Ze was niet voor mij aan ’t poseren, denk ik.
Categorie: bereisd
Parijs dus
Een week geleden zaten we nog in Parijs. Ons logement lag een beetje buiten Parijs, maar na een halfuurtje via het voorstedelijk treinnet stonden we aan de Gare du Nord. We hebben 7,50 euro voor een cappuccino (het melkschuim stond torenhoog en de koffie was niet meer dan een bodempje espresso in een gigantische tas) betaald bij Carette, maar het deed ons denken aan Bloch en ik zag er me zo al elke week heen trekken. (Ik zie mijzelf ook regelmatig de Lotto winnen, maar ik blijk niet zo’n uitmuntende ziener te zijn als ik zou willen.)
Het sneeuwde ook, en dat inspireerde de tieners op dag twee uiteindelijk toch om een sneeuwballengevecht te houden én een sneeuwman te maken. Die tweede dag (zondag) trokken de vrouwen alleen de stad in –de mannen enigszins gerustgesteld dat de winkels gesloten waren, al bleek dat niet te kloppen– en ik heb ze toen ’s ochtends naar het station gebracht. Toen ik ze ’s avonds ging halen, was het echter net beginnen sneeuwen, redelijk hevig zelfs. Naar het station was het bergaf, maar dat betekende natuurlijk dat het van het station… jawel: bergop ging. Onze wagen is klein, de banden zijn smal, en tijdens het klein half uur dat ik aan het station stond te wachten, was ik net niet ondergesneeuwd. De weg terug was redelijk… avontuurlijk. Ik was blij dat er niet te veel ander verkeer op de baan was (ik ben maar twee andere voertuigen tegengekomen), want het was een beetje moeilijk om er te geraken. Hilarisch ook, want terwijl mijn stuur een halve slag naar links of rechts gedraaid stond, ging de auto gewoon vooruit. We zijn er geraakt, zonder brokken.
De laatste dag, net een week geleden dus, gingen we het Louvre bezoeken. Iets te druk voor mij (véél te druk voor mij), dus ging ik op mijn eentje naar de Rue de Rome, waar zich zowat de grootste concentratie muziekwinkels moet voordoen –en dan heb ik het over muziekinstrumenten en partituren, niet over platen. Ik vond er eindelijk de partituur van Rameau die ik zocht (maar geen Duphly helaas), en de collectie van Yann Tiersen (Piano Works 1994-2003).
Dit is ongeveer het enige wat ik van het Louvre heb gezien –bij de uitgang van de metro is er een gaanderij waar men naar binnen kan kijken. Een beetje gelijk een terrarium, met allemaal kleine mensjes erin.
Parijs is leuk, maar ik heb precies de neiging daarheen te trekken als het koud is. Wat misschien niet zo’n goede zet is voor iemand zoals ik die liever warmte heeft. Nog goed dat het gezelschap zo aangenaam was.
Groeten uit…
A’pen in het MAS
Wij zaten gisteren in het MAS, met Zeer Goed Gezelschap™. Nog goed, van dat gezelschap, en van de reis in eerste klas (bijna goedkoper dan tweede, met het speciale weekendticket), want het museum zelf was niet veel soeps eigenlijk.
Ze zijn redelijk strikt, daar in het MAS. En dan heb ik het niet over het feit dat ge niet met rugzakken in het museum moogt, want dat lijkt mij een goede zaak. Dat een suppoost het gezelschap echter vroeg om de zeven maand oude baby vooraan te dragen ipv op de rug, vond ik er toch wel net iets over.
Toen een andere suppoost twee dertienjarige middelbare scholieren bijna de toegang tot de tentoonstelling (het gedeelte ‘Machtsvertoon’) ontzegde omdat hun ouders nog even een verdiepje lager stapten, zakte mijn bereidwilligheid tot conformiteit naar diepe dalen. (En het zijn zulk een brave en welopgevoede kinderen.) Toen nog een andere suppoost in datzelfde gedeelte van de tentoonstelling mij vermanend kwam zeggen dat ik de objecten niet mocht aanraken (terwijl mijn handen in mijn zakken zaten), was het goed geweest. Ik ben even gaan uitwaaien op het dak, en heb dan geduldig gewacht tot het gezelschap de ruimtes op het gemak had bezocht.
