Kom dat tegen

Er was veel volk in de Bio-planet, vandaag. We konden bijna spreken van files aan de kassa, en terwijl ik stond aan te schuiven, werd een derde kassa geopend. In de Delhaize geeft zulks meestal aanleiding tot erm… een zekere competitiviteit, maar hier kon de kassierster gewoon rustig openen, en dan zei “komt u maar hoor meneer, ’t is aan u geloof ik.” Ik keek verbaasd rondom mij, waar iedereen netjes in de rijen aan de twee reeds geopende kassa’s bleef staan, tot de mevrouw die na mij in de rij stond, mij glimlachend aanmoedigde: “ja hoor meneer, ’t is aan u.”

Mijn dag kon niet meer stuk.

Ondertussen, op de bus

“Gaan ze nu echt dat mens dat er niet eens in slaagt haar eigen partij te leiden, een bestuursfunctie geven in een land dat meer dan 500 dagen nodig heeft om een regering bijeen te krijgen?”

Normaal gezien neem ik de tram naar het centrum. Sinds tram 21/22 door de PaGaS uit het centrum weggehouden wordt, moet ik naar de Kortrijksesteenweg trekken om in de buurt van de Zuid (lees: de OR en de Vooruit) te geraken, tenzij ik er een half uur over wil doen om met tram 24 de scenic tour rond Gent te rijden.

Gelukkig is er bus 6, die wel maar om het half uur rijdt, maar die mij rechtstreeks tot zowat de voordeur van Vooruit brengt. Er zit veel jeugd op die bus, maar af en toe ook wat ouder volk. Drie mannen zaten op de vierzit achter mij, en het ging over het topic van de voorbije 540 dagen. De regering komt eraan, de ’toffe ministerportefeuilles’ zijn zo goed als verdeeld.

Jef Lambrecht vs Godwin

Vandaag schrijft Jef Lambrecht in De Morgen over De kwalijke dampen boven het rookverbod.

Jef Lambrecht blijft een sigaret per dag roken, uit protest ’tegen een maatschappij die haar leden degradeert tot onverantwoordelijke peuters’. Jef Lambrecht is oud-journalist van de VRT-radio en ex-roker.

Het regent nog steeds meningen over het rookverbod, en ik begon dus ook al geeuwend aan het artikel. Zijn betoog begint heel clichématig, een beetje zoals een minder interessante roman:

Ik ben gestopt. Een half jaar geleden. Het was van moeten. Maar ik heb de dokter niet helemaal zijn zin gegeven.

Tot hij drie paragrafen verder plots het rookverbod spiegelt aan het nazisme:

…zouden we nog even welgezind en eendrachtig het huidige verbod aanvaarden als we ons herinnerden dat het vrijwel identiek is aan wat begin de jaren veertig in Duitsland van kracht was? Verboden te roken in openbare gebouwen en partijlokalen. Verboden te roken voor soldaten van de Wehrmacht op straat. Verboden ook thuis te roken voor de SS. Verboden rookwaren te verkopen aan meisjes of vrouwen (‘die deutsche Frau raucht nicht’).

En dan kan men op internet niet anders dan gniffelen: Godwin’s Law. You lose.

Fietsersgeduld

Vanmiddag kwam ik met de tram van het UZ naar huis toen, halverwege tussen de vorige halte en mijn halte op de Albertbrug, de tram plots stopte. De tram stopt nooit –behalve aan de daartoe voorziene halte en aan het rode licht. De tram stopt ook niet aan de oversteekplaats immers: “kijk uit je doppen, de tram kan niet zomaar stoppen!”

Edoch, als er een klas of drie basisscholieren oversteekt, dan stoppen niet alleen de auto’s, maar blijft zelfs de tram geduldig wachten –in beide richtingen. Gans het verkeer ligt eventjes stil, tot de kinderen veilig zijn overgestoken.

Hoewel: gans het verkeer? Iedereen stond geduldig te wachten, behalve de fietsers. Een paar juffrouwkes, op moederleeftijd (einde de twintig, begin de dertig), hadden zo weinig geduld (de grote oversteek duurde nog geen minuut) dat ze er niet beter op hadden gevonden dan door de kinderstroom heen te fietsen. Enfin, fietsen kan het niet genoemd worden: er werd duchtig gebeld, geremd, afgestapt, terug aangezet, en afgesnauwd. De begeleiders vermochten er niets tegen. Hoe er geen ongelukken zijn gebeurd, ik weet het niet.

