(Rolleiflex FX 80mm f/2.8, Fuji Pro400H, 400ASA)
De bloemen die Henri voor moederdag kocht, in hun laatste moment van glorie.
(Rolleiflex FX 80mm f/2.8, Fuji Pro400H, 400ASA)
De bloemen die Henri voor moederdag kocht, in hun laatste moment van glorie.
(Rolleiflex FX 80mm f/2.8, Fuji Reala, 100ASA)
Zaterdag dwaalden we rond op Mount Rainier National Park. De eerste stop was Longmire, waar we als opwarmer de Trail of the Shadows afwandelden. Ocharme een kilometer lang, was de trail echter nog volledig ondergesneeuwd, waardoor we er toch iets langer over hebben gedaan dan de geafficheerde 30 minuten. De bubbling mineral springs bruisten als was er een aspirine in gegooid, en borrelden ook buiten hun normale, zomerse, inkapselingen. Het was een sterk contrast tussen de milde temperatuur van de lucht, en de toch wel dikke sneeuwlaag op de grond. Heel verraderlijk, want die sneeuw was niet overal even hard, en als we er te diep doorheen zakten, was de kans niet onbestaand met de voeten in een ondersneeuws waterloopje terecht te komen.
Na drie vierde van het traject te hebben afgelegd –ongeveer op de plaats waar bovenstaande foto werd genomen (een hele tijd later weliswaar)– kwamen we op een splitsing die ons naar onze tweede, langere, tocht bracht.
“Papa, mag ik op de computer terwijl gij gaat lopen?”, klinkt het bedeesd. “Om naar Karrewiet te kijken?”
En als ik terug ben gekomen, en we gewassen zijn en ontbeten hebben en hij zijn eerste les(sen) van de dag heeft gekregen: “Papa, mag ik op de playstation?”
Hij kan goed overweg met WipeOut Pure, en onlangs heeft hij Lego Star Wars II uit Target meegebracht. Vanmiddag hadden we met zijn opa en oma afgesproken in Seattle’s Best aan Pike Place Market, en de ganse 7 km daarheen heeft hij me over het spel onderhouden.
“En dan komt daar een platform, en dan moet ik daarop springen en dan moet ook R2-D2 daarop geraken, maar die kan vliegen en Luke Skywalker heeft een laserzwaard maar dan wilt de Emperor één van zijn vrienden doden en dan moet ik die proberen redden en…”
Ongeveer halverwege, op 10 blocks van de plaats van afspraak –zo toonde een bord mij nauwgezet– moeten we de I-5 over. Het gedruis van de voorbijrazende auto’s is oorverdovend, en een normale conversatie is onmogelijk.
“Nu hoor ik je wel niet meer, jongen. Dat weet je toch hé”, roep ik hem in het oor. Hij knikt begrijpend, fronst, en maakt met zijn handen wat gekke draaibewegingen rond zijn hoofd.
“Wat was dat”, vraag ik hem als het gedruis even wat minder is geworden.
“Och, gezien we niet goed kunnen praten, ga ik ondertussen wat denken. Het is een goed moment om mijn gedachten wat te ordenen.”
Hij interpreteert mijn glimlach als een aanmoediging –en deels is dat ook zo. “En heb je goed nagedacht”, wil ik weten als we de I-5 ruim voorbij zijn.
“Jaja,” steekt hij onmiddelijk van wal, “want wat ik nog vergeten vertellen was: als Luke Skywalker dan op dat platform…”
Verbazingwekkend hoe snel die 7 kilometer voorbij gaan.
Vandaag gingen wij dus Mount Rainier beklimmen, en zover zijn we ook geraakt –enfin, niet tot de top natuurlijk, maar tot Paradise– en van zover zijn wij ook teruggekomen. Een fotoverslagje volgt later (ergens volgende week), het was zeer de moeite.
(Rolleiflex FX 80mm f/2.8, Fuji PRO400H, 400ASA)
Volgende week is het gedaan met de leute –of de opeenstapeling van lessen W.O.– en krijgt Henri opnieuw wiskunde en taal en spelling. We kijken er al naar uit!
Eerst slapen.
Soms is het echt wel bezigheidstherapie, de lessen die ik aan Henri geef/moet geven. De wiskunde vliegt erdoor, en ook als ik –met de moed der wanhoop– veralgemeende spellingsregels wil beginnen uitleggen, ontbreekt hij me door heel monotoon de regel in kwestie af te dreunen. Of liever nee, hij kent de regel meestal niet uit het hoofd, maar biedt ter illustratie een toepassing aan. En voor ik kan zuchten –half van opluchting, half van verwondering– heeft hij zijn werkboek al op de goede pagina geopend en de helft van de oefeningen opgelost.
