ik ben niet voor de hoofddoek, maar ik ben wel tegen het hoofddoekenverbod

Laat ik maar meteen een standpunt innemen, dacht ik, toen ik beslist had iets over de hoofddoekenproblematiek –want een problematiek is het wel degelijk– in Gent te schrijven. Dat mijn standpunt een citaat is van Caroline Gennez is een toeval, al vermoed ik dat onze stad opnieuw een beetje roder is geworden na de gemeenteraad van maandag 26 november. (Ik ben wel zeer aangenaam verrast door de houding van zuster Monica.)

Het recht om zelf uit te maken al dan niet een hoofddoek te dragen komt mij als zo fundamenteel over, dat ik u voor verdere argumentatie gewoon verwijs naar de kranten, die bol staan van –terecht– onbegrip voor de Gentse beslissing. Waarom ik er dan toch nog iets over schrijf? Ik geef u twee andere berichten uit de media, die op het eerste gezicht niets met het Gentse verbod hebben te maken.

De Mohammed-idiotie in Soedan. Voor wie de berichtgeving heeft gemist, Gillian Gibbons, een 54-jarige lerares heeft het aangedurft een teddybeer de naam Mohammed te geven. Ze werd voor dat feit prompt opgesloten, en ondertussen staan heelder drommen demonstranten, gewapend met schietgeweren en machetes, in Khartoem haar dood te eisen.

Wat? Was de sprong u te groot? We nemen even een tussenstap.

Na hoofddoek ook verbod op aidslintjes. Vandaag is het Wereldaidsdag. Zelfs voor het Antwerpse stadspersoneel, dat normaliter geen aids-solidariteitslintje mag dragen, met uitzondering van vandaag.

Er zijn nog veel zo’n tussenstapjes nodig, inderdaad, maar het is ook aan u om tijdig stop! te roepen. En het zou hier nooit zover komen, juist. Nobody expects the Spanish Inquisition.

Scheiding van kerk en staat betekent niet dat de staat (religieuze) symbolen moet (of mag!) verbieden, maar veeleer dat ze die niet mag opleggen. Een groot verschil, me dunkt. Maar euh, terwijl we bezig zijn zo strikt kerk en staat te scheiden, kunnen we dan maar meteen de CD&V afschaffen? Het verlost ons gelijk van de reeds 173 dagen durende Belgische vaudeville.

maten en gewichten

Tsja, ik wou dit eigenlijk zonder commentaar posten. Ik ken Hugo Camps niet, anders dan van zijn stukjes uit De Morgen, die worden afgewisseld met die van Bernard Dewulf –waardoor ik overigens veel meer ben gecharmeerd. Er zit meer taal in Dewulf, meer nuance, meer inzicht ook. Maar goed, regelmatig moeten we het zonder Bernard stellen (elke andere dag, denk ik), en dan laat ik dat tekstje op de voorpagina van DM gewoon aan mij voorbij gaan.

Vanochtend sleurde Camps echter de federale politie de middeleeuwen in.

Een vrouw: BMI 31, zes te hoog voor het geijkte medische profiel, koudweg afgewezen. Ik kijk naar haar foto. Mevrouw ziet er goed uit. Vlezig maar gezond. Nee, ze neigt niet naar anorexia, is geen scharminkel, maar een Michelinmadam is ze ook weer niet. […] Normaal mens. Overigens is mevrouw laborante en geen daklegger –dan wekt enig zitvlees juist vertrouwen. Je zal maar een hiv-test laten bestuderen door een sprinkhanige del die zo graag zelf in het buisje wil.

Hm. Niet alleen schildert Camps elke vrouw, die er niet ‘vlezig en gezond’ uit ziet, af als een scharminkel of een sprinkhanige del; in dezelfde paragraaf slaagt hij er tevens in de professionele competentie van een laborante te meten aan de omvang van het zitvlees dat ze meetornt. Wantrouw de gezonde mens, is de boodschap die hij u vandaag wil meegeven.

Nu heb ik niet meteen een vooringenomenheid tegen de iets vleziger medemens. Het is uw vel, en u moet er zich goed in voelen. Het citaat van Camps bevat evenwel onwaarheden, en dat gaat mij dan weer een stap te ver.

Een BMI (ofte queteletindex naar de Gentenaar Adolphe Quételet) van 31 duidt op (eerste graads-) obesitas. Obesitas vormt, net zoals anorexia, een bedreiging voor de gezondheid. Een gezond persoon beschikt over een BMI dat zich tussen 18,5 en 25 bevindt. Daaronder of daarboven kunnen de gezondheidsrisico’s sterk oplopen.

