Loopjongen

Gisteren gingen we lopen. Hooguit een kilometer, van huis naar de Albertbrug tot de Europabrug en terug, op een rustig tempo, dat hij zelf mocht bepalen –zolang we de ganse tijd maar bleven lopen. Beter niet te rap dus, waarschuwde ik nog even, dat komt later wel.

Henri, vanzelfsprekend

Zijn gebroken rechterteen zat hem niet echt in de weg –ik had hem op de speelplaats al een paar keer zien lopen toen ik hem ’s avonds kwam halen. Eén keer per week, op zaterdag, ziet hij wel zitten, en hij is half te overtuigen dat we het beter twee keer per week zouden doen, om er toch enige progressie in te houden. Dat moet niet verder zijn dan wat we nu gedaan hebben, hield ik hem voor. Zeg maar als ge klaar zijn om wat langer of verder te lopen.

We waren sneller terug thuis dan hij had gedacht. Dat is niet half zo erg, zag ik hem denken, maar hij was nog niet bereid om dat ook toe te geven. En dat hoeft ook niet. Zolang hij maar loopt.

Snapshots

Tessa heeft zo’n Olympus µ[mju:]-II. Dat is een fantastisch toestel, en wij ‘slepen’ dat overal mee naartoe. Wij zijn geen veeltrekkers; dat is tegelijktijd voor- en nadeel van filmgebruik. Voordeel omdat we (bijna) alleen maar een foto nemen als we echt iets op foto willen; nadeel omdat het soms een tijdje duurt eer we dat filmpje laten ontwikkelen. Zo is dit filmpje al een maand of twee oud –maar nog steeds brandend actueel.

mju snapshots

Tessa wordt zwaar bij de keel gegrepen door iets wat ze deze mensen vertelt –of van hen te horen krijgt (foto: ikzelve).

mju snapshots

Henri, uitgeput na de Kids Run voor de 10km van Gent, met een half monkelende vader die niet mocht meelopen van de dokter (foto: Tessa).

mju snapshots

Nagiko, die zich afvraagt waarom we ons zo druk maken over een beetje zon (foto: Henri).

Tape?

“Toon mij ne keer uwen teen, jongen”, zei de dokter vriendelijk maar onwennig tegen Henri. “Zet u daar maar op.”

We hadden een uur of zo gewacht in de P5, want een afspraak hadden we niet gekregen. Ik had er ook niet naar gevraagd, ik ging ervan uit dat daar afspraakloos werd gewerkt. En ik weet nog steeds niet of dat het geval is.

Met één hand op zijn rug trok de dokter langs alle kanten aan de tape die rond Henri’s voet zat, terwijl de jongen de tranen in de ogen sprongen. “Ai” en “auw” en “het doet toch wat zeer”. Toen het echt niet lukte nam hij dan maar een schaar, en sneed grofweg de tape los. “Hij sneed bijna in mijn vel”, snikte Henri achteraf, toen we buiten stonden.

“Dat moet vanzelf genezen”, zei de dokter bars, zonder ook maar aan de teen te hebben gevoeld of hem van dichtbij te hebben bekeken. Van de onwennige vriendelijkheid bij het begin bleef niets meer over. “Foto’s zijn niet nodig, doe hem een dichte schoen aan, en keer binnen vier weken terug. Een afspraak maken is niet nodig.”

“Euh, moet dat niet opnieuw getaped worden”, vroeg ik voorzichtig.

“Nee, niet nodig, dat moet vanzelf herstellen.”

Toen we buiten kwamen, belde ik toch maar Tessa op. Henri had opnieuw erge pijn aan zijn teen, het huilen stond hem nader dan het lachen. En zoals ik eerder al zei: hij klaagt niet rap. Tessa belde een collega, en die vond het gedrag van de dokter die ons had gezien toch wat merkwaardig. Dat we beter maar terugkeerden, en dat die teen opnieuw moest ingetaped worden.

Daar staat ge dan natuurlijk, als leek. En dan vroeg ik mij vooral af, wat er gebeurt met al die mensen die zo geen dokter bij de hand hebben. Iedereen was nochtans uiterst vriendelijk en behulpzaam geweest op de afdeling orthopedie. Misschien had die dokter gewoon zijn dag niet, misschien is hij boos op de tsjeven, of misschien vond hij zo’n gebroken teen niet echt de moeite van het behandelen waard. Laat ons vooral hopen dat het niet dat laatste was.

