Eigenlijk ben ik nooit echt fan geweest van iemand. Mijn kamer hing niet vol met posters (behalve een korte tijd Duran Duran, maar dat had vermoedelijk meer te maken met de tekeningen van Patrick Nagel dan de groep zelf). Nog voor ik het adagium van Greenaway kende (I really, sincerely believe that one should trust the work, and not the author.
) was ik al een blind gelover in de essentie ervan. De ontdekkking van de poëzie tijdens de puberteit was een openbaring: Keats, Shelley, Byron, Poe, Kloos, Gorter, Verlaine, Baudelaire, Rimbaud. Het orgasme nabij. Of voorbij.
En eigenaardig is dat nu, dat ik toch namen vernoem terwijl ik eigenlijk de werken zelf wou benadrukken. Maar goed, ik heb het dan ook voornamelijk over de romantische periode. Neem nu Verlaine en Rimbaud. Verlaine was tien jaar jonger dan Rimbaud, maar volledig in diens ban. In die mate dat hij zijn vrouw (Mathilde) achterlaat voor een hevige, twee jaar durende romance met Rimbaud. Tijdens een ruzie, en wanneer Rimbaud dreigt hem te verlaten, beschiet Verlaine zijn geliefde Rimbaud met een pistool. Hij smeekt Rimbaud om genade, in die mate dat hij hem zelfs smeekt hem te doden. Rimbaud ontkomt en geeft Verlaine aan bij de politie. In een daaropvolgend proces wordt Verlaine tot een gevangenisstraf veroordeeld, gedurende welke periode zijn vrouw hem verlaat en Rimbaud naar Africa vlucht. Tijdens zijn straf schrijft Verlaine een hoop prachtige gedichten, opgedragen aan zijn geliefde, waaronder dit, onweerstaanbare, gedicht:
Il pleut doucement sur la ville
(Arthur Rimbaud)
Il pleure dans mon coeur
Comme il pleut sur la ville,
Quelle est cette langueur
Qui pénètre mon coeur?
O bruit doux de la pluie
Par terre et sur les toits!
Pour un coeur qui s’ennuie
O le chant de la pluie!
Il pleure sans raison
Dans ce coeur qui s’écoeure.
Quoi! nulle trahison?
Ce deuil est sans raison.
C’est bien la pire peine
De ne savoir pourquoi,
Sans amour et sans haine,
Mon coeur a tant de peine!
Verlaine, Romances sans paroles, 1874