(Canon EOS 5D, 1000 ISO, EF 70-200mm f/2.8L IS USM, f/2.8, 1/80s)
Rony Verbiest en Werner Lausher bij Opatuur op 22/04/2007.
Soms helpt het wel, meer blauw in de straat.
Vorige week, toen alles net was dichtgeslibd ter hoogte van Aalst, was er wel een heel brede motorstrook tussen het tweede en het derde baanvak. Een halve bocht verder werd al gauw duidelijk waarom: twee politiewagens dachten zich een gemotoriseerde tweewieler en baanden zich met stille sirenes een weg tussen de auto’s. Op het eerste gezicht heel praktisch voor ons echte motorrijders, behalve dan dat die twee wagens maar heel traag vorderden. Eventjes langs de kant gaan was voor hen geen optie natuurlijk, en gezien de ruimte tussen eerste en tweede rijvaak te nauw was (omdat alle wagens van het tweede uitwijkten naar rechts om de politiemensen door te laten), werd er door de motards gretig van de pechstrook gebruik gemaakt om de politie te snel af te zijn.
Beter was het dan vorige vrijdag, toen er twee motoren voor mij, een zwaantje op de virtuele motorstrook invoegde. Daar gingen de verraste automobilisten nog verder voor uiteen dan anders, waardoor we een behoorlijke snelheid konden aanhouden. Onze gemotoriseerde Mozes ging ons zelfs op de E40 voor, maar eenmaal de files voorbij stoof hij weg met een vaart waarbij zelfs de meest avontuurlijke motard niet meedurfde.
Maar wel leuk entertainment telkens.
Pietel linkt naar mij, dus ik link naar Pietel (kwestie dat ik niet vergeet dat fakturatieprogramma eens te proberen). Qua Metatale verhogende ranking kan dat weer tellen, ha!
Goed, maar het ging over fotografie (vs spammende Gentse kapsalons), dus ik geef u nog de volgende interessante informatie mee:
“I have no idea what a ‘megapixel’ is. No idea. But I’ll pay $300 for an extra one.”
—Craig Ferguson, on the Late Late Show
My DSLR is the best light meter I’ve ever used.
Digital, of course, is the apotheosis of the Polaroid. Its feedback is instant. Mine shows me a “proof” of the scene with the overexposed highlights or underexposed shadows (or both!) blinking. I can get a color histogram at the touch of a button. It works equally well for ambient and flash. Frankly, if these features had been available in a handheld light meter back in, say, the ’80s, the manufacturer could have charged $1k for them and they would have sold like cold beers on Bay Bridge.
Beide links leiden naar dezelfde site, waarvan ik eigenlijk hoop dat u die al lang in uw RSS lezer zitten hebt, waardoor u van bovenstaande dus al lang op de hoogte was.
(Ja, de Canon EOS 5D is al een tijdje uit. Nee, ik ga niet herhalen wat er ongetwijfeld op tig digitale fotoreviewsites reeds te lezen valt. Dit is een persoonlijke indruk.)
Goh, dat ding is zwaar. Zeker met de battery grip en de EF 70-200mm f/2.8L IS USM erop. Niet erg hoor, want het toestel ligt erg goed in de hand, en voelt zeer degelijk aan.
De 70-200 van Canon is compacter dan die van Nikon; iets korter, maar tegelijk ook iets dikker, zo heb ik de indruk. Het gezoem van de IS (VR bij Nikon) klinkt net hetzelfde. De zoom- en focusringen zijn een beetje stroever, maar dat is een kwestie van gewoon worden.
Meest verwarrende: het oplopende zoombereik gaat bij Canon van links naar rechts (je moet dus naar links draaien om in te zoemen), vs van rechts naar links bij Nikon.
De 5D zelf dan. Wow, die zoeker! Klaar en duidelijk, en groot, en manuele scherpstelling verloopt veel duidelijker dan bij de D70, zelfs zonder split focus screen (dat ik nog steeds mis, maar bon). De manier om het focuspunt te bepalen is compleet anders: bij de D70 gebeurde dat met de pijltjestoetsen naast het LCD scherm; bij de 5D die je een knop in te drukken en aan het wiel bij de afdrukknop de draaien. Die knoppen staan allemaal op een heel natuurlijke plaats, en zo kan je ook niet per ongeluk je focuspunt wijzigen.