Hopelijk waren ze op tijd op hun afspraak. Ik vermoed dat het om iets heel erg belangrijks ging, gezien ze nog geen minuut konden wachten om een paar kinderen door te laten. Misschien moesten ze hun kinderen wel van school ophalen.

Vlaams universitair onderzoek betaald door industrie

15,3 procent van het onderzoek in Vlaanderen wordt gefinancierd door bedrijven (Vlaamse uniefs massaal betaald door industrie, DM, 23/06/2011, p1 –PDF). Procentueel staat Vlaanderen daarmee aan de wereldtop, en torent zelfs helemaal boven de VS uit. De opdracht van de bedrijven is winst maken, zo stelt André Oosterlinck, ererector aan KU Leuven, die verder argumenteert dat we hen dat niet kunnen verwijten. Oosterlinck verdedigt de grote impact van privébedrijven in Vlaamse research nog uitgebreider. (De industrie moet net als wij winst maken, DM, 23/06/2011, p9 –PDF)

Bedrijven betalen niet zomaar miljoenen aan universiteiten. Zij eisen toch minstens enige inspraak?

“Dat is waar. De industrie heeft indirect invloed op het onderzoeks domein.”

Concreet betekent dat dat zeldzame ziektes als mucoviscidose minder onderzocht worden dan bijvoorbeeld borstkanker? De afzetmarkt is voor bedrijven dan immers groter.

“Inderdaad, maar kun je dat de industrie kwalijk nemen? Zij hebben net als wij een opdracht: winst maken. En de bedrijven bepalen dan wellicht gedeeltelijk onze onderzoeksfocus, zij beïnvloeden op geen enkele wijze de onafhankelijke wetenschappelijke opdracht van de universiteiten.”

Hoe kunt u daar zo zeker van zijn?

“Omdat er veiligheidsmaatregelen bestaan. Professoren kunnen niet, zoals vroeger het geval was en in andere landen nog gebeurt, zelf contracten sluiten met bedrijven. Dat doet de universiteit voor hen. Om dat verteerbaar te maken, gaat een deel van de onderzoekswinsten terug naar de onderzoeksgroep. De professor en zijn assistent krijgen dan een hoger loon, een bonus als het ware. (lacht) Voor wat hoort wat, niet?

Zelfs als we voorbijgaan aan de toegegeven inmenging van de bedrijven, wat het mogelijk maakt dat de economische relevantie van het onderzoek kan primeren op de maatschappelijke relevantie, moeten we onze bezorgdheid uitspreken over de laatste paragraaf uit dit citaat. Bijzonder verontrustend wordt het immers, wanneer het loon van de professor en zijn assistent direct wordt gekoppeld aan de economische resultaten van het onderzoek.

Het hoeft weinig uitleg dat de inmenging van de industrie in wetenschappelijk onderzoek meteen ook de onafhankelijkheid van dat onderzoek in opspraak kan brengen. “Ook al blijven de meetresultaten objectief, de wetenschap zelf is het dan niet langer”, legt Yves Desmet uit in zijn column (Onderzoek, DM 23/06/2011).

Emeritus professor arbeidssociologie Albert Martens (KU Leuven) had het woensdag in De Morgen over “vermoedens dat BASF (Duits chemieconcern dat eigenaar is van de ggo-aardappelen in Wetteren, RA) heeft gedreigd om belangrijke contracten met de universiteit te verbreken, indien Barbara Van Dyck niet aan de deur werd gezet.” (Leuvense emeritus professor waarschuwt onderzoekers voor mediageilheid, DM, 22/06/2011, p9 –PDF)

De KU Leuven is de koploper in Vlaanderen wat betreft de verbondenheid van het wetenschappelijk onderzoek met het bedrijfsleven, maar ook aan de andere universiteiten is er meer dan voldoende verwevenheid. Het VIB is vaak de katalysator tussen universiteit en bedrijf, met hopen spin-offs (ActoGeniX, Innogenetics, Cropdesign, …) en directe linken met universitaire departementen zoals DMBR (Department for Molecular Biomedical Research –UGent) dat als mission statement vermeldt dat “the DMBR wants to translate the acquired basic knowledge into economic value“. (*)

Wat is het doel van wetenschappelijk onderzoek aan een universitaire instelling? Moet de output in eerste plaats economisch relevant zijn of maatschappelijk? En is het de taak van de overheid om ervoor te zorgen dat er voldoende fondsen aanwezig zijn om de (perceptie van de) onafhankelijkheid van het wetenschappelijk onderzoek te waarborgen? Op welke manier kan of mag de industrie bijdragen aan de financiering van wetenschappelijk onderzoek?

