(Canon EOS 5D, EF 16-35mm f/2.8 L II USM @16mm, f/2.8, 1/80s, 800 ASA)
Terwijl Tessa gekapt wordt, trekt Henri smoelen naar zichzelf.
(Canon EOS 5D, EF 16-35mm f/2.8 L II USM @16mm, f/2.8, 1/80s, 800 ASA)
Terwijl Tessa gekapt wordt, trekt Henri smoelen naar zichzelf.
Op 17 november ging de eerste toren van het ‘oude’ postkantoor aan het Sint-Pietersstation tegen de vlakte. Zoon (druk bezig met de opvolging) mocht mee om het gebeuren gade te slaan, en minstens twee mensen legden dit dynamische duo vast op de digitale sensor.
Foto’s Huug:
Foto’s stadsfotograaf Patrick Henry:
“Mama, gelijk gij blogt is dat wel gemakkelijk hé. Het enige wat gij eigenlijk doet is op uw weblog opschrijven wat ik zeg.”
Ik tracht mijn schaterlach te bedwingen. Tessa kijkt geamuseerd.
“En hoe weet gij dat zo goed?”, vraagt ze met plagerig. “Wie laat u mijn weblog lezen?”
“Mamaaa!”, verzucht hij alsof hij de meest evidente dingen steeds weer moet uitleggen. “Dat zit gewoon in mijn bookmarks natuurlijk.”
“Oh!” kijk ze verrast, “en wie heeft dat daar dan wel in gestoken?” Onderwijl werpt ze nog gauw een blik in mijn richting.
“Maar nee, mama,” ontkracht hij meteen haar suggestie, “ik heb dat wel zelf gedaan hé. Die van papa zit er ook in, en die van Gentblogt ook. Tsja, ik moet toch op de hoogte blijven…”
“Mama, wat eten we vanavond?”
“Geen idee, jongen. Waarom vraagt ge dat aan mij?”, beantwoordde Tessa deze ongewone vraag van Henri.
“Omdat opa wil weten of ik bij hem moet eten vanavond, of thuis.”
“Eet maar thuis. Ik weet niet of papa al voldoende genezen zal zijn om eten te maken, vanavond, maar anders zal ik wel iets maken… of zo.”
“Ah!”, sprak hij met een blik alsof hij net de oplossing van een moeilijk raadsel had gevonden. “Daarom dus!”
“Daarom wat?”
“Daarom dat papa die puree heeft gekocht. Zodat gij het vanavond maar gewoon in de oven moet zetten om op te warmen.”
“Kijk papa, ik eet mijn mandarijn ook zonder handen”, aapte hij me na. Ik had net mijn handen gewassen, en had geen zin om ze weer vuil te maken aan mijn versgepelde citrusvrucht. Dus had ik ze maar zonder handen opgegeten. Dwaas, kinderlijk, u zegt het maar. Hey, als we al geen leute mogen hebben.
Wat hij evenwel uit het oog was verloren, was het fototoestel dat ik in mijn handen hield (dé reden eigenlijk waarom ik mijn handen niet opnieuw ‘vuil’ wou maken).
En ja, ik weet het. Op een dag word ik mogelijks zijn onderwerp.
Woensdag was een conferentiedag. Dat betekent dat Henri’s school gesloten was, en dat hij de ganse dag bij/met mij mocht spenderen. Tot spijt van zijn grootouders, die hun woensdag meestal naar zijn gezelschap indelen. Achteraf gezien had ik hem misschien beter laten gaan, want ik heb mij die dag een beetje overzet –donderdag ben ik niet uit bed geraakt, zoals u weet. Maar ik kon niet aan zijn oogjes weerstaan toen hij verklaarde het dagje met mij te willen doorbrengen.
Een dag die begon met lang uitslapen en boeken lezen in bed…
…naadloos overging in bad…
…en vervolgens grotendeels in de keuken werd gespendeerd.
Het was de bedoeling dat we koekjes gingen maken, maar ik had zeven verschillende recepten die allemaal een andere werkwijze vroegen, waarvan ik er geen enkele echt betrouwde. Toen ik het een en ander begon samen te rommelen in een kom, kwam ik eigenlijk uit bij een deeg dat vooral veel van cake deeg weg had, en dan hebben we er maar cake van gemaakt. Ik had er beter nog een appel in gestoken.
Geen van beiden had zin om naar buiten te gaan, maar we hadden wel brood nodig. Geen probleem, zei Henri, dan maken we toch gewoon brood. Helaas hadden we geen ‘verse’ gist in huis, maar wel chemische (droge) gist, dus in minder dan geen tijd stond het deeg (twee maal) voor het haardvuur te rijzen.
