kankeraars

(Misschien moet ik me maar bij Pietel en i. aansluiten.)

Daarnet werd er aan de voordeur gebeld. De juffrouw had haar moment niet goed uitgekozen: ik was net aan het avondeten begonnen, of net niet, maar in elk geval stond mijn mokkapot op het vuur te pruttelen, mijn melk nog net niet in de microgolf, en de schuimmaker paraat. In zulk een gevallen laat ik overigens altijd Henri de voordeur beantwoorden. Gaat het om bekenden, dan nodigt hij die gewoon binnen; in het andere geval vraagt hij de (ongenode) gast eventjes te wachten alstublieft, waarop hij de deur sluit, en mij komt halen.

Ik hoorde hem al gauw op de trap terug naar boven keren. “Papa. Papaaaaa!”

De juffrouw was van een kanker… animatie… fonds of iets dergelijks. Ze was er in elk geval niet heel duidelijk over, maar het ging zeker niet om het gereputeerde kinderkankerfonds. Ze bestaan al acht jaar, en om dat kracht bij te zetten had ze een shopping cart vol parafernalia meegebracht, en een arm vol mappen, posters, prentkaarten en stiften.

Van zodra ik de deur opendeed, in onderhemd, want vandaag was een warme lentedag, had ik geprobeerd haar te stoppen. Dat wij soortgelijks al steunen via het UZ, en toen dat niet hielp (“maar wij zijn níet het kinderkankerfonds, meneer”), dat we toch moeilijk alles kunnen steunen en dat we een keuze moeten maken. Ik wou haar leed nog wat verzachten, door aan te vullen hoezeer ik haar vrijwillige (?) inzet bewonderde, maar zonder mij nog een blik of een woord waardig te achten, had ze met haar karretje en een afgeladen linkerarm, haar kruistocht reeds verdergezet. De kin hoog opgeheven, de ogen bliksemend.

timing is everything

Timing is belangrijk. We hadden onze buurvrouw al een paar keer stiekem vanop haar plat dak bij ons zien binnenkijken. We hadden eerst nog gedacht dat ze ons op iets wilde betrappen (we leven tenslotte al 15 jaar in zonde), maar blijkbaar had ze grootsere plannen.

“Ze zijn tóch thuis,” moet ze dan telkens tegen haar man, een befaamd arts, hebben gezegd, om vervolgens met een grote pruillip hun huis opnieuw binnen te vluchten. Contact moet vermeden worden, of toch op zijn minst tot een minimum beperkt. “Ils ne parlent même pas le français. Et cela pour un docteur. Quand même.”

De buurvrouw draagt hakken, en de buurman waarschijnlijk ook. ’s Avonds spelen ze spelletjes. Tikkertje, of 1-2-3-piano, of overlopertje. Henri weet al goed welk spel wanneer wordt gespeeld; of het tak-tak-tak gaat, of takkedetakkedetak. Hoe later op de avond hoe wilder de spelletjes worden, en dan horen we ook al eens een gilletje. Of het klakken van een zweep, of objecten die één na één vallen. Al weten we niet goed wat dat dan is. Henri kunnen we het niet meer vragen, want die slaapt dan al, en wij eigenlijk ook, zo rond half een. Maar niet buurman en buurvrouw.

Dit weekend zag ze haar kans schoon. Terwijl wij in London tikkertje speelden met onze vrienden, hebben zij hun plat dak gekuist. (Hun plat dak is een annex, een oude koer die ze hebben overdekt, nog voor wij ons huis hebben gekocht, zeven jaar geleden.) Vorig jaar ben ik begonnen de klimop van onze zijmuren te verwijderen; dat móest, want een van de zijmuren stond letterlijk gebukt onder het gewicht van die klimop. Met de (rechter-)buurman had ik daarover een babbeltje geslaan, en hij had sowieso al geen probleem met de klimop, maar evenmin met de mogelijkheid dat die zou worden verwijderd. “Als de klimop te ver over de muur komt, snoei ik die gewoon bij,” had hij geopperd. “En als die muur moet herzet worden, dan betalen wij vanzelfsprekend mee.”

De andere buurman viel niet te pakken te krijgen. Dus hebben wij gewoon de klimop aan onze kant verwijderd, en wat bij hem hing, laten hangen. (Die klimop, zo heb ik toen bij het snoeien ontdekt, kwam overigens niet uit ónze tuin, maar bij hem vandaan.)

