“Als ge denkt dat het te duur is, papa,” klonk het heel beslist, “dan zegt ge mij gewoon hoeveel het te duur is, en dan leg ik het verschil wel bij.”
Toen we gisterenochtend(*) met de lessen begonnen waren, was hij plots –temidden een moeilijke bewerking– rechtgeveerd. Hij kwam voorzichtig naast mij staan, draaide mijn verwonderde gezicht zachtjes met beide handen naar hem toe, en fluisterde: “kunnen we straks, als we om boodschappen naar de Safeway gaan, nog iets verder doorstappen?”
Ik keek hem verbaasd aan. “Natuurlijk kunnen we dat jongen, is er iets dat je wil zien?”
“Ik dacht dat we voor mama misschien bloemen(**) konden kopen. Omdat het morgen moederdag is, maar morgen moet ze de ganse dag en nacht werken, en dan krijgt ze die toch deze namiddag al, als ze thuiskomt.”
En later, toen we onderweg waren, kwam het er eerst bedremmeld uit: “weet gij soms hoeveel dat kost, zo’n bloemen?”
Ik had er eigenlijk geen idee van. Waren we in België, dan wist ik zowat waaraan me te verwachten, maar hier in Amerika? “Ofwel heel goedkoop, ofwel verschrikkelijk duur”, stelde ik hem voor. “Maar ik weet het echt niet.”
En toen bood hij aan om het dure gedeelte bij te passen. “Ik heb nog wel wat dollars hoor papa”, stelde hij me gerust.
—
(*) Hij krijgt les op zaterdag, ja. Maandagnamiddag landen de schoonouders in Seattle, en ik heb zo een donkerbruin vermoeden dat de lessen iets minder snel vooruit zullen gaan, de daaropvolgende tien dagen.
(**) Ik kan u verzekeren, zo’n Henri’tje met een bos tulpen in de handen kan op veel vertederde vrouwenblikken rekenen.