gelogged

Gisteren werd mij –in mijn hoedanigheid van Staff Representative (ad interim)– officieel bevestigd dat alle internet activiteiten van het personeel worden gelogged. Ik had zoiets al officieus horen waaien, meer bepaald dat er steekproeven waren genomen in juni, en nog ergens eind augustus/begin september, en dat er al een aantal mensen op hun vingers waren getikt. Drie mensen, zo ging het gerucht, waren uit die cijfers geschrapt (waaronder ikzelf) omdat hun professionele activiteiten intensief gebruik van internet met zich meebracht. Voor één (ander) iemand werd evenwel de toegang tot internet afgesloten (met uitzondering van e-mail –voor bedrijfsdoeleinden wel te verstaan).

Maar gisteren heb ik dus officieel gehoord dat die steekproeven werden uitgevoerd in juni, begin september, en opnieuw eind september. En daarbij werd niet enkel de hoeveelheid dataverkeer nagekeken, maar tevens de soort (websites, chat, games, etc.). Achteraf heb ik —off the record, maar van iemand die er direct bij betrokken is– te horen gekregen dat ondertussen alle gegevens worden bijgehouden in een speciaal daartoe aangekochte server. En al zijn die gegevens vanuit wettelijk standpunt waarschijnlijk niet bruikbaar (individuele gegevens mogen enkel worden opgeslagen nadat de betrokken persoon daarvan op de hoogte werd gesteld –uitzonderingen niet te na genomen), het is niet echt een aangename wetenschap (die ik –officieel– bovendien niet aan mijn collega’s mag doorvertellen).

het kot

Het ging over koterijen, vandaag op de interne mailing list van Het Project. Dat de koten tegenwoordig toch snel 250 EUR per maand kosten, en dat daarbij een 400 EUR mocht gerekend worden voor vertrier en eten. En 50-100 EUR voor een gsm. En dat er nog een laptop bijhoorde ook. En al gauw, zo beweerde men, kost zo’n kotstudent tegen de 900 EUR per maand, door elkaar gerekend.

En dan dacht ik terug aan mijn tijd in Antwerpen, academiejaar 1989-1990. In mijn kot dat kleiner was dan onze huidige badkamer, en waarvan de badkamer gemeenschappelijk was, maar ik had wel een kitchenette. De afstand tussen het bed, de deur, de kast, en de kitchenette was net geen meter. Leuk als er madammen kwamen, dat wel. En dat kostte iets van een 6.500 BEF (160 EUR) per maand. Voor al de rest –eten, uitgaan, telefooncelbellen, boeken– kreeg ik een 1.000 BEF (25 EUR) per week. (Niet dat ik daarover te klagen had.)

Internet was er nog niet, dat kreeg ik pas als ik een jaar of zo later terug in Gent stond, om er Germaanse te volgen. Honderden brieven heb ik (hand)geschreven, gedurende dat jaar in Antwerpen, dat wel. In Gent was het ARC (nu DICT) mij te ver, maar op de Blandijn was een computerlokaal, en de home achter ’t studentenresto aan de Overpoort –waar een vijftal computers stonden– was dag en nacht open, en daar heb ik menige nachten gesleten in aangenaam gezelschap.

Ach, waar is de tijd. Ik zou het zo opnieuw doen.

Noord: de tragiek

Het zag er weer goed uit in Noord. Dichte horden forenzen drumden zich een weg naar de tunnels zodra de treindeuren zich openden, en wurmden zich verder door naar een van de uitgangen. Ik hield even halt bij een van de broodjeszaken waar men je zowel in het Frans als in het Nederlands te woord wil staan, en bestelde een boterkoek met rozijnen en een chocoladekoek. Een uitspatting, want ontbijtkoeken zijn voor het weekend gereserveerd. Maar de muesli die ik in mijn bureaulade bewaar, was op en ik had nog geen tijd gehad bij de Origino op de Kortrijksesteenweg nieuwe te halen.

Na de korte stop zette ik mijn weg verder, toen de drommen dichter werden waar ze normaal gezien uitdunden omdat de grote hal uitgeeft op minstens vijf mogelijke uitgangen. Op de vloer, vlak voor mijn linkervoet, lagen dikke druppels bloed die een beetje verder overgingen in steeds langer wordende vegen, en van waaruit menige rode voetstappen vertrokken. Het was tenslotte spitsuur.