“Chou, ils sont partis. Et ils portaient des valises. Allons-y.” Ik zie ze al, op hun hoge hakken, alletwee: hij, met een borstel stevig in beide handen gekneld; zij, met een snoeimes, strategisch her en der een paar takken doorknippend. Met de handen haalt ze de delen uit elkaar, waarop hij ze, met een laatste nijdige duw, over de rand en in onze tuin helpt.

het dak en de klimop

Het was de wind, voorwaar.

london calling

Wat wij hebben gemist: de insider-adresjes in London. We zijn totaal onvoorbereid vertrokken. We hadden London al een paar keer bezocht, en dachten dat ons verblijf te kort zou zijn geweest om naar specifieke dingen op zoek te gaan. Dus hebben we maar zwaar de toerist uitgehangen.

Ons hotel (Inverness Court Hotel) bevond zich ergens te Bayswater (Inverness Terrace, vlak bij Queensway). Nog nooit zo een kleine hotelkamer gehad. De gang was net zo breed als de deur. Op die gang, achter de eerste deur, ging de ‘kleerkast’ schuil: een smalle ruimte in de muur, waar vier kleerhangers aan een stalen buisje hingen, en net breed genoeg om, na wat gewring, onze valies in te passen. Ernaast een tweede deur, met daarin de badkamer, waar je net met twee personen in kon. Dan kwam je uit de gang, en viel je over de bedden. Letterlijk. De bedden stonden tegen de muur geplakt, met aan slechts één zijde wel twintig centimeter afstand tussen muur en bed, en tussen de twee bedden een nachtkastje van wel veertig centimeter breed. Niet dat we veel van die kamer hebben gezien.

Vrijdagavond vertrokken, ’s nachts rond drie uur in ons bed gesukkeld (tijden in CET), de volgende dag rond 8-9 uur er terug uit. Te voet naar Oxford Street (kleren!), langs Hyde Park, naar Charing Cross Road (boeken!), en Covent Garden (eten!). Toen was het plots vijf uur (pm), hebben we een dagticket (4.75pond) voor de metro gekocht, en zijn we naar Harrods gereden. De buit afgeladen in het hotel, een restaurantje gezocht in Soho, en vandaar beslist toch maar eens naar Buttler’s Wharf te gaan. Millenium Bridge, langs de Thames, en iets na een uur (am) kwamen we bij London Bridge aangewandeld. De laatste bus hadden we net gemist, de Underground was al een half uur dicht. Geen zin in een taxi, hebben we toch een 24h bus gevonden, een Subway Replacement Line, die ons van London Bridge naar Earl’s Court bracht (more fun than a roller coaster). Vandaar te voet, via Kensington, etc naar Bayswater. In bed om 3u30.

Eruit om 8-9 uur. Op ’t gemak door Hyde Park, naar Albert Hall, iets gezocht om te ontbijten en een half uur daarna te lunchen, te voet naar Harrods (waarvan we wisten dat het op zondag gesloten was), terug naar het hotel, op de bus wachten,naar huis, om 1u30 in bed. Heerlijk.

Bevindingen:

  • De CDs zijn goedkoper via Internet, tenzij je waarschijnlijk de juiste adressen hebt.
  • Veel en goede koffie gedronken. De minst geslaagde kwam van Pret a Manger.
  • Volgende keer Ronnie Scott’s overwegen, of een ander goed adres vinden. In mei komt Mike Stern (kwijl).
  • Na middernacht valt er (bijna) niks meer te beleven, tenzij in clubs, of tenzij je weet waar naartoe.
  • Busdrivers are madmen. Maar wel fun! De nachtbus van London Bridge naar Earl’s Court, op de bovenverdieping, helemaal vooraan, is een aanrader! Gillen en lachen.

Straks naar City2: de Fnac (wegens withdrawal symptoms –dank u voor de tips), en een cadeautje-uit-London voor Henri halen. Hm.

rhythm in de Bijloke

Donderdag bracht het Symfonie Orkest Vlaanderen, olv Etienne Siebens met Jean-Claude Vanden Eynden (piano), werk van Gershwin, Ravel, Fauré en Honegger in De Bijloke. Mijn date voor die avond liet helaas verstek gaan, waardoor ik het moest stellen met een lege stoel rechts en een heer op leeftijd aan mijn linkerzijde. Ik had het slechter kunnen treffen, want de heer bleek bijzonder goed in de muziekwereld onderlegd, waardoor mijn kennis trivia weer wat is aangescherpt.

