tussenseizoen

’t Is er gewoon het seizoen voor. Of liever niet voor. De Grote Aftenperiode valt voor mij al een gans leven tussen twee seizoenen in, tussen winter en lente, tussen zomer en herfst. Als het niet meer koud is, of niet meer warm, maar als de weergoden nog niet hebben beslist welke richting ze eigenlijk uit willen. Of ze weten het wel, maar houden ons liever nog even an het lijntje. Ik heb er ook opnieuw last van, maar de laatste jaren is de intensiteit sterk verminderd. Ik heb er goede hoop op, dat als ik veertig ben, of vijftig, ik ze misschien wel helemaal kwijt ben, of ze helemaal heb ingeruild tegen migraine. Of misschien heb ik altijd al migraine gehad, maar heb ik die pas de laatste jaren herkend, wegens dat ik er altijd een kater zal hebben in gezien. Nevermind, de aften beperken zich tegenwoordig tot kleinere groepjes van drie of vier, en soms zelfs tot een simpel rauw aanvoelen van het verhemelte of de mondwand.

Wat onnoemelijk veel erger is, is dat het toch iets erfelijks blijkt, want Henri heeft er ook al last van. “Kijk papa,” toonde hij vorige week, “ik heb er hier één op mijn onderlip, en ook hier vanboven, en vanachter in mijn mond heeft het ook al pijn gedaan.” En dan vraagt het alles wat ik heb om niet terstond in een huilbui uit te barsten, of erger nog, volledig in te storten. Want ik weet wat hem nog kan te wachten staan, al hoop ik dat mijn ervaringen aan hem mogen voorbij gaan. De pijn, de foetor ex ore, en de oncontroleerbare en onhandelbare moodswings. En ik kan hem bezwaarlijk nu al Nietzsche laten lezen. (Was mich nicht umbringt, macht mich stärker.)

quo vadis?

Ze is weer weg. En hoewel ik nu weer ongehinderd mijn menige minaressen mag bespelen, is het spel toch niet hetzelfde. Zo nam ik vandaag Henri mee op mijn excessen, eerst voor de lunch, nadien voor een bijna drie uur durende wandeltocht in de Blaarmeersen. En terwijl hij schattig met groene gummi laarsjes de modder van het weggelopen water te lijf ging, kon ik er twee vervullen –de derde sputterde wat tegen. Van de modder ging het naar de top –waar ik sinds tijden van de skimat niet meer was geweest– en op de terugweg insisteerde hij haar te dragen, in ruil voor koffiekoeken.

“Quo vadis?”, vroeg ik hem op weg naar de bakker, “wat wil dat zeggen?”

“Waar gaat ge naar toe”, antwoordde hij breed lachend.

“Ah, naar de cinema.”

“Oh, en wat spelen ze”, veinsde hij geïnteresseerdheid.

“Quo vadis”, antwoordde ik onschuldig, “maar wat wil dat toch zeggen?”

We proestten het allebei uit.

“Dat is Latijn”, wou ik hem nog uitleggen.

“Ja, dat is de taal van de Romeinen, en net nu zit mama in Rome.”

Toen we met de koeken thuis kwamen, had hij geen zin meer om te poseren. Dus breng ik morgen maar twee in plaats van drie filmpjes bij de fotoman. (Ik moet dringend wat meer foto’s online zetten.)

zaterdag, stressdag

Die zaterdag in de binnenstad. Begonnen bij Bloch voor een laat ontbijt, naar de speelgoedwinkel, het Paard van Troje (ik krijg binnenkort een schoon cadeau van Tessa), de Slegte, AVA, en dan Standaard Boekhandel aan de Kouter. Daar splisten onze wegen even: Henri en ikzelf gingen naar Vooruit voor een drankje en wat rust, Tessa ging nog naar tig andere winkels om ons pas een dik uur later te vervoegen voor de lunch. Ten slotte naar De Poort, en dan met de tram naar huis.

Een grmpf-gevoel aan het Sint-Pietersstation: hoewel wij ijverig naar de bestuurder van de 21 zwaaiden, wou hij ons niet meer meenemen. Hij heeft zelfs nog even geting-ting-tingd omdat we het waagden voor zijn neus over te steken. Oh, en aan de thuishalte zijn we Huug nog tegen het lijf gelopen.