Veel valt er niet te zien, behalve een eclectisch amalgaam van objecten, waardoor met de beste wil van de wereld geen rode draad valt te trekken. Elke verdieping is zo groot als een ruime loft, die ingenieus werd verkleind en gecompartimenteerd en op dergelijke manier gestouwd werd met curiosa dat het lijkt alsof er veel te zien is. Nog goed dat er een steile wind woei op het dak en de rokjes vrijelijk het noorden zochten, waardoor er nog iets was dat de rigiditeit van het strakke museum kon verluchten.
De Grotten van Han
Ik meen mij te herinneren dat ik vroeger, toen Henri nog echt klein was, ik het plan had opgevat om regelmatig eens uitstapjes te maken met de zoon, terwijl zijn moeder druk in de weer was met wachten en andere dokterlijke beslommeringen. Tegenwoordig gaat dat minder gemakkelijk, gezien de zoon tijdens het weekend al een volgeboekte zaterdag heeft (muziekles, schermen), en de zondag met heilige devotie reserveert om te kunnen leren.
Edoch, het is herfstvakantie, hij heeft even niets te doen, en zijn moeder zat ijverig te werken, dus het leek mij een zeer geschikt moment om nog eens zo een uitstapje te maken. Een jaar (of twee?) geleden had hij beweerd graag eens de Grotten van Han te bezoeken, en hij bleek nog steeds enthousiast –toch nadat ik hem Bobbejaanland uit het hoofd had gepraat (“het is veel te f-cking koud voor waterpret“).
Meezingen dus: In de Grotten van Han / Aux Grottes de Han!
We reden uiteraard eerst het wildpark door –waarvoor het eigenlijk ook veel te f-cking koud was…
…al kon dat het euh… ‘oprechte’ enthousiasme niet temperen.
Het lijkt mij bijzonder leuk bij zomerse temperaturen, en voor kinderen jonger dan 10, maar ik weet niet of we meer plezier hadden met het observeren van de mensen dan wel van de dieren. Beren, lynxen, wolven, everzwijnen, damherten, herten, ezels, oerossen, bizons, uilen, en één veldmuis, dat hebben we gezien.
In de grot was het warmer dan buiten (13 graden vs vermoedelijk maximaal 5 graden), en het was eigenlijk best mooi –maar zeer commercieel. En een beetje duur ook: 46 euro voor de zoon en mijzelf, 4 euro voor twee chocolademelkjes en een wafel tijdens de safari, en een pourboire voor de gids. (Wanneer werd dat ingevoerd in België?)
Voeg daarbij dat de grotten toch op twee uur rijden van Gent liggen, en dan is het misschien toch niet meteen die rondrit waard (op wat dusver waarschijnlijk de koudste dag van de herfst was). De heenrit verliep vlotjes, maar over de terugweg hebben we toch bijna een uur langer gedaan (zelfs in de vakantie is de spits niet te onderschatten).
Newport (5): homeward bound
En dat was het dan. De volgende dag reden we naar Logan Airport in Boston, met het dak open, en ik weigerde mij voor de laatste dag met factor zoveel in te smeren. Een mijl of tien voor de luchthaven begon de file echt file te worden, en de temperatuur gaf 105%deg; F aan (dat is net iets meer dan 40° C). Toen we de wagen afhaalden, een paar dagen eerder, had de verhuurmeneer gezegd dat hem met een zo leeg mogelijke tank terug moesten bezorgen. Ze rekenen immers sowieso een volle tank aan. Het leuke aan de Mustang is dat hij ook aangeeft hoeveel mijl we nog kunnen rijden met de bezine die nog in de tank zit; en in de file kwamen we uit op 23 mijl, terwijl de gps ons nog een tiental mijl voorspiegelde. Helaas was er een nauwelijks bewegende file in de Massachusetts Turnipike, venwaar het nog een goede drie mijl tot het verhuurbedrijf was. De Mustang hield ons nog genoeg brandstof voor 13 mijl voor (na de voorgaande files), maar dat debiet zagen we zienderogen slinken. Toen we bij het verhuurbedrijf aankwamen, hadden we nog brandstof voor 7 mijl over.