Hij is soms wat slordig –daar heb ik eerder al over bericht– maar ik denk dat ik een manier heb gevonden om daar in zekere mate aan te verhelpen. “Ge hebt uw kladboekje”, dreig ik dan, wijzend naar zo’n ouderwets cahier de brouillon met dat vuilbruinig gerecycleerd papier van weleer, “en daar prutst ge in, zoveel ge wilt. Bij de volgende doorschrapping in uw werkboek, herschrijft ge uw woordje tien keer. Bij het volgende woordje vandaag, wordt dat twintig keer. Enzovoort.” De eerste keer, vorige dinsdag, kwam daar bijna een traantje bij (zowel bij hem als bij mij), donderdag nam hij vanzelf zijn kladschrift om het woordje in kwestie tien keer over te schrijven. Hij kan net zo goed zichzelf lesgeven.
Alleen bij creatief werk hoor ik wel eens een klageriger gezucht. “Ik kan niet tekenen” of “ik wil geen verhaal schrijven”, terwijl hij ex-curriculair loopt te fantaseren (en tekenen) dat de stukken er vanaf vliegen. Neem nu dit onderdeel van de lessen taal: Een wortel kletst met een radijs, een stripverhaal waarin de leerlingen de dialoog tussen een wortel en een radijs moeten aanvullen, gebaseerd op de emoties die in de prentjes afgebeeld worden. Drie reeksen van telkens drie prentjes, en een vierde reeks, waarin niks staat: noch tekstballonnen, noch tekeningen. Het begin verloopt wat stroef –en sterk tegen zijn zin– waarbij hij al duidelijk laat blijken dat hij enorm opziet tegen het laatste stuk waar hij zelf moet tekenen. Tot het zover is, en dan krijg ik dit resultaat:
Niet alleen heeft hij al het voorgaande in de nieuwe reeks betrokken, hij heeft ook de personificatie verder doorgetrokken, door zowel Wortel als Radijs uit de grond te halen en voeten te geven. Bovendien heeft hij ook de lessen wiskunde in de lessen taal meegenomen –het ging over afstanden. Én hij heeft zonder de minste aarzeling de oriëntatie van het blad gewijzigd omdat zulks in de afbeelding van het verhaal beter uitkwam. Ik vond dat ongelooflijk.
(Mijn kind, schoon kind, ik weet het. En we hebben veel geluk met Henri. Maar dat betekent niet dat ik er mij niet over mag verwonderen, of dat ik mij daarvoor moet verontschuldigen.)
“Als ge denkt dat het te duur is, papa,” klonk het heel beslist, “dan zegt ge mij gewoon hoeveel het te duur is, en dan leg ik het verschil wel bij.”
Toen we gisterenochtend(*) met de lessen begonnen waren, was hij plots –temidden een moeilijke bewerking– rechtgeveerd. Hij kwam voorzichtig naast mij staan, draaide mijn verwonderde gezicht zachtjes met beide handen naar hem toe, en fluisterde: “kunnen we straks, als we om boodschappen naar de Safeway gaan, nog iets verder doorstappen?”
Ik keek hem verbaasd aan. “Natuurlijk kunnen we dat jongen, is er iets dat je wil zien?”
“Ik dacht dat we voor mama misschien bloemen(**) konden kopen. Omdat het morgen moederdag is, maar morgen moet ze de ganse dag en nacht werken, en dan krijgt ze die toch deze namiddag al, als ze thuiskomt.”
En later, toen we onderweg waren, kwam het er eerst bedremmeld uit: “weet gij soms hoeveel dat kost, zo’n bloemen?”
Ik had er eigenlijk geen idee van. Waren we in België, dan wist ik zowat waaraan me te verwachten, maar hier in Amerika? “Ofwel heel goedkoop, ofwel verschrikkelijk duur”, stelde ik hem voor. “Maar ik weet het echt niet.”
En toen bood hij aan om het dure gedeelte bij te passen. “Ik heb nog wel wat dollars hoor papa”, stelde hij me gerust.
—
(*) Hij krijgt les op zaterdag, ja. Maandagnamiddag landen de schoonouders in Seattle, en ik heb zo een donkerbruin vermoeden dat de lessen iets minder snel vooruit zullen gaan, de daaropvolgende tien dagen.
(**) Ik kan u verzekeren, zo’n Henri’tje met een bos tulpen in de handen kan op veel vertederde vrouwenblikken rekenen.
De opdracht
De marsepeinzwam: een beschrijving van een dier of een plant. De kinderen kunnen zelf de naam van een plant of dier verzinnen.
Het resultaat
Het kompasgras heeft de vorm van een kompas. De kleuren zijn grijs en rood voor de letters, en voor de stengel groen. De zaadjes vallen elk jaar op 22 maart af, precies om 00:00 uur. De zaadjes hebben de vorm van N, NO, O, ZO, Z, ZW, W, NW. Ze komen alleen voor in Belgische parken en bossen.