Een eindje verder zat een man, met een dik gezwollen gezicht vol bloed, geflankeerd door twee politieagenten. Nog een andere man had een arm rond zijn kompaan geslagen, een stroom van tranen op beide wangen. Niemand sprak, en de pendelaars hielden slechts even halt in de kijkfile, om vervolgens bij hoogdringendheid hun tocht naar het werk verder te zetten.

Toen ik dan toch nog even achterom keek, zag ik een derde agent met in zijn kielzog een man van de schoonmaakploeg. Met de hulp van een van de andere agenten splitsten ze netjes de gestage stroom treinreizigers op, om de bloedsporen van de tegels te laten verwijderen.

Pascal Schumacher Quartet

“De Bijloke wordt en is anders dan een jazzcafé”, zo hoorden we Frank Pauwels vorige week nog vertellen. De Bijloke heeft er nochtans alles aan gedaan om het zo gezellig mogelijk te maken.

Het podium was van de rest van de zaal door een zwaar zwart gordijn afgesloten. Ik kwam in een lege zaal terecht, alwaar een viendelijke jongedame mij vertelde dat het publiek vanavond op het podium zou plaatsnemen. Ik verwachtte even wat tafels en stoelen en een hele hoop kussens op de grond te zien, maar in plaats daarvan was een kleine tribune op het podium bijgezet, met zeven rijen stoelen.

De piano stond –vanuit het publiek gezien– links, geflankeerd door de vibrafoon met recht daarachter, aan de tip van de vleugel de bas, en rechtsachter de drums. De eerste rij, waar ik –na een schijnbeweging naar de derde– plaatsnam, was amper twee meter van de muzikanten verwijderd. Die nabijheid, en de verkleinde concertruimte, zorgden ervoor dat het concert in een aangename intimiteit kon plaatsvinden.

Pascal Schumacher QuartetHet concert zette rustig in, maar ging er met het tweede nummer (Kitchen Song) meteen vandoor, om even later (A Bad Memory) alweer heel etherisch naar een soort rustpunt terug te keren. Een afwisseling die kenmerkend zou blijken voor de hele avond. Vooral Pascal Schumacher trad op het voorplan, maar ook Jef Neve trok aan de piano vaak het laken naar zich toe. Hoe wild het spel ook was, Schumacher bleef er de rust en kalmte zelf bij, terwijl Neve –in zijn ondertussen typerende pose– de cool cat uithing. De linkerarm op het pianoframe, en met de rechter op de andere instrumenten inpikkend. Deze jongens zijn duidelijk op elkaar ingespeeld.

Na de pauze zette de set aan met het solomoment: Schumacher zette in op vibrafoon, speelde de bal door naar Neve, die vervolgens Christophe Devisscher op bas en daarna Jens Düppe aan de drums zeer verdienstelijk het hoge woord liet voeren tijdens Monks Mysterioso. Veel kwinkslagen ook, tijdens het concert, voor mij nog steeds een teken dat de ziel er goed in zit. Niet zomaar een doorslag van de CD(s) overigens, maar we kregen zowel oud als nog niet gereleased werk te horen.

Het geluid was bij momenten iets te overweldigend, maar we zaten er dan ook echt bovenop. En dan verkies ik toch wel het concert te beleven dan een quasi steriele vlekkeloze afhaspeling van het repertoire te ondergaan. Jazz moet men tot nader inzien beleven, en de mensen van De Bijloke hebben alvast zeer hun best gedaan om het publiek bij de twee sets te betrekken.

Wat ik al een paar keer heb mogen meemaken in de Bijloke, gebeurde ook nu: tijdens de pauze en na het concert troepte het publiek rond de instrumenten samen. Vooral Schumachers vibrafoon mocht op behoorlijk wat aandacht rekenen. Vlak voor de tweede set van start ging hoorde ik nog een van de concertgangers spreken over de partituur: “Ik ben gaan kijken naar die partituren, en daar staat zeer weinig op. Alleen een paar akkoorden, die uitgeschreven zijn in letters, H7, A9, enz. En dat voor alle nummers. Verbazingwekkend.” Ik houd wel van dat soort eerbied.