Vegetarisch eten in de USA is supereenvoudig trouwens. Het volstaat volgend verzoek uit te brengen “could you perhaps grill me some vegetables please, I’m vegetarian“, en de wonderbaarlijkste maaltijden worden op uw bord getoverd. Vaak wordt er ook nog gevraagd of eieren of melk of kaas wél mag. Ik heb heerlijk gegeten.
Op het bord hierboven –gegeten in een steak restaurant– liggen mushrooms, geen vlees. Ze waren overheerlijk –en ik ben niet eens een fan van mycologisch voedsel.
De drie dagen festival zijn voorbij gevlogen. Newport Jazz is één van de meest interessante jazz festivals die ik al heb bijgewoond (behalve de onze dan –duh). De lineup, het aanbod en de uitvoering van de muziek, de drie podia waartussen kan worden gelaveerd, het weer, en de relaxte houding van organisatie en luisteraars: het plaatje klopte helemaal. Een gigantische aanrader –die u meteen kan koppelen aan een vakantie aan de East Coast (niet te versmaden voor lobster lovers overigens).
De volledige lineup vindt u op de site van het Newport Jazz Festival. Wie het festival wil herbeleven, kan terecht bij NPR. U kan er o.a. de integrale concerten van The Bad Plus + Bill Frisell; Kurt Elling; Bill Frisell Plays John Lennon; en John Hollenbeck’s Claudia Quintet + 1 beluisteren. Doen!
Newport (4): festivaldag 2
De tweede (en laatste) festivaldag moest in geen enkel opzicht onderdoen voor de eerste. Opnieuw waren er 15 groepen verdeeld over drie podia, opnieuw was het verschrikkelijk warm. Al koelde het ’s avonds voor de eerste wel een beetje af –wel zeker een graad of twee-drie.
Ik geef u ons traject in sneltempo (FS = Fort Stage, hoofdpodium; QS = Quad Stage; HS = Harbor Stage; om van FS naar HS te gaan, gingen wij telkens langs QS).
Van het Lewis Nash Quintet (QS; zeer mooi) naar Jenny Sheinman & Bill Frisell (HS; een groter contrast kon er niet zijn: zeer ingetogen muziek); naar Kurt Elling (QS), die er verschrikkelijk veel zin in had. De man stond te croonen, te rappen en te vanallesnogwatten, en het was schitterend. Onbegrijpelijk hoe hij in onze contreien maar niet echt lijkt door te breken.
Lunchen terwijl we naar de 3 Cohens (FS; Yuval, Anat & Avishai Cohen –de trompettist, niet de bassist) gingen luisteren aan het hoofdpodium. Anat speelde ook tenor sax, maar ik hoorde haar liever op klarinet. Heel snel voorbij Vince Giordano (QS) gestormd (niet meteen mijn ding), om de laatste noot van het laatste nummer van Gretchen Parlato & Lionel Loueke with special guest Becca Stevens (HS)… te missen. Damn, ik had daar zo naar uitgekeken. Dan naar Miguel Zenón (QS); verder naar Maria Schneider (FS; foto), en door naar Jason Moran (HS).
Een stukje Ambrose Akinmusire (QS), en we eindigden met The Claudia Quintet +1 (HS; foto). Ik had ze eerder dit jaar in De Werf gezien, maar toen zong Kurt Elling niet mee. In Newport trad Elling zelf ook al op, dus zong hij ook mee in The Claudia Quintet: fantastisch. Meesterlijk gewoon hoe hij Opening The Window vertolkte, uit hun recente album What Is the Beautiful?. (Helemaal verschillend trouwens, van de manier waarop dichter Kenneth Patchen het zelf doet op bijvoorbeeld Kenneth Patchen Reads with Jazz in Canada uit 1959.)