Rhythm all over the place, en ook Siebens was in vorm, zowel tijdens als tussen de stukken. Gershwin swingt natuurlijk sowieso langs alle kanten, en het publiek had moeite om stil te blijven zitten. Siebens danste mooi mee met I Got Fascinatin’ Rhythm, en hoewel ik vond dat het orkest wel iets meer bezetting kon gebruiken, slaagden ze er toch in de zaal met de nodige ‘oompf’ te vullen.

Ook Ravel en Honegger hielden wel van het geflirt met de jazz of de populairdere muziek. Ravel’s Pianoconcerto in G werd beïnvloed door de upcoming jazzmuziek uit de tijd, maar vervalt zelfs tijdens de eerste beweging gauw terug in de echt klassieke muziek. De tweede beweging, het adagio assai bevat een prachtige solo voor piano, met veel gevoel gebracht door Vanden Eynden. (Jean-Claude Vanden Eynden werd op twaalfjarige leeftijd tot het conservatorium toegelaten, en was in 1964 (hij was toen zestien) laureaat Koningin Elisabeth Wedstrijd.)

Mijn favoriete stuk was evenwel de Ballade voor Piano en Orkest, Opus 19 van Fauré. Had ik in het programmaboekje niet gelezen dat dit stuk van Fauré was, ik had kunnen zweren dat het door Rachmaninov was gecomponeerd (ik ben nogal te vinden voor Rachmaninov). Dynamiek, subtiele koperblazers, climax-anticlimax; Fauré komt hoog op mijn lijstje ‘verder te ontdekken’ te staan.

De opstelling van het orkest, of liever de positie van de piano tijdens Ravel en Fauré, zorgde helaas wel voor een vertekening van het klankbeeld. Een deel van de strijkers en blazers werd van het publiek afgescheiden, waardoor de muziek vlakker en doffer klonk dan goed was. Groot voordeel was dan weer wel dat de piano er heel duidelijk doorklonk. Bij Honegger werd de piano schuin achter de rest van het orkest geplaatst, waardoor ze nog nauwelijks te onderscheiden viel.

En Honegger was dan weer de favoriet van Siebens. Niet alleen vergastte hij het publiek –totaal onverwacht– op een inleiding, maar de schwung die hij eerder al bij Gershwin opbracht was duidelijk terug. De Symfonie Nr. 4, Deliciae Basilienses is geschreven voor Paul Sacher en de twintigste verjaardag van het Basels Kamerorkest (toen geprofileerd als een van de belangrijkste orkesten voor nieuwe muziek). De muziek kent invloeden van Bach, Beethoven en Wagner, en eindigt in een polyfone structuur, waarin plots het deuntje van de Baselse karnaval weerklinkt. Siebens was zeer enthousiast over Honegger, en dat weerklonk zeer helder in de uitvoering.

Misschien niet het beste concert van het seizoen (een beetje vlak klinkend), maar zeer zeker heel gevarieerd en gedreven.

Gershwin – Ravel – Fauré – Honegger, door het Symfonie Orkest Vlaanderen olv Etienne Siebens. Gehoord donderdag 21 april in De Bijloke. Volgend concert: donderdag 28 april.

(Deze entry is ook terug te vinden op gent.blogt)

off-line

En daarmede zijn wij er ook eens uit. Twee daagjes London, met de bus, de kodak nikon, een veel te grote valies, en nog minder tijd om te slapen dan anders.

Edoch, tenzij ik iemands arm er kan uitdraaien om mij aldaar naar een internetgelegeheid te brengen, betekent dat ook dat er tijdens het weekend niet zal gepost worden. Een primeur, want gedurende de laatste drie jaar (give or take) heb ik elke dag minstens 1 postje gepleegd.

Niet getreurd, voor morgen heb ik alvast een oplossing –al zal u zondag dan weer wél verweesd achterblijven. Dank zij het fantastische wordpress systeem kan u morgen, zaterdag, vanaf 10:13:08 stipt, op gent.blogt de bespreking van het Bijloke concert van gisteren erop nalezen.