Ziet u, meneer Camps, dat BMI van 31 is niet alleen zes te hoog voor het geijkte medische profiel, dat getalletje wijst erop dat de kans groot is dat mevrouw aan obesitas lijdt. Dat is niet ‘vlezig en gezond’, dat is ongezond. En dat hoeft u niet te minimaliseren.

(Ik schrijf het er even bij, voor de duidelijkheid. Mijn reactie gaat niet over de richtlijnen van de federale politie, dan wel of het kán dat mensen aan de hand daarvan worden afgekeurd. Mijn reactie gaat over de luchtigheid waarmee Camps zwaarlijvigheid afdoet als een akkefietje, een voetnoot in het betoog, hoewel overgewicht eigenlijk net zo’n groot probleem is als ondergewicht. En allebei kennen ze extreme gevallen die gretig in de media uitgesmeerd worden en –zoals vaak– de realiteit vertekenen.)

overbodige luxe

Schrijft Agnes Goyvaerts vandaag in De Morgen:

Een geval van struisvogelpolitiek

Ik was in Londen, de voorbije dagen. Ik had me voorgenomen om niet naar handtassen te kijken, maar uit professionele interesse doe je het dan toch. Gelukkig vind ik de meeste ‘It’-tassen lelijk. Potsierlijk groot, met al dat gefrons en die zware, vergulde sluitingen, als waren het plofkoffers. Het is niet aan mij besteed en dat is maar goed zo. Zo liep ik fluitend door Selfridge’s, tot ik ineens dacht, die daar, die zou me nog iets zeggen. Wit struisvogelleder (past bij mijn horlogebandje), eenvoudig van vorm, een beetje als mijn doordeweekse boodschappentas, en zonder bling. Even kijken wat dat moet kosten. Ik land meteen terug op aarde: 1.995 pond, snel omgerekend 2.890 euro of een kleine 120.000 frank. Euh? Zijn er mensen die dat kunnen betalen? Zijn er mensen die dat überhaupt willen betalen? Jazeker. Maar zijn we dan nog wel goed bezig?

Euh? Goyvaerts is ‘lifestylejournaliste’, die zich bezig houdt met het schrijven over luxe-artikelen. Luxe-artikelen, zaken die je dus pas koopt nadat je eerst je zuurverdiende geld hebt uitgegeven aan levensnoodzakelijke dingen zoals voedsel, tandpasta en wc-papier. Luxe-artikelen zijn per definitie duur en overbodig. (Pleonasme, heet de stijlfiguur waar u naar zocht.)

Er zijn ook échte doordeweekse handtassen te koop voor pakweg 8 euro of een kleine 400 frank. Echt wel. Als u serieus goed bezig wil zijn, schrijf dan over de goedkope zaken in uw column, in plaats van de dure. Schrijf over de kringloopwinkels, over rommelmarkten, over betaalbaar design i.p.v. een forum te bieden aan hyper-dure zaken. Niet dat ik daar iets tegen heb overigens, maar wel tegen de schijnbare noodzaak om daar achteraf hypocriet over te gaan doen. Want ik heb geen nood aan een fashionista die een sociaal geweten pretendeert. Dat is overbodige luxe.

J’ai des petits problèmes dans ma plantation

Jawel, ’t is komkommertijd! Hoe anders verklaart u de media-aandacht voor de Congolees die Kuifjes bezoek aan zijn land na 77 jaar nog steeds niet heeft verwerkt? (Helaas is revisionisme in België pas strafbaar als het over de genocide tijdens de Tweede Wereldoorlog gaat.)

Nee maar, Kuifje in Congo herschrijven. Wat volgt? Joseph Conrads Heart of Darkness misschien?

(De titel is toeval: dit liedje speelde namelijk op Radio1 toen ik de artikels in DM aan ’t lezen was eerder vanochtend.)

fijn stof probleem van de baan

Via een aantal maatregelen is de Belgische regering erin geslaagd op drie dagen tijd het niveau van het fijn stof opnieuw onder controle te krijgen. Met een goed van tevoren aangekondigde campagne werden de Belgische automobilisten gedurende drie dagen verplicht zich op de Vlaamse wegen met een maximumsnelheid van 90 km/u te verplaatsen. Deze maatregel, die om 12 uur vandaag werd afgeblazen, kende vooral in Vlaanderen grote bijval, zo verklaarde Minister-President Yves Leterme niet zonder trots tijdens een persconferentie zonet.