We zijn nog even richting Fort Stage getrokken, waar Tedeschi Trucks Band het festival mocht afsluiten (ze speelden een set van meer dan twee uur, hoorden we achteraf), maar erm… dat stond zo gelijk een tang op een varken ten opzichte van de rest van het festival, dat we hotelwaarts zijn getrokken.
(’s Avonds was er opnieuw een diner: een beperkt aantal mensen –15, iedereen inbegrepen– waren uitgenodigd voor een afscheidsetentje met George Wein, de oprichter-organisator van o.a. de Newport Festivals.)
Newport (3): festivaldag 1
Tijd voor het festival. Eindelijk! Bij voorbaat excuses trouwens: ik heb veel te weinig (deftige) foto’s gemaakt. Ik had mijn normale equipement niet meegebracht, in de veronderstelling dat ik daar toch geen tijd ging hebben om concertfoto’s te maken. Dat klopt ook wel, maar we stonden telkens zo dicht bij de muzikanten dat ik heelder trossen opportuniteiten verkwanseld heb gezien. Ik had een zeer goed toestel mee, evenwel zonder telelens. Dus heb ik voornamelijk snapshots met de iPhone gemaakt: ik heb het ding toch altijd en overal bij me.
Er waren drie podia: Harbor Stage, een klein podium langs de kant van de jachthaven; Quad Stage, een iets groter podium op het binnenplein van Fort Adams; en Fort Stage, het hoofdpodium waarvoor het publiek zich op zetels en strandhanddoeken had gevleid. Wij hadden backstage pasjes, en hebben dus eigenlijk weinig tijd vóór het podium doorgebracht. We konden steeds langszij, en bij de grote Fort Stage mochten we op een soortement balkon dat langs weerszijden van het podium was opgericht voor de backstage gasten en de muzikanten.
Het was warm, op het festivalterrein. Laat mij dat even herhalen: het was warm op het festivalterrein. Ik heb geen idee hoeveel graden het was, maar zal bij momenten zeker tegen de 40 gelopen hebben. Het was een vochtige warmte bovendien, en er waaide maar weinig wind. Er stond een tent backstage, die o.a. door de pers werd gebruikt, en waar we naar believen drankjes konden halen. De festivalorganisatie had bovendien een plaats voorzien waar bezoekers gratis hun lege waterflesjes mochten bijvullen. Een absolute noodzaak in dat weer.
Het festival begon om 11 u. en eindigde om 19 u., en met drie podia, die simultaan worden bespeeld, is er geen tijd te verliezen. Per dag speelden er maar liefst 15 groepen, en daarvan waren er maar weinig waar ik niet tenminste een tiental minuten wou zien. Niettemin heb ik toch een paar groepen die hoog op mijn verlangenlijstje stonden, moeten missen. Het grootste deel van The Bad Plus met Bill Frisell bijvoorbeeld.
We begonnen de dag met John Ellis & Double-Wide (zeer geslaagde interactie tussen de groepsleden, met een speciale vermelding voor Matt Perrine op sousafoon –foto), gingen vlug eens luisteren bij de Pedrito Martinez Group (niet mijn ding), snel door naar Christian McBride & Inside Straight, een stukje van de Jack DeJohnette Group, om weer op het hoofdpodium uit te monden bij Bill Frisell plays John Lennon. Ik was niet overdonderd toen het album was gereleased, maar live was de groep en het repertoire ijzersterk. De dialoog tussen gitarist Frisell en violiste Jenny Sheinman was spontaan en meeslepend, en tilde de bewerkingen van de bekende Lennonsongs een paar niveaus hoger.
Nog zo’n hoogvlieger was het optreden van Darcy James Argue’s Secret Society (foto), waarin ook John Ellis meespeelde en Ingrid Jensen. We kregen het ondertussen min of meer bekende repertoire, en een voorsmaakje van het nieuwe project, Brooklyn Babylon (dat eigenlijk een multimediaal project is).