De tocht resulteerde in een pak strips, schriftjes, borsten, en dvd’s (Euro Cinema II van De Morgen). Maar met hoeveel interessante zaken ge ook naar huis moogt komen, ik blijf zo’n zaterdag een stressdag vinden.

(Daarna even rustig ontstrest door koekjes te bakken –recept volgt.)

het goede knopje

Hij huilde, toen hij na de vierde keer eindelijk de telefoon beantwoordde.

“Papaaa? Papaaa?! Ik vind het goede knopje niet! Papaaa?”

Hij was er zich niet eens van bewust dat ik hem deze keer kon horen. Ik trachtte hem te kalmeren.

“Rustig jongen, dat is toch niet erg. Zolang we blijven proberen, komen we er wel, zoals je ziet. Je hoort mij nu toch?”

“Maar. Ik. Wist. Niet. Wat. Het. Goede. Knopje. Was.”

Tussen elke woord zat een lange schokschouderende snik.

Tessa is deze week van wacht, en dat betekent o.a. dat ’s avonds weggaan geen evidentie is. Het is anders al moeilijk genoeg voor haar om te zorgen dat ze om 19u thuis kan zijn als ik weg moet, tijdens een wachtweek is dat helemaal een ramp. Er moet overgedragen worden, er zijn resultaten waar op moet worden gewacht, etc.

Om 19u15 kon ik niet langer wachten. Het concert begon om 20u, eer ik aan de halte was en er een tram langskwam, zou het goed 19u30 zijn, en als het meezat was ik dan tegen 19u45 aan Vooruit. Dus liet ik Henri eventjes alleen.

Niet dat het de eerste keer was. Ik ga soms een kleine boodschap doen, en hij is tenslotte toch al acht jaar. Achtenhalf zelfs. Tessa zou hooguit nog een kwartiertje wegblijven (we hadden telefonisch overlegd), en die korte periode leek niet echt onoverbrugbaar.

“Neem de huistelefoon, en binnen vijf minuutjes bel ik je op”, troostte ik hem.

Vier keer heb ik moeten proberen voor hij het juiste knopje had gevonden. Nochtans heeft hij het elke keer goed gehad, maar de knoppen van onze telefoon staan dermate dicht bijeen, dat hij er waarschijnlijk twee tegelijk had ingedrukt. Telkens werd ik ‘on hold‘ gezet. Ik wist niet eens dat dat kon.

een fotoblog, mja

“Goh, ik ben nog maar goed twee weken bezig, en ik ben al geheel de mist in aan ’t gaan met dat fotoblog.”

“Nee toch”, antwoordde Tessa niet geheel vrij van sarcasme toen ik haar gisterenochtend over mijn twijfels vertelde.

“Ik bedoel maar…”, begon ik mijzelf uit te leggen.

“…dat alleen al de mogelijkheid van enige druk om er elke dag iets te posten nu al op uw zenuwen begint te werken? Hoewel ik weet dat ge al voor minstens veertien dagen foto’s liggen hebt? Is het dat wat ge bedoelt?”

“Euh…”

“Zeventien, bijna achttien jaar zijn we samen, schat. Ik begin u een beetje te kennen, denk ik.”

Reversal Innocence

(Hasselblad 500c/m, Zeiss Sonnar CF 150mm f/4 T*, Kodak Tmax 100TMX, 100ASA)

Het is niet echt waar ik naar op zoek was –integendeel, ik speel er mijn vrijheid een beetje mee kwijt. Misschien ga ik foto12 wel ombouwen naar een portfolio. Ik heb mij goed geamuseerd met nog eens een site te (ver)bouwen, maar ik heb eigenlijk geen zin om er twee weblogs op na te houden. Al mijn foto’s komen toch op één van mijn flickr accounts, en soms postte ik daar wel eens iets uit op deze plek.

Want het is meer dan die dwang –ik schrijf tenslotte dagelijks op dit weblog, en heb mij daartoe nog niet echt verplicht gevoeld. Maar ik vertel liever verhaaltjes, ook met mijn beelden, dus dat statisch gepost van één foto per dag is simpelweg niet mijn ding. Voor die portretten, die ik een tijdje geleden hier had gepost, heb ik me al serieus moeten beheersen om er maar één per dag te posten. En ook de manier om een aantal foto’s tot reeksen te verwerken, zie ik nog niet meteen eleganter gebeuren op een fotoblog dan op een gewoon weblog.