Pascal Schumacher Quartet: Modern jazz, postbop & ballads, gezien op 19 oktober in de Concertzaal van De Bijloke. Het volgende concert in de Jazz Rendez-vous reeks vindt plaats op 18 november, als slot van de Staten-Generaal van de Klassieke Muziek 2006. Dan kunt u er vanaf 22u gratis terecht voor het slotconcert van Tricycle.

(Deze bespreking verscheen eerder vandaag op Gentblogt.)

icarus

Gezien mijn enige bestaande VHS kopie door overgebruik zo goed als onafspeelbaar is geworden (en ik bovendien niet langer over een videotaperecorder beschik), is het nu al bijna twee jaar geleden dat ik nog eens Henri Verneuils I… comme Icare (1979) heb kunnen zien.

De film is helaas nergens beschikbaar op DVD, en speelt vanzelfsprekend in geen enkele zaal. Misschien moet het filmfestival maar eens een retrospectieve van Montand of Verneuil opzetten? Wie bezit overigens de rechten op die film?

jazztrompet

“Bij trompettisten –behalve als het Bert Joris is– komt er bijna altijd minder volk”, zo werd mij zondag toevertrouwd.

Godfroid, Antila en Isoheranen (iii)Zonde, vond ik dat, en zeker al toen ik daarna Marc Godfroid te horen kreeg bij Tuur. Op een schuiftrompet (trombone), waar hij op momenten zelfs zat op te scatten. Wat mij betreft leunt –in jazz toch– de trompet voor mij het dichtste aan bij de stem. Er zijn in het genre genoeg trompettisten bekend, die niet alleen het instrument bespelen, maar daarnaast zelf ook nog zingen. Louis Armstrong, Chet Baker, of –nog levend en dichter bij huis– Jan Muës bijvoorbeeld.

Godfroid heeft niet gezongen, maar zijn trompet nam wel die gedeelten voor rekening waar in de standards normaal een stem voorzien was. Zoals in Cry Me a River, dat oorspronkelijk werd gzongen door Julie London in de film The Girl Can’t Help It. Veel standards, en –misschien het filmfestival indachtig– veel filmmuziek, zondag bij Tuur, en dat was een goede zaak.

Vermoedelijk minder standards, komende zondag bij Tuur, want dan krijgen we Erik Vermeulen en Robin Verheyen. Het is ondertussen al een paar maand geleden dat ik Verheyen nog eens gezien heb, en ik vermoed dat hij zo onderhand ijverig aan het pendelen is tussen de USA (New York) en België. In september heeft hij overigens een nieuwe CD uitgebracht (als saxofonist in het Giovanni Falzone European Ensemble), Meeting in Paris (op het Soulnote label), die ik nog moet te pakken krijgen.

Het duo met Harmen Fraanje behoorde tot het betere dat ik vorig jaar heb gezien/gehoord, dus ben ik razend benieuwd wat de combinatie Verheyen-Vermeulen zal opleveren. Dit kan bijna alleen maar goed worden.

confrontatie

“Ik mag hier lopen!” Een oude man, die resoluut mijn richting was uitgestapt, hield mij tegen.

– U zegt?

“Ik mag hier lopen!”, herhaalde hij, terwijl hij dreigend de wijsvinger van zijn rechterhand onder mijn neus stak.

– Natuurlijk, glimlachte ik hem toe, terwijl ik trachtte mijn weg verder te zetten.

“Nee! Ik mag hier lopen!” Hij gaf mij een duw en greep vervolgens mijn bovenarm vast. Het vergde al mijn wilskracht om zelf passief te blijven.

– Laat. Mij. Nu. Los, siste ik hem toe. U loopt waar u wil, maar u laat mij los.

Hij liet los. “Gij zijt racist,” schreeuwde de man ontzet. “Ik niets doen, gij in mijn weg staan en mij slaan. Ik mag hier lopen!” Daar was die wijsvinger weer.

– Welja, zuchtte ik, ge hebt gelijk. Op alle vlak. Een prettige dag nog.

Aan mijn bureau trilde ik nog na van ingehouden woede. Ik had geen trek meer, en mijn lunch (een fitness broodje) verdween onaangeraakt in de vuilnisemmer. 0110 lijkt plots alweer zo lang geleden.

33

Nee, (helaas) niet mijn leeftijd, maar wel het aantal films dat ik gezien heb tijdens het voorbije filmfestival. Net ietsje minder dan vorig jaar.