Bij manuele instellingen kan je ook je diafragma locken. Bij de D70 gebeurde het wel eens dat het diafragma, door de plaatsing van twee wieltjes bij de afdrukknop, werd gewijzigd zonder dat je er erg in had. Dat zal bij de 5D dus niet voorvallen.
Veel meer heb ik voorlopig nog niet gebruikt, maar misschien dat ik eens door de handleiding grasduin. Oh ja, en mijn foto’s zijn plots in bestandsgrootte verdubbeld: van vijf/zes MB naar elf/twaalf MB. Die 2GB kaartjes zullen snel volzitten, tijdens het BNRF.
Gisteren sloot Rony Verbiest het concert bij Opatuur af (enfin, het bisnummer niet meegerekend) met Libertango van Astor Piazzolla. En meer dan aan Piazzolla deed dat lied me eigenlijk denken aan Grace Jones’ I’ve seen that face before:
[youtube https://www.youtube.com/watch?v=zZRTbjpFCF4]
Haar meest bekende nummer is natuurlijk Slave to the Rhythm, en wie de jaren 80 niet slapend of in een duistere grot heeft doorgebracht, herinnert zich zeker de vele commercials waarin ze heeft meegespeeld of waaraan ze heeft meegewerkt (Lee, Citroen, Kodak, Perrier). Ondenkbaar uit dat plaatje is Jean-Paul Goude, van wie we ons ook de Coco Chanel campagne herinneren met Vanessa Paradis in een vogelkooi.
(Canon EOS 400D, 800 ISO, 40mm, f/5.6 1/60s met invulflits – JPEG only)
“C’mon, strike us a pose“, verzocht ik collega Martini. En toen hij na dertig seconden nog zo keek, heb ik maar afgedrukt. Had ik al vermeld dat hij gitaar speelt bij een pure pop rock and roll band?
Juij! ’t Is T:me Festival, en in de Vooruit deze keer, dus ik moet voor Meeting Point niet telkens opnieuw naar de andere kant van Gent, zoals twee jaar geleden.
De groepen voor Meeting Point werden geselecteerd door Mauro Pawlowski, zoals u reeds elders kon lezen. Pawlowski is ook een god, volgens sommigen, al heb ik daar voorlopig geen mening over.
Het Meeting Point feestje begon donderdag, met The Beau Hunks Saxophone Soctette, iets wat mijn interesse maar bijzonder matig kon opwekken, en dat heb ik dus aan mij laten voorbij gaan. Louise Vertigo klonk al veelbelovender, tot ik las dat het om triphop ging. Vrijdag zat ik bovendien iets te lang aan tafel, waardoor ik pas rond 22u naar de Vooruit zou kunnen vertrekken, dus heb ik ook dat gemist.
Edoch, gisteren was er het Duitse Bohren und der Club of Gore, aangekondigd alsvolgt:
Op de slowjazz van Bohren kan je je de nacht laten indrijven, de schemering in, op lange, trage en bloedstollende nummers. Vertrouw ze maar, ze hebben een verleden als vleermuis en een death metal attest.
…waaruit ik de woorden ‘jazz’, en ‘death metal’ onthield. Ambiance in de keet.
Helaas. Ze begonnen een half uur later dan aangekondigd, en ik heb het niet langer dan anderhalf nummer uitgehouden. Ik had mij duidelijk op de verkeerde woorden blindgestaard: ‘slow’ was hier wel degelijk het sleutelwoord. Want pas op: anderhalf nummer was ook goed voor bijna een half uur.
De scène was donker, het enige licht waren vier cilindervormige spots die net genoeg licht voorzagen voor de muzikanten om de pedalen van hun gitaar modifiers te zien. Op zich niet echt vervelend, hoewel niet onmiddellijk aangenaam om foto’s van te maken, maar bon, als de muziek maar goed is.
Als de muziek maar goed is. Bohren spreek je volgens mij hebt best met een Engelse tongval uit (boring, voor wie het graag uitgelegd krijgt). De set begon met een dik kwartier durend nummer, waarbij het zonder enige twijfel de bedoeling was om het publiek zo snel mogelijk in slaap te wiegen. Men neme vier akkoorden, een overbodige en misplaatste hoeveelheid pathos, en tracht die akkoorden zo traag mogelijk na elkaar te spelen, daarbij erop lettend dat (1) men niet aan het volgende akkoord begint alvorens het voorgaande bijna geheel is weggestorven en (2) men –terwijl men het akkoord op de gitaar aanslaat– het hoofd op geheel verslagen wijze neerbuigt. Herhaal ad nauseam.
