiernaast gingen binnenstappen”, en het is half zes als we thuis zijn. Even overlopen wat hij allemaal moet doen voor school, eten maken, eten eten, kijken naar het begin van Komen Eten, Henri in zijn bed stoppen, en dit postje schrijven. Zo één keer in de week is dat eigenlijk wel leuk, als alles naadloos in elkaar overloopt. Heel organisch, heel zen –maar het zou niet voor elke dag zijn.