Een aantal uitschieters, voor ik mij aan de besprekingen waag?

Absolute laagvliegers waren Beyza’nin kadinlari (Shattered Soul) en Hanauta dorobô (The Lost Hum). Verder was ik niet onder de indruk van Perfume (ik geef mijn bespreking waarschijnlijk nog deze week); en ook Princess, dat de Mine Xplore Award heeft gewonnen vond ik zeker niet tot het beste werk behoren (goed wat betreft algemene aanpak, maar zo verschrikkelijk moraliserend). Wel uitstekend waren The Black Dahlia, El Labirinto de Fauno, El Método (dat de Canvasprijs heeft gewonnen –volgend jaar op TV dus), Zwartboek, A Prairie Home Companion (hoewel dat absoluut niet mijn soort cinema is), El Violin, en Nocturnes.

Toch wel wat films die beslist de moeite waard zijn, en een aantal daarvan zullen in het komende jaar ook in België worden uitgebracht.

terug aan ’t werk

Vanaf vandaag ben ik terug op post om het betalende werk te hervatten. Niet dat het meezat om er te geraken. Oorspronkelijk was ik van plan om –eindelijk– nog eens met de motor naar het werk te zoeven, maar door de vastberaden regen gisterenavond en de grijze sluierbewolking vanochtend lieten ik deze plannen maar gauw varen. Stationwaarts dus.

En hoewel ik zowat elke dag op terugweg van het filmfestival naar huis met de bus langs het station ben gepasseerd, is het met pas vanochtend opgevallen dat de stellingen waren verdwenen en de toren volledig gerestaureerd is.

Het treinverkeer naar Brussel was daarentegen volledig in de war. De treinen hadden een vertraging van gemiddeld 15 minuten. De eerstvolgende trein naar Brussel was de 7u22 naar de luchthaven (die zat stampensvol); gevolgd door de 6u48 naar Etterbeek (die viel in pannen in het station en kon niet vertrekken); de 7u08 naar Schaarbeek (stampensvol, want moest tevens zowat iedereen uit de trein naar Etterbeek bevatten); de 7u30 naar Leiden (waarop ik nog net een plaatsje wist te bemachtigen. Rond 8u30 kwam ik in Noord aan.

Aan de liften in het kantoorgebouw kwam ik collega K. tegen. “Tsja, het wordt een zware week hé”, antwoordde ze toen ik vroeg hoe het met haar was. Veel werk met de Executive Board die deze week in ons hoofdkantoor plaatsvindt, nam ik maar aan.

“Hoe, weet gij dat nog niet?! Heeft niemand u op de hoogte gebracht”, bracht ze met groeiende verbazing uit. “A. heeft woensdag zelfmoord gepleegd. Uit uw oude bureau op het negende naar beneden gesprongen.”

Collega A. was –na een paar maanden afwezigheid– maandag opnieuw aan het werk getogen. Woensdag had ze een (laatste) sigaret opgestoken, en aan het einde daarvan was ze uit het raam geklommen. Collega Martini, die haar bureau deelde, zat op dat moment elders in vergadering, collega C., met wie ze ook het bureau deelde, kwam net de ruimte in gewandeld. In een spurt heeft ze nog net de hand van A. kunnen aanraken voor die haar dood tegemoet viel. Beneden op het trottoir, onder het venster van mijn oude én van mijn huidge bureau, liggen nog steeds bloemen op de plaats waar ze grond heeft geraakt.

Donderdag en vrijdag waren de kantoren gesloten; vandaag is de eerste dag dat iedereen terug is. Nu donderdag wordt A. begraven, hier ergens in Brussel.

feestmaal

Wegens te weinig tijd wegens het filmfestival was het feestmaal voor de verjaardagen van Tessa en Henri niet zo uitgebreid, deze keer. Aperitief, voorgerecht, hoofdgerecht en dessert, evengoed gespreid over een zevental uren. Ik maak niet graag dingen op voorhand.

Het aperitief was ready-made. Olijven, winkelgevulde paprika’s, droge worst (Dobbelaere), en ongepelde garnalen (Paelinck), met een Crémant d’Alsace. Altijd een hit.

