loping

Vanochtend had ik afgesproken met B. Diens dochter gaat naar dezelfde school als Henri, en haar moeder, B.’s echtgenote S. zat samen met Tessa een tijdje in het oudercomité. Vorige week gingen we met zijn allen uit eten naar Brasserie Nero voor een heerlijk en gezellig diner.

B. loopt ook, hij heeft al meermaals aan wedstrijden deelgenomen, waaronder de 10km van Gent waar ik zo naar uitkijk. Hij verwonderde zich erover dat ik nog nooit onder het spoorwegbrugje aan de Blaarmeersen (richting Drongen Station, zo stelt de fietsbewegwijzering) had gelopen. “Wij spreken nu af voor volgende week zaterdag. Om hoe laat gaat ge lopen? Ok: om 10u30 aan de Albertbrug.” Meer had hij niet nodig.

Vanochtend liepen wij onder dat brugje door, en ontvouwde zich voor mijn ogen –nadat we een andere brug waren over gelopen– een fantastisch Leielandschap. We zijn door Afsnee en Drongen gelopen, en mogelijks nog wat gemeentes, goed voor een heel ontspannen anderhalf uur ofte 18 kilometer. Met hopen lussen en paadjes en rust en buiten en met moeite een paar andere lopers –al is dat in de zomer wel anders, vertrouwde B. me nog toe.

Minstens één van mijn trainingen zal vanaf nu ook een van de vele Leiepaden volgen. En met die bruggen krijgen mijn spieren nog wat klimtraining ook. Bedankt, B.

Het loping uit de titel is een poging tot woordspeling op wandeling en op de vele lussen (ofte loops in het Engels) die het parcours in het Leielandschap biedt.

vier tegen 3

“Hemels”, dat was volgens Vooruit programmator Wim Wabbes de omschrijving van zijn collega van deSingel over het concert aldaar. “Magie zeg maar”, schreef Didier Wijnants in De Morgen, en liet daarbij geestdriftig vier sterren de rechterbovenhoek vullen. U kan dan ook gerust zeggen dat we hoge verwachtingen hadden voor het concert van Dave Douglas 3, dinsdag in Vooruit. Een concert dat bovendien een double bill was met het Free Desmyter Quartet. Wij gingen –speciaal voor u– luisteren, en stapten achteraf –ondanks de vrieskou– met een warm gevoel huiswaarts.

Vorig jaar werden wij door een Gents jazzicoon aan Free Desmyter voorgesteld. Een naam die ons toen geheel onbekend in de oren klonk, maar tijdens die introductie kregen we ook een cd in handen gestopt en werd ons met licht verwijtende blik –alsof we werden verondersteld het hele programma uit het hoofd te kennen– “hij treedt hier morgen op” toevertrouwd. Ondanks het late einduur van de Jazz in ’t Parkdag, ging die cd dezelfde avond nog in de speler. Redelijk tijdloos (en dat is goed), was de eerste gedachte, en ik had al spijt dat ik te moe was om er eens deftig naar te luisteren. Benieuwd naar dat concert. Het kwartet bleek al meer dan tien jaar samen te spelen, maar Desmyter was er niet op gebrand een cd op te nemen. Maar na het concert daags nadien, heeft dat album nog menigmaal onze cdspeler opgezocht.

Free Desmyter Quartet Free Desmyter Quartet

Kenmerkend voor de composities zijn het ritme, en de solo’s van John Ruocco’s saxofoon (en klarinet), waartussen een soms voorzichtige maar bijna steeds nadrukkelijk doordringende Desmyter de piano beroert. Dinsdag kregen we een nog elegischer en behoedzamer pianist te horen. Vaak leek het zelfs of de andere groepsleden een weigerachtige Desmyter een duwtje in de rug moesten geven om te soleren. Ruocco verdween een aantal keren demonstratief tot in de duisternis van de coulissen, om het zachte licht van de pianist beter tot zijn recht te laten komen. Deze mensen spelen duidelijk samen, en ook dat tilt de muziek tot een hoger niveau. (‘Live’ is ook bij deze groep overigens beter dan op cd.) Wij vonden het meteen al jammer dat deze set ingeperkt was door de double bill.

Edoch, de pauze was onvermijdelijk.

Het was een tien jaar geleden dat Dave Douglas voor het eerst in Vooruit op de planken stond (ik dacht dat ik twintig had gehoord, maar dat leek me iets té lang geleden). Wim Wabbes vermeldde nog even dat het eigenlijk de bedoeling was geweest elk project van de man in onze Gentse cultuurtempel op het podium te krijgen, maar mede door de drukbezetheid van Douglas was zoiets onmogelijk gebleken. Bovendien diende Vooruit ook nog andere artiesten een kans te geven om te concerteren –jawel, zo productief is Douglas.