(Nee, vanaf morgen! Tenzij i. aan de timestamp prutst natuurlijk.)

Maandag kan u mij hier terug verwachten, hopelijk met een heleboel wilde verhalen (en dan antidateer ik wel een entry zodat het lijkt dat ik zondag tóch heb gepost).

En nu allemaal naar buiten. ’t Is lenteweer.

de ipod selecteert

Verschrikkelijk veel genot heb ik al gehad van mijn iPod Mini. De 4GB versie was meer dan genoeg voor mijn muzieknoden; waarschijnlijk volstond zelfs de 1GB iPod Shuffle, maar shuffling is dan weer geen echte optie als je veel naar klassieke muziek luistert.

Hoe ga ik tewerk (ik heb daar waarschijnlijk al eerder over bericht, maar een beetje herhalen kan nooit kwaad)? ’s Zondags wordt de iPod bevolkt: de nieuwe aanwinsten van de zaterdagse Fnac-raid gaan er zonder uitzondering op, en daardoor moeten er ook onvermijdelijk een paar albums af.

Het gevolg is dat, over een periode van een paar weken, ik bijna automatisch te weten kom wat goed is (correctie: wat ik graag hoor), en dat ik na een week meestal reeds inzie waar ik mijn geld beter niet aan had uitgegeven.

Deze inleiding, om u een paar tips aan de hand te doen.

  • Op de absolute eerste plaats komen de Nouvelles Suites van Rameau door Alexandre Tharaud. Oorspronkelijk geschreven voor klavecimbel, speelt Tharaud de suites (speciaal voor u) op piano. Weg de harde metalige (en soms) jengelend frivole klanken, en in plaats krijgen we de gedemptere en veel coherenter klinkende vleugel.
  • Een gedeelde tweede plaats: Tharaud opnieuw. Niet de Concertos Italiens van Bach, al zijn ook die zeer de moeite waard, maar Ludwig van / MM 51 / A deux mains / Rrrrrrr van Mauricio Kagel. Hedendaags klassiek, maar verrassend toegankelijk (ik gebruik die omschrijving wel meer, als zou hedendaags klassiek by definition niet toegankelijk zijn).
  • De Piano Sonatas van Mozart, door Andreas Staier. Verrassend, gedisciplineerd, fun, en trapt niet in de val van de populariteit met het Alla Turca (dat u allemaal kent, al zegt de naam u niks).

Mijn duim weet vervolgens ook met graagte te draaien naar: Falling into place (Delavega) / Blue Note Trip (Jazzanova) / A song about a girls (Zita Swoon). Maar daar ben ik nog niet echt uit. Wordt vervolgd.

BTW tips zijn ALTIJD welkom! Ik ben nogal eclectisch, dus houdt u niet in. (Er is maar 1 ding waar ik met de beste wil van de wereld niet naar kan luisteren: rap en consoorten. Geen Eminem, geen Filip Kowlier, geen mofo gangsta’s dankuwel.)

stokske (the newspaper version)

Ook de kranten hebben een stokje. Alleen loopt het nog wel eens mis bij het geven van een persoonlijke invulling. Op 12 april publiceerde The Herald Tribune (IHT) een column van C.J. Moore, getiteld: Meanwhile: The world is Englishing. De Morgen was er als de kippen bij, en publiceerde, bij monde van Peter Dupont, op 14 april reeds een synthese van datzelfde artikel als De wereld spreekt Engels, maar de Engelstaligen begrijpen er niets van. En kijk, vandaag (21 april) treffen wij in De Standaard een gelijkaardig gewrocht aan in de katern debebouwde.com: Englishing is de mode (nu ook op het taalblog).

De aandachtige lezer heeft ondertussen al door dat, van de subtiliteit van de Engelse titel (“de wereld verengelst” en de verwijzing naar het oneigenlijk gebruik van de ‘gerund’) niet veel meer overblijft. Bij De Morgen blijft de titel nog duidelijk, maar bij De Standaard is dat al helemaal zoek. Die vergelijking gaat ook op voor de respectievelijke samenvattingen. En voor de bronvermelding: DM vermeldt nadrukkelijk IHT als bron, bij DS hebben we daar verder het raden naar. En ja, ze hebben beiden dezelfde bron gebruikt, want de gelijkenissen zijn al te frappant om van toeval te kunnen spreken.