—
De lattenhond is, zoals je aan de naam ziet, gemaakt van latten. Zijn haar zijn kleurrijke cijfers.
Het is een zoogdier. Het legt één lattenpuppy per keer; die haakt zich 2 maanden vast aan zijn moeder. De exemplaren die nog leven, leven in een beschermd gebied.
—
De topjesvlag komt voor op bijna elke top van de bergen over de hele wereld. Zijn bladeren zijn zuurstofflessen en zo kan hij leven. Als de plant dood gaat, groeit er uit de rest weer een andere.
Huh?
De opdracht voor de lessen taal, onderdeel: creatief schrijven. Hij zag er erg tegenop, maar toen de opdracht afgewerkt was, heeft hij er nog een stuk of tien lopen verzinnen. Omgaan met stress of werkdruk is zijn fort niet. Ik vraag mij af van wie hij dat zou hebben.
> kijkt als de onschuld zelve <
Toen we bij Photo-tronics mijn camera gingen ophalen, waren we eigenlijk vlakbij de Space Needle. Henri wou er maar al te graag heen, maar ik zag het op dat moment niet meteen zitten, omdat we reeds redelijk wat achter de rug hadden, maar dat er ons eigenlijk nog een heleboel meer te wachten stond. “Voor het einde van volgende week gaan we ernaar toe”, beloofde ik hem.
Het protest viel mee, waarschijnlijk (hopelijk) omdat hij weet dat ik van mijn woord ben. Of we dan eens tot aan het water konden gaan? Een straat of twee verder zagen we Lake Union schitteren in de zon, en het lag niet eens ver uit de weg om er langs te gaan. Toen we het water bereikten was de hemel nog rdelijk zwaar bewolkt (zie foto hieronder), maar toen we dat brugje waren over gelopen, brak plots de zon door.
Aan de overkant wachtten ons een heleboel mensen, en een grote pancarte maakte ons duidelijk dat het Lake Union Park uitzonderlijk open was vandaag tussen 11.00am-1.00pm. Het eerste deel van een geplande verbouwing (opening in 2010) was afgelopen, en werd door burgemeester en notabelen plechtig ingehuldigd. De brug, waarlangs we zopas het water waren overgestoken, was luttele minuten voordien geopend.
Er waren allerlei festiviteiten aan de gang, met free food and drinks, waarvoor de rijen ons echter iets te lang leken om aan te schuiven. Er werd zalm gerookt, er werden boottochten georganiseerd, er was een Bubble Man (zeepbellenblazer), en we mochten overal vrijelijk in en uit.
Zo ook op het stoomschip Virginia V, waar Henri ijverige de rugzak-met-wieletjes mee naartoe rolde. Een beetje verder zagen we overigens het FHCRC liggen, maar Tessa vertoefde dan nog in het UW Hospital voor de rondes.
Maar ik denk dat hij het leuk vond.
Het verlossende telefoontje kwam gisteren. Ik kon nog net de drang onderdrukken om de 23 blocks naar beneden te spurten, maar vooral het besef dat ik de 3,5 km nadien opnieuw moest opklimmen, bezweerden mij dat het al laat op de namiddag was, en dat ik er maar beter een nachtje kon laten over gaan. In mijn redenering was ik inderhaast vergeten dat er vanochtend een run op het programma stond, ik vrees dat er wat spierpijn ligt aan te komen.
Geheel in eerste-meistemming heb ik Henri vandaag dan maar vrijaf gegeven, en vanochtend trokken we –te voet zoals steeds– naar Photo-tronics. Henri had zijn rugzak-met-wieltjes meegenoen, omdat hij liever onmiddellijk daarna ook de boodschappen wou halen. “Anders moeten we eerst nog naar huis, en dat is een omweg.”
Meer dan 7 km hebben we gestapt –met een intermezzo (daarover meer in een volgende post)– en we waren dan ook totaal uitgeput toen we vanmiddag terug hier toekwamen. 386,95 USD armer, maar met een werkend toestel. (Als het nu nog eens kapot gaat, dan zou het wel eens kunnen dat ik de digitale fotowereld voor een tijdje vaarwel zeg.) Ik heb drie maanden garantie op de herstelling, dus ik zit al zeker goed voor de duur van ons verblijf hier.
“Papa,” spraak hij half verontwaardigd toen hij met met het fototoestel zag prutsen, “de eerst foto die je maakt zal er toch wel één van mij zijn, zeker?!” En hij nam onderstaande pose aan. (En dan die op de foto hierboven.)
Och, ik ben maar al te blij dat hij wil poseren. (Ja hij ziet wat bleekjes. Het was slecht en hard middaglicht. En we komen eigenlijk niet zoveel buiten, met al die regen hier.)