Het begon allemaal heel onschuldig, vorige maandag. Of liever, de vrijdag daarvoor, toen ik tijdens Jazz Hoeilaart een sms’je kreeg: “ge hebt maandag een afspraak op neuro.”
Zodoende zat ik (vorige) maandag bij een prof die gespecialiseerd was in al die minder evidente gevallen zoals mijn neuraligisch amyotrofe schouder. Er werd bloed geprikt, waaruit naast de gewone onderzoeken ook allerlei typeringen moesten worden afgeleid, en ik kreeg een nieuw EMG (zo’n meting waarin men de elektrische activiteit van de spieren bekijkt). Er werd vastgesteld dat de afwijking toch wel heel groot was om nog van een ‘simpele’ neuralgische amyotrofie te kunnen spreken, en voor ik het wist, had ik een afspraak om ’s vrijdags binnen te komen en een paar dagen aan een baxter te hangen. Er kunnen wat bijwerkingen zijn, maar normaliter hebt ge daar geen last van, werd mij verzekerd. Ik ging heel gezwind naar huis, want kijk, mijn probleem ging waarschijnlijk geruis- en pijnloos worden opgelost.
Vrijdag kwam ik terecht op een kamer voor twee –kwestie van meteen ook mijn sociale vaardigheden wat aan te scherpen. De persoon waarmee ik op de kamer lag, bleek sympathiek te zijn, en was er veel erger aan toe dan ik. Gezien zijn conditie was hij ook weinig spraakzaam, waardoor ik tijd op overschot had om naar muziek te luisteren en boeken te lezen.
Mijn infuus werd vakkundig en geheel pijnloos aangelegd, en voorzien van een speciaal klepke, waardoor het kon losgekoppeld worden. Ik had immers bedisseld dat ik vrijdagavond een paar uur weg mocht. Op vrijdag heb ik, zoals u ongetwijfeld al weet, orkestrepetitie, en gezien ik de vorige repetitie had gemist (Jazz Hoeilaart, nietwaar), was er no way in hell dat ik ook deze zou missen.
Henri kwam vrijdagavond rechtstreeks van school bij mij op ziekenbezoek, evenwel niet zonder eerst een Tasty burger voor zichzelf te halen. Mijn schoonvader kwam ons ’s avonds halen en voerde ons naar de repetitie, en achteraf bracht hij mij netjes terug. Saxofoon spelen met een stuk infuus in uw linkerhand hoeft geen belemmering te zijn, heb ik ontdekt. Ik had ook nog maar één flesje Multigam in mijn lijf, dus van mogelijke bijwerkingen was alsnog geen sprake.
L. (van de V.E.M., waar ik les en orkest volg) is uiterst geïnteresseerd in al wat medisch is, dus togen we meteen naar de computer om uit te zoeken wat ik juist kreeg. Multigam, zo leerde het internet ons, is goed voor vanalles, van E. coli over difterie, hep A, Epstein-Barr tot varicella. Straks werkt het nog voor mijn aften ook.
Ziekenhuisvoedsel blijft weinig smakelijk –zelfs in de vegetarische optie. Op zondag kregen we chocoladebollen i.p.v. de gebruikelijke boterhammen, wat ik wel een leuk detail vond. Iedereen was daar overigens bijzonder vriendelijk en behulpzaam, op de afdeling neuro (10K12).
Tegen zaterdagmiddag had ik twee boeken uitgelezen, en zaten er (als ik mij niet vergis) zeven van de dertien flessen Multigam in mijn lijf. Tegen de tijd dat Tessa mij kwam bezoeken (ze zat voor een congres in Firenze), vertoonde ik alle symptomen van een aankomende migraine. Ik had geen triptanen binnen handbereik, en geen ibuprofen, en ook al geen motilium. Gelukkig had de verpleging wat generische domperidone, en bracht Tessa apranax mee. De symptomen konden wat op de achtergrond gedrukt worden, maar ondanks een behoorlijke (maar ook niet meer) nachtrust, bleef de hoofdpijn en de misselijkheid hangen. Ik haalde nog een half boek, zondag.
Het goede nieuws was dat tegen ’s avonds, alle flesjes erdoor waren gejaagd, zodat ik zondagavond naar huis mocht. Alwaar ik het ganse register van bijwerkingen mocht ondergaan. Zoals de bijsluiter vermeldt:
“Bijwerkingen zoals rillingen, hoofdpijn, koorts, braken, allergische reacties, nausea, gewrichtspijn en lichte rugpijn komen nu en dan voor.”
“Nu en dan”, dat ben ik dus. De woorden “chemische meningitis” werden uitgesproken, maar ik vermoed dat ik daar waarschijnlijk net aan ontsnapt ben.
Maandag was ik uitgeteld, gisteren ben ik blijven liggen, en vandaag is de eerste dag dat de lettertjes van een boek niet voor mijn ogen dansen. Lopen zit er nog niet in –ik neem mij heilig voor om dat morgen te proberen– maar ik denk dat ik mij vandaag toch eens buitenshuis ga wagen.
Geen nood, ik verveel er u verder ook niet meer mee –behalve dan misschien om te zeggen of het gewerkt heeft. (Geen idee wanneer dat duidelijk wordt overigens. Tessa weet dat wel, maar ik niet –kwestie van het placebo-effect uit te sluiten, dus ik wíl het ook niet weten.)