Waar het oorspronkelijke artikel het vooral heeft over een verkeerde manier van verzelfstandiging van Engelse werkwoorden in een vreemde taal (onder het motto, hier al eerder aangehaald: ‘buitenlanders kunnen beter Engels dan native speakers‘ in internet is gelijk Engels), dwalen DM, maar veel meer nog DS, af van die boodschap.

Voorbeeldjes, voorbeeldjes!

DS: De nieuwe linguïstische trend heet “gerunding”. Om het even welk woord kunnen we van een -ing voorzien, kwestie van toch maar “Engels” te lijken. Het probleem is dat de Britten er zelf niets meer van snappen.

Om het even welk woord? Ik denk dat het voornamelijk om werkwoorden gaat. Ik ken de etymologie van footing niet, en ik heb die ook niet onmiddellijk teruggevonden, maar de gerund is een werkwoordsvorm.

DS: Grammaticaal wordt die uitgang gebruikt om de gerund te vormen. “I am eating” betekent dus “ik ben aan het eten”.

Case in point, zouden onze Engelstalige vrienden nu schrijven. Hoewel “I am eating” misschien wel kan vertaald worden als “ik ben aan het eten”, is ‘eating‘ in deze context bijlange geen gerund (verzelfstandigd werkwoord), maar een present participle (onvoltooid deelwoord). Letterlijk vertaald –maar volledig archaïsch, vandaar dat ik ook zeg dat de vertaling goed is– staat er: “ik ben etende”.

DS: Het gevolg van al dat ingen is dat de Engelse taal weer wat minder de “lingua franca” wordt.

Wablief? Lingua franca: A lingua franca or diplomatic language is language widely used beyond its native speakers, primarily for international commerce and extending to other cultural exchanges. (mijn bold). If anything dan zou ik zeggen dat ze net méér lingua franca wordt.

Het artikel in DM is stukken beter dan de versie in DS, maar ik mis vaak wat context. Zoals het plotse opduiken van ‘beasting‘: Hoe lang is het nog wachten op Chinese gevangenisbewakers die zich overgeven aan ‘beasting’? In de Engelse tekst staat dat als volgt:

But I wonder how long it will be before “beasting” and “monstering” find their way around the world. These unsavory words are slang terms for interrogation methods employed by the U.S. military, made public by court proceedings related to abuses at Abu Ghraib prison in Iraq.

Zelfs al ken je het woord niet, dan kan je de betekenis uit de context halen.

Tot zover, lees vooral het oorspronkelijke artikel. De kans is niet gering dat u zich dan ook afvraagt: waarom hebben ze niet gewoon het artikel aangekocht en vertaald?

Bronnen:

Referenties:

tram 4

“C’est tout ta faute.”

Twee druk gesticulerende medemensen van Afrikaanse origine, hooguit 15 jaar oud, namen op de driezit voor mij plaats. We passeerden net het Rabot.

-Mais quoi? J’ai rien fait moi. C’est elle?

In één oor zat het dopje van een mp3-speler, het andere oor was vrij, en het dopje dat er in thuishoorde bengelde eerst van zijn schouder, wat later net niet tegen de zitting van de stoel. Zijn haar was asblond gebleekt, als een vale versie van Dennis Rodman, en voorzien van een dosis nonchalance die er zeker niet voor moest onderdoen.

“Elle veut plus de moi.”

-Mais putain, ça veut rien dire. Elle t’as dit ça? Et comment? Et pourquoi. Gesticuleerde hij wild in de richting van zijn kameraad. Die werd een beetje boos.

“Ben c’est a cause de toi. Elle dit que je suis trop petit.”

En om meteen alle misverstand uit de weg te gaan, wees hij nadrukkelijk, met wijd uitgespreide handen en armen, naar zijn kruis.

“Depuis qu’elle l’a fait avec toi, elle veut plus de moi,” verweet hij Dennis. “Toi et ton gros machin,” voegde hij er nog grommelend aan toe.

(Het hoeft niet altijd de trein te zijn.)

(Wie mijn Franse spelling wil verbeteren: hou u niet in.)