Tijdens de periode waarin de maatregelen actief waren, werden duizenden automobilisten die zich moedwillig niet aan de snelheidsbeperking hielden, geflitst door een daartoe speciaal opgerichte politiecel. De nieuwe cel ‘Pecunia’ zal de boetes binnen de maand bij de overtreders innen, en de helft van het boetegeld zal worden overgemaakt aan de Bond Beter Leefmilieu als steun voor haar campagne om van de automobilisten intelligente wezens te maken.

In een reactie, die vandaag verschenen is in de krant De Morgen, licht Jan Turf, Beleidscoördinator Bond Beter Leefmilieu, de campagne toe. “Ik weet ook dat voor Vlaamse mannen de wagen soms de functie inneemt die de peniskoker heeft voor de Maori. Ook ik heb steeds zo’n koker bij”, geeft Turf deemoedig toe. “Maar als u mij aan 100 km/u voorbijrijdt, kan ik de uwe langer bewonderen dan aan 130 km/u.”

Het milieu in België is alvast gered, zo besluiten de verschillende groeperingen unaniem, en de bevolking kan opnieuw op beide oren slapen. De regering sluit evenwel niet uit dat de maatregelen zullen herhaald worden tijdens de zomerperiode. “De zomerperiode is traditioneel een kalmere periode in ons land”, zo deelde een woordvoerder van het kabinet van milieuminister Peeters mee. “We denken er dan ook sterk aan van augustus een autoloze maand te maken, indien zou blijken dat het fijn stof alsnog opnieuw zou pieken in de zomer.”

die rokers toch

Onlangs nog, zat iemand mij weer in het gezicht te wrijven dat rokers ook rechten hebben. En terwijl ik de laatste ben om dat te ontkennen, vergeten mensen die geestdriftig op hun rechten wijzen maar al te vaak dat ze ook plichten hebben.

Het verbod om te roken op de trein, in stationsgebouwen en op perrons is sinds 1 januari 2004 van kracht, lees ik in een persbericht op de site van DM: 556 mensen beboet voor roken op de trein in 2005. Maar laat ik het vooral niet hebben over de mensen die in de titel van dat bericht werden betrapt. (Vergeet evenwel niet, het gaat enkel om degenen die het forfaitair boetebedrag van 12,50 euro niet onmiddellijk in de trein betaalden […] Er worden over het algemeen veel aanmaningen en waarschuwingen gegeven.) Rotte appels vindt men echter overal.

Wat mij stoort is het consequent én ongestraft aan de laars lappen van dat verbod. Enkel de centrale hal van het station ontsnapt nog aan de roker. In de gangen van en naar de perrons wordt al gauw een sigaret opgestoken, en op het perron zelf is het hek helemaal van de dam.

“Och,” reageerde diezelfde roker, en vele gelijksoortigen met hem, “het peroon bevindt zich toch in de buitenlucht? Hoe kunt ge daar nu last van hebben?”

Die laatste vraag typeert de roker ten voeten uit. Een geheel retorische vraag overigens, want de roker verwacht enkel een bevestiging van zijn veronderstelling. Evenwel: mijn (nuchtere) maag stelt de rook van de man naast mij op het drukke perron ’s ochtends, niet meteen op prijs. Mijn longen overigens ook niet. “Ga dan elders staan, het perron is groot genoeg,” was de volgende reactie, en daarmee straft de roker opnieuw en onterecht de niet-roker.

Geheel onterecht, want de wet verbiedt hem expliciet te roken op het perron. Net zoals de wet verbiedt door het rode licht te rijden. Maar ach, “die vergelijking gaat toch niet op,” veerde de roker verontwaardigd recht. En daar hield de discussie dan ook op.

Want plots was ik ‘intolerant’ en ‘onredelijk’ en ‘egoïstisch’; ‘of ik soms nooit iets verkeerd deed?’ (alweer een retorische vraag). Dus u doet maar gewoon verder, beste roker, en dan jammert u maar weer als er een nóg strengere wet komt omdat u de vorige opnieuw tot de limieten strekte. Het wordt er alleen maar beter op voor de niet-rokers.

originaliteit

Aaarrrggghhh! Humo loopt weg met de prijs voor de originaliteit. Ik had niet gedacht dat iemand –de drie (bijna-)skinheads op mijn tram niet meegerekend– het ging gebruiken, maar toch. Laat het maar aan Humo over.

In DM (Defensie dient klacht in tegen ‘Humo’ wegens paraparodie, 04/10/2006) laat Jörgen Oosterwaal, hoofdredacteur van Humo, de volgende gevleugelde woorden optekenen:

Zo kort na de 0110-concerten is dit wel een erg onverdraagzame reactie van het leger.