We pikten nog het einde mee van het Joe Lovano & Dave Douglas Quintet (met Lawrence Fields en Joey Baron en Linda Oh), bleven nog even (veel te kort) hangen bij The Bad Plus w/ Bill Frisell (foto), en zagen Dianne Reeves nog haar laatste nummer brengen.
Ook van 3 Clarinets: Ken Peplowski – Evan Christopher – Anat Cohen hoorden we nog de laatste paar nummers, en een flink stuk van de Jack DeJohnette All-Stars. En tot slot was er de Pat Metheny Unity Band (foto –wacht: foto! een foto van Pat Metheny, die zo binnen handbereik stond dat ik bijna aan zijn vers gefriseerde coupe kon raken; mijn fototoestel uithalen mocht niet, maar met de gsm mocht het wel).
En dat was het dan voor dag 1.
…zo dacht u toch. Wij waren uitgenodigd op het Newport Festivals Foundation Gala, een awe-inspiring diner met uitzonderlijke optredens van Dianne Reeves, Jason Moran, Anat Cohen, Bill Frisell, Lewis Nash, Lionel Loueke, Steve Wilson, Rudresh Mahanthappa, Peter Martin & Ingrid Jensen, die in allerlei combinaties op het podium werden gebracht –vaak hadden ze zelfs eerder nog nooit samengespeeld. Jason Moran was de MC, en hij zat voorwaar op anderhalve meter van mij tussen zijn speel- of presenteerbeurten in.
Het was allemaal redelijk… exclusief; ik kan mij de laatste keer niet herinneren dat er nog eens zoveel net worth met mij in eenzelfde ruimte zat. Het gala vond plaats in Marble House, één van die mansions in Bellevue Avenue. Het werd gebouwd op het einde van de 19e eeuw door de kleinzoon van Cornelius Vanderbilt (de spoorwegmagnaat), die het als verjaardagscadeau aan zijn vrouw schonk (meer info).
Het evenement speelde zich helemaal in die grandeur af. Waar gisteren de omgeving van de International Tennis Hall of Fame reeds verbluffend was, daar overtrof Marble House moeiteloos enige verwachting die ik mocht hebben gehad. Bij de aankomst reden we op een gigantische oprijlaan, die naar de apex toe naar boven helt, en waar aan de voordeur valets de wagen van u overnemen om te gaan parkeren. Diezelfde valets brengen bij het vertrek de wagen terug (en verwachten vanzelfsprekend een kleine tip voor de service). We zaten met 250 man op een overdekt terras, met zicht op een grote tuin, aan het einde waarvan zich een Chinees theehuisje (groter dan sommige gezinswoningen) bevindt, en de oceaan. Daags voordien was ik daar overigens voorbij gewandeld, langs die oceaan aan de achterkant van dat huis, tijdens mijn cliff walk.
—
Het voorbijzoevende landschap, onderweg van het festival naar het hotel.
Newport (2): Cliff Walk
Vrijdag ben ik iets na zeven wakker geworden. In mijn ondertussen bijna gortige kleren ben ik naar de balie getrokken, waar een sympathieke jongeman mij goedemorgen wenste. “How are we doing today, Sir?” Waarop ik ‘fantastisch’ kon antwoorden toen bleek dat mijn valies was afgeleverd… om 4.30 u. die ochtend.
We hadden pas afgesproken om 10 u., dus na een verkwikkende douche en het comfort van verse kleren, trok ik (te voet) de brug over, de binnenstad in. Pas twee uur later was ik terug, met twee jeans voor Tessa (ik had een boodschappenlijstje meegekregen van het thuisfront), en een cinnamon raisin bagel en iced coffee in mijn maag. Ik had getwijfeld of ik een warme drank zou nemen, maar het was daar ondertussen zo ontzettend warm en vochtig, dat ik niet alleen voor de ijsgekoelde koffie ben gegaan, maar mij meteen opnieuw gedoucht heb op de kamer.
Door omstandigheden zat mijn reisgenoot vast voor de rest van de dag –het festival begon pas die avond– maar ik kreeg de sleutels van onze pony car in mijn hand gedrukt, en ik kon de rest van de dag gaan cruisen waarheen ik wou.
