kreeft

Dat kregen wij op ons bord, gisterenavond in Brasserie Nero: kreeft. Gebakken op de gril, met een soort superlichte yoghurtsaus erbij –afzonderlijk in een stenen potje zodat die saus de puurheid van de rest van het voedsel niet hoefde te ontsieren– wat sla, en gebakken patatjes. Ik nam een gerookte zalm vooraf en een hot chocolate fudge achteraf, en al was dat eigenlijk niet nodig geweest, ik kon er toch niet aan weerstaan.

Ze hebben geen chance nochtans, momenteel, in de Nero. Hun gezellige etablissement ligt volledig verdoken achter een stuk van de werken aan het Hendrikaplein, en zelfs de banner –die nochtans duidelijk zichtbaar is vanaf het station– is een beetje een pleister op een houten been. We hebben er nu al meermaals ontbeten, en ook al gedinerd, maar de lunch hebben we nog niet geprobeerd. 10 euro kost dat maar, naar ’t schijnt. Ik moet dat binnenkort toch ook eens proberen.

Warm aanbevolen!

de het

Mijn moeder steekt mij des vrijdags de Focus Knack in handen. Ze weet dat het enige katern van de drieledige Knack is die lees, en toen ik op pagina 12 terecht kwam, meende ik even dat Music for Life in extremis naar Antwerpen was afgezakt.

De échte kerststal staat dit jaar op het Zuid.

Het Zuid ligt in het Stad, zo dacht ik, terwijl in de stad Gent de toeristen wel naar het Woodrow Wilsonplein gaan om daar het immens lelijke zuidcomplex te bekijken, maar de locals trekken naar de Zuid, voor de bibliotheek, het dienstencentrum en het jaarlijkse jazzfestival.

Nee?

gisteren geopend

Die IKEA, die is dus open, inderdaad. En ge kunt daar op de koppen lopen, inderdaad. Zelfs op een gewone werkdag, zoals op donderdagochtend tussen elf en twaalf. Ik heb mijn portie IKEA dus al achter de kiezen (goed om er een lange tijd weer weg te blijven) –al was het te druk om het restaurant nog binnen te stappen voor de lunch.

Als u mij even excuseert –ik heb dringend een koffie nodig.

attenzione!

Het was niet meer te doen. De enige verslaving die ik nog heb –behalve lopen dan– is koffie. Alcohol heb ik nu al geruime tijd afgezworen, in chocolade kan ik mij beheersen (door er zo weinig mogelijk te kopen, edoch ook dat is een vorm van beheersing), maar koffie is mijn grootste zonde. Een volautomatische machine ligt mij niet zo, controlefreak als ik ben, beslis ik liever zelf –het geknoei om alles goed te krijgen neem ik er graag bij. “Dan moet ge maar een echt espressomachien kopen”, suggereerde het licht in mijn leven. Veel meer aanmoediging had ik niet nodig. Een beetje rondspeuren op internet, de goede prijs/kwaliteit verhouding gevonden, de goedkoopste verkoper (in Italië), en meteen besteld.

espresso espresso

Maandag belde FedEx aan. Het toestel werd geleverd op een houten pallet –volgens internet verscheept men breekbare goederen wel meer zo, omdat met dan niet met de doos kan ‘gooien’. Het gewicht van de machine alleen al laat nochtans vermoeden dat men met die doos niet zou smijten, maar bon, blijkbaar zitten er heuse bodybuilders bij die pakjesbezorgers en komt het meer voor dan gedacht. Niet met mijn machine dus, want die stond op een pallet, met nog eens een soortement plastic wrap rond.

In de doos zat de machine, met rondomrond piepschuim om verdere schokken op te vangen. De blinkend roestvrij stalen machine was op haar beurt nog eens overtrokken met laser-film, om haar van krassen te vrijwaren.

espresso

De Izzo Alex Duetto beschikt over twee boilers: eentje van 1,8 liter voor de stoom, en eentje van 0,8 liter voor de koffie. De stoomboiler kan afzonderlijk uitgeschakeld worden. Ik heb er eerst 250 gram koffie doorgejaagd op zoek naar de goede maling en de juiste dosering, maar de crema en de smaak die ik nu reeds uit de machine krijg, laat zowat alles wat ik eerder al heb geprobeerd een paar lichtjaren achter zich.

Momenteel gebruik ik de mokabonen van de Mokabon als koffie –mijn geliefde mysore bleek niet zo geschikt als espresso. Nu nog de melk deftig leren stomen, en dan kunnen we aan latte art beginnen denken. Ondertussen geniet ik reeds volop van espresso die mijn hart sneller laat slaan.

voor wat, hoort wat

De laatste dagen heb ik zorgvuldig getracht de schrijfsels van Strobist (Four Reasons to Consider Working for Free) en Chase Jarvis (Will Work for Free?) te vermijden. Nu Ine rechtstreeks naar mij verwijst in haar recente post (Werk ik gratis?), zou het onbeleefd zijn niet een klein beetje te antwoorden.

Ik vermoed dat Bruno, Pietel, en een paar anderen zo ook werk te pakken krijgen.

Gratis werkt, als je het goed aanpakt.