Het voorgerecht was iets ingewikkelder. Eén rode paprika in ultra-kleine brunoise snijden; daaraan vers gehakte bladpeterselie toevoegen, een geutje olijfolie, een handgeperste citroen (uitknijpen zonder hulpmiddelen), vers gemalen peper, en goed mengen.

Ondertussen een pan op het vuur zetten, en daarin gamba’s bakken (twee per persoon) met een teentje of twee-drie knoflook. Eenmaal de gamba’s mooi rood zien, op hoog vuur overgieten met de rest van de crémant. Schuimfestijn!

In een kleine steelpan drie fijngesnipperde sjalotten karamelliseren, en daaraan twee fijngesnipperde preistengels aan toevoegen. Blussen met crémant als er nog over is.

Mise en place: verwarm een koekenpan op halfhoog vuur, met in die pan drie metalen dresseerringen (opgelet: die worden heet!). Schik de gamba’s, prei met ui, en het paprikamengsel op de borden. Nu gaat het snel: in elk van de dresseerringen doe je nu telkens één kwartelei (we maken een spiegelei). Probeer ervoor te zorgen dat de dooier langs de zijkant terecht komt. Schik het spiegelei op het bord, en op het wit leg je een theelepeltje lompviseieren (of kaviaar natuurlijk). Onmiddellijk opdienen.

Voor het hoofdgerecht heeft Henri flink meegeholpen. We begonnen met spaghetti (papardelle). 500g bloem, 5 eierdooiers, 2-3 volledige eieren, een snuifje zout, een geutje olijfolie. Alles goed mengen, en daarna goed kneden gedurende een minuut of tien. Daarna ongeveer een uur laten rusten.

Verdeel het deeg in vier delen, en rol uit met de deegrol. Probeer het deeg zo dun mogelijk uit te rollen. Opgelet, zorg ervoor dat je werkoppervlak goed droog is, en bij voorkeur ook met wat bloem is bestoven, zodat het (dunne) deeg tijdens het uitrollen er niet aan vastkleeft. Snij vervolgens in repen (of doe het met de pastamachine). Laat de repen liggen, maar zorg ervoor dat ze genoeg ‘gebloemd’ werden, anders zouden ze aan elkaar kunnen kleven.

Maak de gehaktballen. Wij hadden twee kilo gemengd gehakt verdeeld over twee inox werkpotten. Voeg per pot twee eieren toe, de kruimels van twee toasts (of beschuiten), vers gehakte bladpeterselie, de zeste van een halve citroen, en het sap van die halve citroen (uitgeknepen). Alles goed mengen, en dan grote gehaktballen van vormen (wij kwamen tot 16).

Schroei de gehaktballen toe in een grote steelpan, en plaats ze dan in een hoge pan, waar je er zoveel mogelijk naast elkaar krijgt. Voeg daarin zoveel rundsbouillon toe dat de gehaktballen net onder staan. Laat bijna een uur op halfhoog tot halflaag vuur opstaan; het eerste halfuur met het deksel er volledig op, het tweede halfuur met het deksel er half op.

(Voor de bouillon had ik een been –met wat vlees en vet– van een T-Bone, een stuk prei, twee ajuinen, drie wortels, een laurierblad en wat peperkorrels, de vorige avond aan de kook gebracht. Eenmaal stevig aan de kook heb ik het vuur afgezet en de pan –met gesloten deksel– een nachtje laten staan. De volgende dag heb ik het een paar uur laten staan op laag vuur, en onmiddellijk gebruikt.)

Breng een grote pot water aan de kook.

Snij per persoon één prunella of roma tomaat in schijven (in de lengte), en schik op het bord. Meng het sap van één citroen, een beetje olijfolie, wat vers gemalen peper, een snuifje kerrie, en giet ongeveer twee koffielepels over elke tomaat.

Schik de bereide gehaktballen op het bord. Het vocht dat nog overblijft uit de pot laat je stevig inkoken. Doe ondertussen wat pasta in de pot kokend water, laat ongeveer een minuutje garen, en schik bij op het bord. Overgiet met een soeplepel of twee ingedikte saus, en serveer. (Als de saus niet dik genoeg is, kan je ze altijd wat indikken met wat boter.)

Het dessert was wegens tijdsgebrek (en ovengebrek) alweer ready-made: taart van les Tartes de Julie: chocoladetaart en peperkoek/pruimentaart.

(Geen foto’s, helaas.)