Daarbij, dit blog is –willens nillens– een deel van mij. En die ‘mij’ dat staat voor én tekst én foto’s én lopen én eten (én alles waar ik goesting in heb). ’t Is alsof ik in eenzelfde adem ook zou afsplitsen naar een kookblog. Ik kan (wil!) mijzelf niet splitsen, dus ook dit blog niet. (Tot zover mijn portie drama voor vandaag.)

Er komen dus opnieuw meer photoblogachtige postjes alhier. (Sorry Mike, de categorie photoblog wordt weer geactiveerd, vrees ik. Maar die heeft –zoals elke categorie– ook een eigen feed!)

Edoch! Tegen het einde van de week (*gasp* –is het al woensdag?!) heb ik het over een ander fotoblog. (Just a little more) patience, young grasshopper. (Schone foto’s op uw fotoblog overigens.)

En ik heb mijn dia’s terug. Binnenkort meer daarover.

vermoei(en)d

Henri was gisteren al vermoeid tijd eens van de nieuwjaarsfeestjes die 2008 inluiden. Niet dat hij het wou toegeven natuurlijk, en hij heeft zich (net zoals wij) verschrikkelijk geamuseerd.

tired

(’t Is niet omdat ik een photoblog heb dat ik hier geen foto’s meer ga posten natuurlijk. En ocharme, zijn smoeltje is helemaal vervormd door de 16mm op mijn 16-35mm lens.)

Vandaag redelijk uitgeslapen; rond tien uur vertrokken naar het nieuwjaarsdink van het Gentse stadsbestuur, samen met een hoop andere GB-ers waarmee we daarna naar de Ankara zijn gaan eten (Henri heeft er een ganse schotel köfte gegeten); snel even bij Popville binnen (voor Slaapkoppen van Randall C.); met de tram naar huis; met de auto naar opa en oma in Mariakerke (daar hebben we wafels gegeten); vandaar rechtsreeks naar Tuur (waar Henri gehaktballen in tomatensaus heeft gegeten); en nu zijn we eindelijk thuis (waar Henri nog fruit heeft gegeten).

Is het bij u ook zo een beetje hectisch?

10 zinnen en een foto

“En vandaag gaan we naar de stad”, declareerde Henri toen hij vanochtend naar beneden kwam. “Ik heb gisteren nog eens naar die nieuwe Lego’s gekeken, en ik zou wel eens willen zien of er al binnengekomen zijn. Nee nee, papa, ik weet het, ik mag niks kopen.”

En wat kan ik daar dan tegenin brengen. Bovendien moest ik zelf ook naar het centrum, een ontwikkeld en gescand rolletje tmax afhalen bij Dirk.

“We zullen gaan eten ook,” vulde ik hem aan, “en kijk, ik zal aan oma N. vragen of ze mee wil.” We gingen beginnen in de Fortisbank aan de Zuid (geld tanken, u weet wel). Vandaar naar de Barista om een koffie, en dan om de foto’s en onderwijl een speelgoedwinkel.

Edoch, de eerste halte werd de Fortis in de Zonnestraat, want daar is de krantenwinkel (Henri krijgt elke week de Donald Duck), en van daaruit ging het natuurlijk naar de speelgoedwinkel in de Volderstraat (ex-Christiaensen); de ijspiste (wat een volk, zo ’s ochtends redelijk vroeg); en de Fotoshop. Alweer een speelgoedwinkel (naast de Fotoshop, ook al ex-Christiaensen), en snel (*kuch* alles is releatief) bij Rogge binnen (een pyrex maatbeker en een bloemschepje voor 14 euro, en de winkelmeneer was er zeer malcontent –op het onvriendelijke af– dat ik ‘maar’ zoveel geld bij hem ‘wou’ uitgeven). Langs de Vrijdagmarkt, naar de Langemunt om bij Bart Smit langs te gaan.

Aan de Korte Munt gingen we langs bij Timmermans, waar het zeer deftige solden zijn overigens. Wie in een sacoche geïnteresseerd is springt daar best eens binnen, want ze gaan daar tot -70% voor wreed schoon gerief. Denk ik toch, want ik ben geen vrouw natuurlijk. Ze hadden ook wreed schone (en oermannelijke) pennen aan -50%. Niet dat ik er een gekocht heb, want dat ging nog steeds té ver over mijn huidige budgetallocatie (en ze hadden geen moleskines in de solden). Maar ik dwaal af.