Dave Douglas

In zijn beginjaren liet Dave Douglas zich vooral opmerken als trompettist in de John Zorn ensembles –twee jaar geleden stond hij met Zorn nog op het podium van het toenmalige Blue Note Records Festival (nu Gent Jazz). Tegen het einde van de jaren 90 begon de trompettist vooral met eigen projecten, waarvan Dave Douglas 3sound van dit trio heeft een onmiskenbaar New Yorkse tongval, al is Douglas naar eigen zeggen naar het platteland verhuisd “so the sounds are nog longer city and sirens, but they’ve been replaced by cows and chirping birds.” New York werd vermengd met West Coast, want voor dit project heeft Douglas ijverig geput uit de muziek van de eerder dit jaar overleden Jimmy Giuffre. En net zoals bij het Jimmy Giuffre 3 (in wisselende bezetting), bevat ook het Dave Douglas 3 geen drummer. Verrassend, zo werd gefluisterd, al valt in dergelijke formaties steeds weer op hoe bepalend en dragend een goede bassist wel is.

Scott Colley was dan ook fantastisch. Zijn bijdrage viel niet enkel op tijdens de menige solo’s, maar zijn melodische richting drong door tot in de duels tussen Feldman en Douglas. Het minst op de voorgrond kwam die violist Mark Feldman, die niettemin een waardevolle tegenpool was voor uitspattingen van Douglas. Als bipolaire magneten trokken ze elkaar aan, om zich net zozeer van elkaar af te stoten en zo de muziek een grotere dynamiek te geven.

De composities putten uit een heleboel standaards en jazz roots, en werden afgewisseld met eigen werk van Dave Douglas. Het muzikaal aanbod alleen al maakte dit concert tot geslaagd, de interpretaties en de virtuositeit van de muzikanten lieten het opstijgen tot ongetwijfeld één van de betere van dit jaar. Want de verwachtingen mochten dan al hoog zijn, ze werden stuk voor stuk ingelost.

Free Desmyter Quartet / Dave Douglas 3, gehoord op dinsdag 28 oktober in de theaterzaal van Vooruit

—-

Getipt:

Dit artikel werd (een dag) eerder gepubliceerd bij Het Project: vier tegen 3

vrijdag zoefdag

Die vrijdagen, die gaan meestal nogal rap voorbij. Opstaan, voor ontbijt zorgen en Henri naar school brengen, gaan lopen, douchen, naar de wekelijkse persconferentie van het Gentse Stadsbestuur, een koffie in de Mokabon, middageten (in Vooruit deze keer: moussaka), terug naar huis, artikel over de persconferentie schrijven, en we kunnen aan het weekend beginnen. Gaat dat bij u ook zo ontspannend vlot, die aanloop naar het weekend?

(Straks –vanavond? vannacht?– komt mijn doktertje terug thuis van Londen. En gans het weekend zit ook al bomvol precies.)

takelen op uw kosten

Bon, u kent het doodsaaie scenario: auto voor poort, flikken gebeld, motard komt af, auto wordt getakeld. Al verliep het niet helemaal volgens bovenstaand scenario, deze keer.

Auto voor poort, en flikken gebeld. Geen motard, twee flikken van de interventie unit sectie 71. De nachtdienst met een combi.

“Goedenavond meneer, u hebt gebeld voor deze wagen?”, vraagt één van hen, waarbij ze demonstratief naar het voortuig voor mijn poort wijst.

Ik bevestig.

“Wij hebben eerst getracht de eigenaar telefonisch te bereiken, maar dat is niet gelukt. U wilt het voertuig laten takelen?”

Ik bevestig opnieuw.

“U weet dat wij dit voertuig kunnen laten takelen, maar dat u wel eerst zelf de kosten moet betalen, en dat u die daarna kunt terugvorderen via het vredegerecht?”

Ik bev… euh, wacht: “u zegt?”

“Ja meneer, dat is een zonale onderrichting.”

Een zonale wat?

“Een zonale onderrichting meneer. We hebben net met hoofdinspecteur Vogel gecommuniceerd voor advies. Wij kunnen dit voertuig enkel laten takelen als u de kosten… voorschiet.”

Euh, u zegt mij dus, dat die persoon in overtreding staat, maar dat u daar niks aan gaat doen tenzij ik betaal? Dus, ik moet betalen voor iemand anders’ overtreding?

“Zo mag u dat niet zien, meneer, maar volgens de zonale onderrichting…”

Jaja, ge zijt gij goed zot zeker? Enfin, dat laatste dacht ik alleen maar, ik weet best mijn manieren te houden. Nee dank u, u hoeft niet te takelen. Maar hij wordt wel beboet, mag ik hopen.