“Have you considered the ten mile drive?“, vroeg de conciërge van het hotel mij toen ik haar om advies verzocht. “It includes the Ocean Drive, takes you through the mansions on Bellevue and then there’s the cliff walk to boot.”
Dit is het begin van de Ocean Avenue, met een zich op de Castle Hill Inn (links in de verte), een bescheiden Relais et Chateaux afspanning op een privé schiereilandje.
Een groot deel van de Ocean Avenue is voorzien van een –uit het zicht gelegen– parking. Wie de straat oversteekt, heeft zicht op de prachtige baai. Er staan bankjes waar ge gerust een ganse dag op kunt blijven zitten, en ik had verschrikkelijk veel moeite om mij te motiveren om verder te rijden. Al moet het gezegd dat het fantastisch rijden is met een opengeklapte convertible. Miljaar wat een auto.
Maar kijk, ik ben toch verder gereden, naar Bellevue Avenue waar de echt grote mansions staan, en daar ben ik afgeslaan in Narragansett Avenue, dat mij opnieuw naar de oceaan bracht, en waar –aldus de conciërge– een goede plaats was om aan de Cliff Walk te beginnen. 3 1/2 mile stond er op het bord aan de oceaan, en dat leek mij een peulenschil voor iemand die gewoon is minstens drie keer per week minstens 12 kilometer te lopen.
Lopen is niet wandelen, zo blijkt (dat wist ik nochtans van onze reis twee jaar geleden). Ik ben eraan begonnen rond half één, en ik stond terug bij de wagen rond half drie, totaal doorweekt (helaas niet van te zwemmen). Het was absoluut de moeite, en ik zou er niet aan twijfelen om de wandeling opnieuw te doen –maar dan in short ipv in jeans, en met een iets grotere watervoorraad dan een flesje van 12 oz (33 cl). De huizen zijn absurd groot –wie denkt dat er in Sint-Martens-Latem of Brasschaat kasten van huizen te vinden zijn, moet toch maar eens in Newport tussen de mansions gaan wandelen.
Nadien ben ik even doorgereden naar Swansea (een dertig mijl verder), omdat ze daar een Macy’s hadden (had ik al vermeld dat ik mijn deo thuis vergeten was) en een Walmart en een Toys R Us waar ik voor Henri eens moest neuzen tussen de Nerf speeldinges (helaas hadden ze niet wat hij verlangde).
’s Avonds begon het echte werk. De (voor)opening vond plaats in de International Tennis Hall of Fame, een hallucinante omgeving die de New England sfeer oproept zoals u die mogelijks kent uit de schrijfsels van John Irving (The World According to Garp, The Hotel New Hampshire). Het concert vond plaats op één van de tennis courts, met plaatsen op het veld zelf en overdekte plaatsen in de gaanderijen daarlangs (wij zaten overdekt).
Dress is casual to dressy stond er op de website merk ik nu pas, waardoor ik eerder casual underdressed was (geklede t-shirt en linnen broek) –een fout die ik niet meer zou maken. “In the event of rain, umbrellas are allowed in the stadium but must be closed and stored when the concert begins so they do not obstruct the views of others.” Gelukkig regende het niet, maar ik was wel benieuwd hoe dat zou zijn verlopen.
De avond begon met een concert van de Preservation Hall Jazz Band, kende een entracte door pianist Jonathan Batiste, en als headliner speelde Dr. John & The Lower 911. De rode draad was New Orleans, niet echt verwonderlijk gezien George Wein, de man achter de Newport Jazz en Newport Folk festivals, ook de man achter het New Orleans Jazz Festival is. Tussendoor kwam er een woordje van de sponsor, die op luid applaus wordt onthaald, en als redder van het festival wordt voorgesteld. Ik kon mij maar moeilijk voorstellen dat het publiek in België even warm zou reageren als de sponsor op het podium kwam.