’t Is kapot!

Niet alleen mocht ik gisteren, wegens kapotte knie, de 20 km van Brussel aan mij laten voorbij gaan –waarvoor ik ten andere VIPsgewijs door de uiterst sympathieke Talking Heads en Nike was uitgenodigd, t-shirt en startnummer incluis– maar het zou lang duren eer ik mijn bed mocht zien. Het begon nochtans goed, want wij waren uitgenodigd op een heel plezant (plechtige) communiefeest van MJ (dank u, B en S), alwaar ook de zoon zich –ver uit ons zicht– wist te vermeien. Iets té enthousiast is hij daarbij geworden –zo zijn jongens, nietwaar– dat hij ‘ergens’ een buiteling heeft gemaakt, en daarbij met de grote teen van zijn rechtervoet –de sandalen stonden netjes bij het springkasteel– ‘ergens’ is blijven achter haken.

En gezien hij niet echt een ’trunt’ is, hebben we hem dan maar serieus genomen, toen hij met een verkreukeld gezicht en kermend van de pijn ons aan de meest rumoerige tafel van het feest kwam opzoeken. Het was toen –oeps, de tijd gaat precies snel– net iets na negen, en na een korte bepoteling zijn we wijselijk richting spoed getrokken. Niet zonder eerst Tessa haar personeelsbadge, Henri zijn UZ-kaartje, en een paar boeken thuis af te halen. Het kan druk zijn op ’t spoed, en al zeker voor de orthopedie, en al zeker op een communieweekend. We hebben dan ook een heleboel gips zien passeren, daar in de wachtzaal.

Henri, zijn teen, hij is gebroken Henri, zijn teen, hij is gebroken

Het ging nog redelijk vlot, we mochten zelfs met twee mee (waarschijnlijk is dat standaard voor kinderdinges), er werden foto’s genomen, waarop duidelijk een breuk zichtbaar was (rechts van de cursor op de foto hierboven), en de teen werd vastgetaped aan die ernaast. Er kwam geen gips aan te pas.

Henri, zijn teen, hij is gebroken

Volgende week maandag mogen we terug voor controle. En ondertussen mag hij niet meer zwemmen of turnen, voor de rest van het schooljaar.

Yes!”, bracht hij nog enthousiast uit toen we hem om middernacht in zijn bed konden stoppen.

Tweeslachtigheid

“Het regent hier”, zegt ze, vlak nadat ze bijna verontschuldigend in de hoorn zuchtte dat ze gewoon mijn stem horen.

“Hier schijnt de zon al de ganse dag”, antwoord ik half opgewekt door dat feit. “Vanochtend ben ik een koffie gaan drinken, heb ik een nieuw boek in de bibliotheek gehaald, en dat heb ik deze middag in de tuin uitgelezen. Mijn onderbenen en -armen zijn roodverbrand.”

In gedachten zie ik haar mond in Marne-la-Vallée van verontwaardiging openvallen. “Hier regent het,” herhaalt ze pruilerig, “en we hebben net warme pulls op de kamer gehaald.” En ze voegt eraan toe: “Henri mist je.”

Hij klinkt droevig en opgewekt tegelijk. “Frietjes. En worst. En pizza”, denkt hij te bevestigen als ik hem vraag of hij wel deftig eet. En dat ze straks ijsjes gaan halen. Ik ben ervan overtuigd dat hij zich rot amuseert, maar dat hij verscheurd wordt door dat amusement en de onfortuinlijkheid dat zijn vader hier is en niet bij hem in Disneyland. En ik hoop dat mij dat toch een klein beetje mag verblijden.

Aannemelijkheid

“Hier, ik heb gisteren wortels gekocht zodat ge ze tijdens de speeltijd kunt opknabbelen”, zei ik Henri, terwijl ik hem dit in zijn handen stopte. Hij eet elke dag wortels tijdens de middagpauze, maar soms vergeet ik wel eens de juiste dingen mee te brengen.

Wortels

“Huh?”

“1 april”, gil ik breed lachend.

“Papaaaaaa!”