“We zullen ook een pv opstellen, meneer. Mogen wij uw identiteitskaart even alstublieft?”

Het PV wordt opgesteld, ik grap nog wat met de vrouwelijk helft van het duo, de mannelijke helft windt zich een beetje op. De gebruikelijke good cop, bad cop routine, u kent dat wel van de televisie.

De wagen wordt niet getakeld.

De volgende ochtend ga ik 15 km lopen, en als ik na een dik uur terugkom, staat de wagen er nog steeds. We besluiten toch opnieuw naar de flikken te bellen. Alweer geen motard, maar wel de net zo sympathieke draken (flikken op de fiets) bellen even later aan.

“U zegt?”, vraagt de flik op zijn beurt verbijsterd als Tessa hem van ons nachtelijk wedervaren op de hoogte brengt. “Mogen wij dat PV eens zien alstublieft, mevrouw?”

De toon is totaal anders, en de wagen wordt in een mum van tijd verwijderd. “Van opdraaien voor de kosten van het takelen is enkel sprake indien er moet getakeld worden op een privé-eigendom. Die kunnen dan inderdaad worden teruggevorderd. Maar de openbare weg is nog steeds geen privé-eigendom.”

Einde verhaal.

veel volk

De typische oases van rust lijken wel van de Feesten verdwenen. Ik herinner mij nog dat we destijds zuchtten toen we ons door de ‘massa’ op de Gras- en Korenlei een weg tussen de kraampjes moesten banen. En een paar jaar geleden was het nog heel doenbaar in het Baudelopark. Maar nergens lijkt het nog kalm te zijn –al zeker niet in het Baudelopark en evenmin op Bataclan. Op het Spaanse Kasteelplein lijkt het nog het rustigst, zo zegt men mij.

Maar dan blijf ik liever in mijn tuin zitten (van massa’s word ik angstig). Of op ’t gemakje tijdens de jazz in het Duvel Droomschip ’s middags of op het Emile Braunplein ’s avonds. Daar kan een mens nog ademen.

(Euh, dit is geen kritiek op de Feesten: ik ben gemeend blij voor wie deze omstandigheden wel naar waarde weet te schatten.)

de reis

Eén brok zenuwen, dat is waarschijnlijk de omschrijving die het beste past bij mijn mentale toestand, maandag. Stress is niet mijn vriend, duidelijk, en vooral niet als er nog te elfder ure bagagehouders moeten worden bijgezocht.

’s Ochtends gingen we nog rustig onbijten –we zijn toch naar North Hill Bakery teruggekeerd– en toen we naar ‘ons’ huis terugkeerden, begon het pas goed. “Nope, we gaan niet alles in onze vier (!) valiezen krijgen”, zag ik in. Ik had twee paar loopschoenen gekocht, en sandalen, en dan had ik nog mijn schoenen van thuis, én de crocs die ik wel opnieuw zou aandoen voor de vliegreis –die gaan heel gemakkelijk uit en opnieuw weer aan, bij de scanners in de luchthaven. En dan was er nog de (weliswaar bescheiden) verzameling cds die ik op drie maand tijd had bijeen gesprokkeld, wat keukengerief, enz. De boeken had ik al netjes over twee valiezen verdeeld. Ik had ze in stapeltjes gewogen, en ik zat in totaal ergens aan een tien kilo –ik had eigenlijk erger verwacht. Maar toch had ik het te positief ingeschat.

Henri ging –na onze laatste Skillet Street Food lunch– mee naar de REI voor nog zo’n handbagage als Tessa er de dag voordien ook één had gekocht, terwijl Tessa gauw nog wat verslagen ging afwerken. Het was snikheet.

We hebben een paar dingen moeten achterlaten zoals een vest, twee grote slakommen, een tekenblok, en een slecht boek. Niks dramatisch, maar toch, ik had natuurlijk liever alles meegebracht. Vervolgens heb ik een Airport Shuttle Service proberen bellen, maar daar werd ik –te lang naar mijn zin– on hold geplaatst. Dus heb ik gewoon een taxi gebeld, met de waarschuwing dat we met drie zijn, en vier grote stukken bagage hadden. “Not to worry, Sir, our drivers are used to this.” Het klonk bijna geruststellend.

Toen ik de bagage tot op het voetpad droeg, werd ik verschrikkelijk nerveus over het gewicht. “Voelt Henri lichter of zwaarder aan”, vroeg Tessa, toen ik haar van mijn zorg op de hoogte bracht. En dan mocht Henri nog lichter voelen, ik was er nog steeds niet gerust in. Het zweet liep in stroompjes van mijn lijf, en dat had niet alleen met de hitte of het gewicht van de valiezen te maken.