De sfeer was bijzonder gemoedelijk en enthousiast. Ik maakte er voor het eerst kennis met de collega’s uit Umbrië en Barcelona, met een paar agents, en met een pak muzikanten die zich gewoon tussen het volk bewogen (Joe Lovano, Anat Cohen, …). Het verliep allemaal aangenaam bevreemdend, en met een verbijsterende jovialiteit die kenmerkend zou zijn voor de rest van het festival. Want er zouden nog twee bijzonder intense festivaldagen volgen.
—
Meer foto’s van de Cliff Walk
Newport (1): travel in style
Het zal twintig jaar geleden zijn dat ik nog eens zo’n gat in de dag heb geslapen. Rond 10 uur vanochtend kwam Henri voorzichtig de slaapkamer binnenpiepen –Tessa was dan al lang gaan werken– en dan hebben we eigenlijk gewoon beneden rondgelummeld tot ik ben gaan lopen. Een paar dagen Newport garanderen duidelijk een gezonde nachtrust. De stad ligt dan ook aan de zee. In de zee eigenlijk, want Newport is het onderste vierde van een soortement “net geen schiereiland meer” eiland. De komende paar dagen geef ik een paar impressies van Newport, maar vooral ook van het Newport Jazz Festival –de reden waarom ik naar ginder ben gevlogen. In zeer goed gezelschap.
De afreis was donderdag, het festival begon vrijdag. Een vlucht van Brussel naar London Heathrow, gevolgd door een vlucht van Londen naar Boston. De vlucht naar Londen had een weinig vertraging, waardoor het een beetje krap werd om op tijd door de security naar de aansluitende terminal te trekken. Geen probleem, we mochten fasttracken (dat mochten we eigenlijk sowieso al, gezien we business vlogen, maar bon, nu hadden we er nog eens wat begeleiding bij), wat betekent dat we de lange rijen wachtend voorbij mogen en amper opgehouden worden bij de passport check en nadien de security check. Voor de lounge was er geen tijd meer in Londen, maar zo’n vliegtuig heeft alle comfort van voeding en benenstrekkerij. Ge kunt zelfs liggen om te slapen. En ge kunt kiezen van een menukaart.
“Paging Mr. Bruno Bollaert“, klonk het aan de bagageband in Boston, en dat kon maar één ding betekenen. “We’re really sorry, but it seems your luggage didn’t make it with you on the flight to Boston“, kwam een juffrouw van British Airways zich verontschuldigden. Ze gingen alles nasturen naar mijn verblijfsadres in Newport (een dikke 100 kilometer verder), zeker vandaag nog. Dus gingen we onze auto afhalen bij het verhuurbedrijf, waar de vooraf bestelde wagen miraculeus veranderde in een Ford Mustang Convertible 2013 (hierboven op de foto).
We gingen nog een stukje eten onderweg (Rick’s Cafe & Pizzeria), maar voor we het goed en wel doorhadden, reden we in Newport over de brug naar Goat Island waar ons hotel (Hyatt Regency Newport Hotel & Spa) zich bevond. Goat Island is een minuscuul eilandje in Newport, waar vroeger een geitenboer op woonde, en op het einde van de 18e eeuw verkocht werd aan de nieuwbakken federale regering als militaire basis. Het heeft o.a. dienst gedaan als Torpedo Station (midden 19e eeuw). In de jaren 60 kwam het in privé-handen. De Hyatt staat erop, er is een kleine jachthaven (de grotere ligt aan de overkant van het water) en er staan een paar privé-eigendommen op. De foto hierboven was het zicht vanuit mijn kamer.
’s Avonds gingen we eten bij Bouchard –ikzelf in weinig passend reistenu (al was er geen haan die daarnaar kraaide), gezien mijn valies nog steeds niet terecht was. Ik at er o.a. een schitterende huisbereide pasta (Ratatouille Ravioli au Coulis de Poivron Rouge).
Rond 23.30 u. ben ik nog eens gaan horen of mijn baggage er al was, maar helaas. Ik blijf daar nogal kalm bij, bij zo’n dingen; het heeft geen enkele zin om u daarin zenuwachtig te maken. Desnoods steek ik mij morgen op kosten van British Airways of van mijn reisverzekering in ’t nieuw, was de laatste gedachte voor ik in slaap viel.