Lunch in de Progrès, waar ik zonder de minste aarzeling voor de twee filet mignons heb gekozen, die van het meest malse koebeest moeten zijn afgesneden. We hebben er voor geen geld gegeten (enfin, Henri en ik al helemaal niet, want oma N. was zo lief ons te trakteren). De Veldstraat door om bij Bloch koffiekoeken te halen, de tram op, en naar huis.

Voor wie het nog niet door had, het zijn solden, en de straten zitten overal eivol. En nee, het zal er morgen *niet* beter op worden.

Als ge nog 10 zinnen en een foto of twee bijzet hebben we een artikel, zei iemand op de (interne) mailing lijst van Het Project toen ik een summiere versie van bovenstaand relaas doorstuurde. Alsof ik zo zot zou zijn om van die drukte foto’s te maken.

het Grote Jongensboek

In één van Henri’s pakjes zat een boek. Ik had alleen de titel gezien –Het Grote Jongensboek– en dat was genoeg om me terug te brengen naar het begin van mijn puberteit, toen ik voor mijn 11e of 12e verjaardag het goedbedoelde boek “Vandaag jongen, morgen man” in mijn reeds grijpgrage handen kreeg geduwd. Het opende voor mij een wereld van relaties, erecties en ejaculaties die ik nooit had verwacht en die enkel in de meest vooruitstrevende godsdienstlessen zou worden geëvenaard.

Henri’s boek had echter een subtitel meegekregen, die eigenlijk nog meer rillingen over mijn rug zond dan de eerdere verwijzingen naar het pubertrauma dat destijds slechts nipt werd vermeden. Voluit stond er: Het Grote Jongensboek. Hoe word ik in alles de beste?, en in eerste instantie klonk dat iets te competitief naar mijn zin. (U had het misschien nog niet door, maar ik ben eigenlijk niet competitief aangelegd. Elke vorm van ambitie op het vlak van carrière is mij geheel vreemd, en ook de schijnwerpers heb ik liever op iemand anders gericht. Een grute muile, dat heb ik wel.)

Maar ik was geheel verkeerd in al mijn veronderstellingen. Dit stond op de achterkant:

Dit is het boek waar alle jongens, groot en klein, op hebben gewacht! Sla het snel open en ontdek hoe je in alles de allerbeste wordt. Van een kampvuur maken tot het besturen van een helikopter, met Het Grote Jongensboek ben je niet te overtreffen.

het Grote Jongensboek…en Henri is er weg van! Hij ligt ermee in bed of op de zetel, zit ermee aan tafel of op de tram, met het geheimzinnige boek dicht tegen zich aangedrukt, en waaruit hij de pagina’s verslindt als was het fondant chocolade (zijn favoriete snoepgoed). Daarnet mocht ik er even in meelezen –waarover mag ik natuurlijk niet kondig maken– en het boekje werd angstvallig gesloten toen Tessa al te dichtbij kwam. “Het is alleen voor jongens”, verklaarde Henri met twinkelingen in zijn ogen.

Hij heeft het ondertussen al uit, maar is aan een tweede lectuur begonnen, en ik denk dat het niet de laatste zal zijn.

uitbreiden

“Allez, papa,” zegt Henri als hij even opkijkt van de computer waarachter hij had plaatsgenomen, “ziet ge nu wel dat ik toch wel veel bezig ben met die Lego Star Wars?” Hij spreekt het nog steeds een beetje uit als [sta: wa:sj]. Hij heeft altijd al de voorkeur gegeven aan Lego boven Playmobil, geheel in tegenstelling tot zijn vader, net zoals bij liever Jommeke leest dan de Suske & Wiskes waar ik zo tuk op was.

Hij is zijn collectie begonnen met Lego City, en bleek nadien aandacht te vertonen voor zowel Mars Mission als Star Wars. We hebben hem dan tussen die twee laten kiezen, en uiteindelijk vond hij Star Wars iets beter aansluiten bij zijn City.

Zijn opmerking liet me evenwel schaterlachen.

“Ge zijt geen haar verschillend van uw vader hé”, proestte ik het uit. “Ge fladdert van de ene interesse naar de andere.”

“Ge moogt niet stilstaan hé papa,” antwoordde hij. “Ge moet uw kennis uitbreiden.”

> zucht <

Wat kan een mens zich eigenlijk meer wensen?