De taxichauffeur was de vriendelijkheid zelve, en op recordtijd stonden we bij BA aan te schuiven. Ik had ons reeds online geboekt, dus het was gewoon een kwestie van de bagage af te geven. “This one won’t make it“, dacht de man hoofdschuddend toen hij de tweede valies –onze zwaarste– op de weegschaal plaatste. 31,6 kilo! –de valies mocht maximaal 32kg wegen (geen 35 zoals ik eerst dacht). Over de handbagage werd met geen woord gerept, dus ik mocht mijn eerste twee items van mijn angstlijstje schrappen.

Door de security ging het ook al vlot, waardoor we nog zo’n drie uur te spenderen hadden voor het vliegtuig vertrok. We waren ook nog eens snel genoeg op het vliegtuig om onze handbagage vlak bij ons te hebben –die bagageplaatsen raken vreselijk rap volzet. (Iemand had eerst heel wat minder geluk: zijn plaats was dubbel geboekt, maar hij kreeg een complimentary upgrade.)

In London was de security veel lastiger: ik had het er redelijk moeilijk om een manuele check te verkrijgen voor mijn vier belichte filmpjes –wat in de USA geen enkel probleem was geweest. En om één of andere reden ging de detector af toen ik erdoor ging, waardoor iemand mij nog eens begon te bepotelen ook.

De vlucht naar Brussel had ook nog eens vertraging, maar hoewel we meer dan een half uur dan voorzien opstegen, landden we wel bijna op de voorziene tijd in Zaventem. En alsof dat nog niet volstond, was onze bagage zowat de eerste die van de band rolde. Kon ik meteen alles van mijn lijstje schrappen. Even nog hield ik mijn hart vast toen de douanebeambte ons van de Europese vluchtdoorgang naar de internationale stuurde, maar daar mochten we zonder beletsel blijven doorstappen. Tot de inkomhal, waar de (schoon)ouders ons ongeduldig om de hals vlogen. Iets geestdrfitiger om Henri’s hals dan de onze, vanzelfsprekend.

ondertussen, in België

a mild day

(Rolleiflex FX 80mm f/2.8, Fuji Reala, 100ASA)

Zondag was het hier goed weer, en maandag ook. Tessa was dan wel ziek, maar wij waren er –voor de zoveelste keer– redelijk van overtuigd dat de lente ook hier in Seattle was doorgebroken. Zeg nu zelf, twee volle dagen zon na elkaar.

Helaas. Dinsdag was het opnieuw kouder, gisteren was het koud, en de zeven dagen die mijn weersvoorspeller mij voorhoudt, tonen een temperatuur die de 15 graden –celcius, gelukkig– niet of amper overstijgt. Het ziet er toch al niet langer regenachtig uit, dat is al iets. Geen grauw donker wolkendek, maar een uniform saai grijze hemel. En ik die zo naar zomer en zon verlang. Zouden ze niet ergens op een warme plaats een hematoloog zoeken?

we're in Seattle, baby

Op deze double exposure keken ze nog recht in de zon, de hand beschermend boven de ogen. In België is het weer veel beter, zo heb ik vernomen. En in Gent zijn er veel jazz-concerten, dat ook.

Maar wat de echte aanleiding was voor deze post: hoe zit het met de regering? We hebben toch een regering? Want op dat vlak begint het hier stilaan wat op te klaren.

thuis

Ons huis. Het staat er nog! Met dank aan reporter Huug, die ons vandaag het bewijs doorstuurde waar we nood aan hadden. Maar wat doen die lelijke –maar zonder twijfel veel efficiëntere– aluminium plooi-ijzers daar rond onze boom? En ook, wederom dank zij de onversaagde verslaggever, weten we nu meteen dat de schoonouders ons huis en onze kat effectief komen bezoeken. Want komt die wagen ons daar niet heel bekend voor?

we're in Seattle, baby

We hebben nog meer nieuws gekregen van onze reporter (hebt u zijn schaduw én zijn boodschappentas opgemerkt in de foto?), maar daar moet u nog een weekje op wachten. En dan krijgt u mogelijks zelfs een video te zien!

Het is hier wel heel leutig, maar we missen toch wel erg den omgang met de mensen thuis, de concerten, de persconferenties, de lunches, de zondagse jazz bij Tuur. Gelukkig is er nog de (interne) mailing lijst van Het Project en de berichtgeving op Gentblogt zelf. En Skype. Nieuwtjes (zoals het bovenstaande berichtje en het pakje van Els) zijn heel erg hartverwarmend. Wreed wijs!