’s Avonds hebben we gepocheerde kip gemaakt.
Wreed simpel: doe een kip in een kasserol; giet water op de kip tot ze onder staat; voeg wat prei toe, een ajuin, een wortel of twee, wat peperbollen en …het geheime ingrediënt: een kaneelstokje. Zet op middelhoog vuur, en als de kookbubbels goed doorkomen, zet je het vuur zachter. Even afschuimen, het deksel erop, en een veertigtal minuten laten pruttelen.
Haal de groenten eruit (en smijt weg), schep genoeg vocht uit de bereiding zodat je er rijst in kan koken. Kook de rijst (basmati in ongeveer 10 minuten), voeg eventueel een beetje saffraan toe. Doe ondertussen wat groenten bij de kip (bij ons ging er een savooi in), en normaal gezien is alles samen klaar. Als de groente iets langer nodig heeft dan de rijst, dan zet je de rijst gewoon afgedekt van het vuur. Smakelijk.
…en ik neem mee: een zaklantaarn, een koplamp, en klein Henri’tje, mijn beide ouders, een warme jas, drie fototoestellen, een Fisheye No. 2, een warme muts, een groot hangslot met een klein sleuteltje, warme kledij, een tandenborstel, een grote lantaarn met een klein lichtje, (exit henri), een zonnebril, een potje bedorven yoghurt, een zak patatten, een bevroren banaan op een stokske, een jommekesalbum, vijf kleine witte druifjes zonder pit, een tros bananen, drie rollen schuurpapier (exit tessa)
Geïnspireerd door dit bericht, was dit één van de zaken waarmee we ons bezig hielden terwijl we –redelijk lang toch wel– op ons eten wachtten bij de Indiër aan het Koningin Maria-Hendrikaplein (volgorde: Henri – Tessa – ikzelve).
Leutig, maat!
Hoe het er net op kwam weet ik niet meer, maar toen we gisteren de Vrijdagsmarkt overstaken, ongeveer ter hoogte van Jacob Van Artevelde, zei Henri: “Ik wil later papa opvolgen.”
– “Euh, hoe bedoelt ge, jongen?”
Ik zocht mijn geest af naar wat ik juist deed dat in godsnaam de moeite kon zijn om opgevolgd te worden.
– “Foto’s hé. Ik wil later ook fotograaf worden.”
We kwamen net terug van Dirk, waar hij een Lomolito had gekregen. Hij denkt er al lang over na om zelf een fototoestel te kopen, en hij heeft van Dirk de nieuwe lomo-catalogus mee gekregen om er op zijn gemak over na te denken.
– “Hoe? Wilt ge geen dokter worden dan, gelijk mama?”, plaagde ik hen beiden.
– “Nee nee, die moet veel te veel werken, een dokter. Ik wil uitvinder worden, en dan foto’s maken als hobby.”
Laat hem nog maar genieten van zijn jeugdige onschuld, dacht ik, terwijl ik glunderend mijn weg verderzette.
Henri heeft verzorging nodig. Hij heeft nog altijd van die soortement beten op zijn benen, waar hij aan blijft krabben, en hij heeft ergens op een teen een wrat groeien. De verzorging van die zaken is een taak des moeders, niet omdat ik per se van een dergelijk rollenpatroon afhankelijk ben, maar omdat de moeder in kwestie –zoals u best weet– van opleiding geneesheer is. Jawel, dermate ben ik ontvoogd dat ik er niet bij stil sta mijn vrouw een heer te noemen. Misschien omdat ik er niet mee getrouwd ben en ze dus stricto senso ook al mijn vrouw niet is. Maar ik dwaal af, zoals men pleegt te zeggen.
Henri heeft verzorging nodig. En ik weet begod niet wat dat allemaal inhoudt.
Hij wel.
“Ik zal u wel roepen als het klaar staat”, verklaart hij zelfverzekerd, en hij tuigt aan het werk. De stop gaat in de wasbak, zout wordt aan het lauwe water toegevoegd, en een hele resem medicijnachtige toestanden worden op de wastafel bijgezet.
“Nu zou ik daarop moeten geraken”, kijkt hij me onschuldig aan. Ik pak hem op en zet hem op de rand van het wasbassin. Hij corrigeert mijn handelingen: “één voet moet er maar in, geen twee.”
Als ik alle wondjes heb ontsmet en ingezalfd, en de wrat heb aangestipt, neem ik hem weer in mijn armen om hem terug op de grond te zetten. Een kus is mijn beloning. “Dat heb je goed gedaan, paps.”