Voor het tweede nummer ging de gitaar aan de kant, en werd de saxofoon van de staander gehaald. Ha! jazz, dacht ik overmoedig. Neenee, slowjazz! Het soort muzak dat je op vliegreizen via het jazzkanaal in je oor krijgt gewurmd. Totaal ongeïnspireerd. Meer dan de cliché-opmerking “maar het was ongetwijfeld kunst” verdienen ze dan ook niet.
Vanochtend zijn wij, voor een zaterdag, redelijk vroeg opgestaan. De ochtend zou ons immers nog naar Antwerpen moeten brengen, want het fotomateriaal is daar stukken goedkoper dan in Gent –nog steeds iets duurder dan in Nederland, maar dicht genoeg om eventuele garantie eenvoudig te claimen mocht dat nodig zijn.
Antwerpen binnenrijden is geen probleem. Zelf al moesten wij niet in Antwerpen zelf zijn, maar in Merksem, waar wij hebben bijgedragen tot de weekendomzet van een bekende fotohandelaar. De meneer aldaar was heel vriendelijk (zou ik ook zijn met zo’n klant), en binnen het half uur stonden we weer buiten. Ik had de laatste twee weken dan ook redelijk intensief over en weer gemailed, en mijn pakketje stond klaar in de winkel.
Antwerpen verlaten bleek iets moeilijker. Volg de pijlen, die elkaar tegenspreken, rijd Antwerpen rond, en nog eens, en nog eens en volg die pijlen, en dan blijkt dat ze op cruciale punten de bewegwijzering gewoon vergeten zijn of misplaatst hebben. Enfin, we zijn terug op de autostrade geraakt, maar hebben er een half uur langer over gedaan om van Merksem naar de Kennedytunnel te geraken dan omgekeerd. Het zal wel aan ons Gentenaars liggen.
Veel belangrijker, in mijn handen ligt nu een Canon EOS 5D, een EF 50mm f/1.8 II, en een EF 70-200mm f/2.8L IS USM. En de battery grip. De 5D heeft een full frame sensor, dus de FOV van 50mm is die van een 50mm, en idem voor de 70-200. Dat wordt een beetje aanpassen, maar het is een ‘trade-off‘ die ik graag over heb voor de beweerde voordelen. Ik houd u op de hoogte.
(Oh, ik heb binnenkort mogelijks nog wel wat Nikon materiaal te koop.)
(Yashica-Mat, 80mm f/3.5, Fujicolor Pro 400H, 400ISO)
Op 26 mei wordt het Museum voor Schone Kunsten, Gent (MSK) eindelijk opnieuw geopend, na vier jaar renovatiewerken. Tijdens het pinksterweekend (26-28/05) is het museum voor iedereen gratis toegankelijk.
…en daar zal u de vruchten van dragen.
Recent werd mijn status verhoogd –ook goden kennen een hiërarchie– en daarmee ook exponentieel mijn macht. Vijf vrouwen werden mij aldus toegekend, waarvan er evenwel slechts twee mijn interesse konden opwekken.
“Gij zijt een god,” zei de eerste lang geleden reeds tegen mij, “en uit u ontspruit mijn godenkind.” En hoewel ik mij daar toen geen barstende hoofpijn bij kon voorstellen, heeft het niet lang geduurd alvorens mijn hoofd in halven werd gespleten en daaruit met luid geschal een kind ontsnapte. “Gij zijt een god,” verkondigde het, “en ik, uw vrucht, haar godenkind. En daarom zal ik uw einde betekenen.”
“Gij zijt mijn god”, zo sprak de tweede, en ze knielde deemoedig om mij te ontvangen. Maar toen ik mij in haar wou storten, richtte zij mij weg, en ontving niet zij mijn zaad, maar de vruchtbare aarde, alwaar terstond gewas verscheen. “Hier komt een plek”, zo sprak zij toen, “die vele mensen zullen betreden. Maar ook wanneer deze vrucht lang zal zijn verdord, zo nog zal ik mij op uw weg bevinden.” En ze knielde deemoedig en nam alsnog mijn zaad tot zich. En toen droeg ook zij mijn vrucht, die zij in negen weken zou voldragen.