En hoewel het niets met de directe aanleiding te maken heeft, verwijs ik meteen ook door naar de post van Thomas (Gewoon voor de fun…), waarin een belangrijk voordeel van ‘free‘ wordt aangehaald.

Destijds ben ik in fotografie gerold via Het Project. Dat zou ik kunnen stellen, maar dat zou een leugen zijn. Ik was al veel langer bezig met fotografie, van de eerste pocketcamera die ik voor mijn eerste communie kreeg, tot de Nikon F301 (analoge –duh) reflex die ik van mijn vader kreeg in het vijfde middelbaar, en de Leica M6 die ik zelf heb gekocht toen ik nog goedboerende dotcommer was. Fotografie heeft mij nooit losgelaten, maar via Het Project kreeg ik plots wel een ontzettende duw in de rug. Hetzelfde geldt voor mijn interesse in muziek.

Van niets werd ik plots –toch op zijn minst binnen de redactie van Gentblogt— dé man die zich bezig hield met jazz en jazzfotografie. En voor ik het goed wist was ik daardoor één van de weinige fotografen met een volledige accreditatie voor het Blue Note Festival, en opnieuw voor het Blue Note Records Festival, en opnieuw voor het Gent Jazz Festival. En geraakte ik als fotograaf binnen op het Middelheim Jazz Festival –hoewel dat met Gent niks te maken had– en was ik daar voor de editie van deze zomer plots huisfotograaf. Tegelijkertijd dweilde ik zoveel mogelijk concerten af in Gent –meestal jazz, maar ik begon ook wat pop (een heel brede benaming) te verslaan, voornamelijk in Vooruit. Ondertussen werden mijn foto’s reeds in de krant en in (vak)tijdschriften gepubliceerd, en gebruiken ook redelijk wat jazzmuzikanten mijn foto’s voor hun promotie –zoals onlangs de manager van Dave Douglas mij contacteerde voor een foto die ik in Vooruit had gemaakt.

Dat allemaal, omdat ik mij –gratis– had geëngageerd voor dit nieuwe project.

Veel van mijn foto’s worden gratis gebruikt. Ik heb daar meestal weinig problemen mee, op voorwaarde dat (1) het gebruik gepaard gaat met een duidelijke naamsverwijzing, (2) het niet gaat om commercieel gebruik, (3) men mij vóór publicatie om toestemming vraagt.

Gratis is een rekbaar begrip, want vaak staat daar toch een vergoeding tegenover. Veel muzikanten sturen mij –gratis (hah!)– hun cd(s) toe, en/of zetten mij op de gastenlijst voor hun optreden. De laatste twee jaar heb ik voor geen enkel concert meer betaald, en ik denk dat ik nog nooit zoveel concerten heb meegemaakt als de voorbije twee jaar.

Dus ja, ik werk wel eens ‘gratis‘. Omdat ik het kán, omdat het mij de grootst mogelijke vrijheid biedt, en omdat het –op lange termijn– een onbetaalbare vorm van reclame is.

Gratis werken is overigens niet gemakkelijk. Gratis moet hand in hand gaan met plezier, want als die voorwaarde niet vervuld wordt, is het hoog tijd om duidelijker ‘nee’ te leren zeggen. Niet alleen tegen het project dat zich aanbiedt, maar ook tegen uzelf. Het kan overigens nooit kwaad om eens wat gas terug te nemen en aan een klein beetje zelfreflectie te doen. Maar dat geldt niet alleen voor de gratis projecten.

ver of snel?

Gisteren heb ik mijzelf op een Grote Pita Met Frieten getrakteerd. Henri had ergens opgevangen (karrewiet?) dat het vorige week de week van de friet was, en ik had hem beloofd dat we toch zeker één keer frieten zouden eten. Gisteren was mijn laatste kans, en van de pitaman hier wat verder in de straat, bracht ik voor hem een klein pakje (met mayonaise) mee, samen met dat monster voor mij.

Op net geen drie uur had ik 2162 kcalorieën (tweeduizend, jawel) verbrand, dus zo’n pita ging er –zelfs na ongeveer twee liter water (en extra mineralen)– best in. “Gemiddeld zit ge goed boven de elf kilometer per uur”, had een fietser mij toegeroepen, toen hij –op het voetpad– zichzelf een halve kilometer had verplicht achter mij aan te blijven rijden. “Niet slecht toch, na 35 kilometer”, had ik hem geantwoord. De uitdrukking op zijn gezicht was geld waard.

Met dat The Ultimate Ultramarathon Training Plan ligt de klemtoon tegenwoordig wel wat meer op afstand, dan op tijd; uithouding i.p.v. snelheid. Er zit wel iets tussen van intervaltraining, maar al helemaal geen tempotraining.

Met zicht op die Leopoldslopen zou ik misschien beter mijn schema aanpassen naar dat voor een halve marathon, zoals Ryan Hall’s Half-Marathon Training Plan. Of ik kan die Leopoldslopen zien als een stap in de onvermijdelijke richting van een marathon (marathon training plan).

Grmpf. Ik ga er nog eens goed over nadenken. (Net zoals over refuelling: ik leg die 3 uur training af zonder voedsel of drank tijdens mijn loop. Niet goed.)