Ching-ka-boem! He’ll be here all week, dankuwel. Op zo’n spitsvondige woordspeling waren we nooit zelf gekomen, beste Jörgen. De inspiratie van het moment, ongetwijfeld.

multicultureel

“Is diene winkel hier van u misschien?”

Ik stond langs de Franstalige kant van de twee gangen bij De Poort. De man –aan wie bovenstaande uitspraak is toe te schrijven– had net niet mijn (bescheiden) stapeltje strips op de grond gekeild. Hij liep al minstens tien minuten nerveus van het begin naar het einde van de rayons, iedereen monkelend aanstotend, en onderwijl ogenschijnlijk naar willekeur agressief in de bakken rommelend, op zoek naar god-weet-wat.

– Is dat niet wat overdreven, meneer? had ik hem juist gevraagd, met de van een koude vloer geredde albums in mijn armen.

“Weet ge wat, vent,” kwam hij op mij af, “ge hebt geluk dat we hier binnen in een winkel staan, of ik had u al op uw muil geslaan.”

Zijn bril stond vooraan en schuin op zijn neus, en zijn rechteroog draaide halsstarrig een andere richting uit dan zijn linker. Hij bleef op twee armlengtes van mij vandaan.

“Diene rugzak hé vent, die moet ge vanvoor afgeven, en dan zal ik zo niet tegen u móeten aanbotsen.”

– Pardon? (Mijn ‘rugzak’ hing rechts tegen mijn heup gedraaid, en stak noch voor noch achter mij uit.) Allez meneer, dat meent ge toch niet?

“Ge zijt zo nen multiculturelen zeker? Een goeie afranseling, dat moet ge ne keer krijgen.”

Nu kreeg ik zelf ook plezier in.

-Welnee, glimlachte ik hem toe. Ik ben zo nen Blokker, ziet ge dat niet aan mijn gemillimetreerd haar? En kijk, ginder buiten, (sprak ik rustig en met een nog bredere glimlach) daar staan mijn vriendjes, en ik ben er zeker van dat ze wel goesting hebben in die peer op ulder muile.

Waarop hij murmelend de Nederlandstalige gang inschoot om er geduldig te wachten tot ik afgerekend had. Ge weet tenslotte maar nooit of hij serieus was, zag ik hem denken.

wolken

Soms halen we ons humeur uit verschillende dingen; zij uit haar werk, ik uit mijn overvloed aan …euh… uit de hand gelopen hobby’s. Veel frequenter halen we ons humeur uit elkaar, en dat is ongetwijfeld de reden waarom we er vandaag alletwee euforisch bijlopen.

De trambestuurder aan de Albertbrug was niet tevreden toen ik helemaal vanvoor aan zijn meterslange tram op de deur tikte. Nog minder verheugd was hij, toen bleek dat ik niet alleen daar wilde opstappen, maar bovendien een tramticket van hem wou kopen. Anderhalve euro kost dat ondertussen, en ik beschikte slechts over twee stukken van één euro. “Ik kan niet teruggeven”, merkte hij op. Tessa had geen halve euro bij zich, maar een uiterst vriendelijk en behulpzaam koppeltje kon mij uit de nood redden. Elk een halve euro, en zij mocht van hem mijn euro houden. (De trambestuurder was nog steeds niet tevreden toen ik met pasmunt terugkwam.)

Het was een aangename boekvoorstelling van De Bijeneters (Peter Terrin) in de Handelsbeurs, gisteren. Ik had mij verwacht aan uptight, arty farty toestanden, maar daar bleek niets van aan. Wij luisterden met veel graagte naar Lalalover, ontwaarden in de menigte Annelies Verbeke en Christophe Vekeman (nee, niet tesamen), en stootten op een sympathieke uitgever (v) en boekhandelaar (m) die niet te beroerd bleken om een beetje tijd aan ons te besteden.

(Achteraf hebben we de Vintage Winebar (Onderbergen) bezocht, waar ze heerlijke tapa’s hadden en een kruidige Syrah voor Tessa.)

De trambestuurder op de terugweg maakte totaal geen problemen van mijn wisselgeld. “Nog een prettig avond, meneer.”

(Die zonderling, vanochtend op weg van Gent naar Brussel, die zonder enige aanwijsbare aanleiding schaterde van het lachen, dat was ik inderdaad. Hopelijk bent u er ook vrolijk van geworden.)