Het begint er naar uit te zien dat de ‘geweldenaars’ van Wetteren in hun opzet slagen: het op gang trekken van een debat over (de onafhankelijkheid van) het wetenschappelijk onderzoek.

Update: mijn tekst staat nog niet online, of ik mag hem al uitbreiden. Ik had dit stukje gisterenavond geschreven, maar toen ik daarnet de krant opensloeg, kreeg ik al meteen twee extra artikels toegeschoven. Er is een interview met Johan Cardoen (‘Buitenlandse collega’s vragen waarom wij in het vijandige Vlaanderen blijven’, DM 24/06/2011, p9 –PDF), CEO van Cropdesign (ik aanhaalde het bedrijf hierboven al aan), met een waarschuwend kader (Band tussen industrie en unief niet zonder risico’s); en wat verder is er ook een standpunt van Prof. Jean Paul Van Bendegem, hoogleraar logica en wetenschapsfilosofie aan de Vrije Universiteit Brussel (We’re only in it for the money, DM 24/06/2011, p19 –PDF).

(*) Relevant hierbij is dit citaat uit de tekst van prof. Van Bendegem:

Het helpt uiteraard ook niet dat vele wetenschappers er een uitgesproken naïeve kijk op nahouden als het gaat om de relatie tussen hun onderzoek en de maatschappij. Dit is geen verwijt, maar moet sociologisch verklaard worden door te kijken naar de wijze waarop wetenschappers strikt binnen de eigen discipline worden opgeleid en door hyperspecialisatie behoorlijk van de wereld vervreemd geraken. Tot het punt dat wat in wezen toegepast onderzoek is toch wordt gezien als fundamenteel onderzoek.

Maar lees vooral alle artikels die ik aangehaald heb.

Mijn vrouw, ik sla erop

Ik ben daarnet gestopt op de Zelebaan, van de autostrade af richting Lokeren, omdat ik een man zijn vriendin zag afkloppen. Het zijn mijn zaken niet, dacht ik eerst nog, toen ik hem een handtas achter haar aan zag gooien, maar toen er plots twee vuistslagen op haar gezicht belandden, heb ik de wagen langs de kant gesmeten, en ben ik beginnen toeteren. Wat naar geen van hun beider zin was, want de juffrouw riep verwoed dat ik moest doorrijden (uit vrees voor meer slaag?) en de kerel zette twee stappen mijn richting uit, zag toen in dat ik geen vrouw was, en droop af met zijn staart tussen zijn benen, stapte opnieuw in zijn wagen, riep zijn vriendin bij zich, en vertrok met piepende banden. Ik hoop dat ze nu allebei kwaad zijn op mij, en niet meer op elkaar. En dat de slagen eenmalig en uitzonderlijk waren.

Betrouwbare reclame

Het is examentijd. Henri legt er soms twee of drie per dag af (de interdiocesane proeven waren vorige week), en geregeld krijgen (eisen) wij wat feedback. Eerder deze week was het taalluisteren.

De kinderen in de klas luisteren naar een reclameboodschap. Een slager van slachtbedrijf Renmans wordt geïnterviewd en vertelt hoe hygiënisch het daar is en van welk een uitzonderlijke kwaliteit het vlees is dat daar wordt verwerkt.

Lijkt het een betrouwbare reclame, luidt de vraag.

A Ja, want het is toch een interview.
B Ja, want ze geven belangrijke informatie.
C Neen, want het is toch maar reclame.
D Neen, want ik geloof reclame nooit.

Henri antwoordt D, maar het juiste antwoord blijkt B te zijn.

Er worden, denk ik, naar twee verschillende zaken gevraagd.

(1) Met een bewering als “Lijkt het een betrouwbare reclame?” kan een mens alle kanten op. En als we het dan toch over semantiek gaan hebben, dan was B misschien het correcte antwoord geweest als er had gestaan “Ja, want ze lijken belangrijke informatie te geven.” M.a.w. lijken zoals gebruikt in de betekens van “het heeft ervan weg dat”.

(2) Er wordt gepeild naar de intrinsieke betrouwbaarheid van reclame.

Wat ons betreft heeft Henri gewoon gelijk en blijft betrouwbare reclame een contradictio in terminis. Ik heb liever dat hij reclame niet gelooft, dan dat hij dat punt binnenrijft.

Verjaardag!

Het is vandaag een jaar geleden dat we naar de stembus trokken, zo hoorde ik op het nieuws van zessen. Enfin, wij trokken niet naar de stembus, maar hadden een volmacht gegeven, gezien wij vorig jaar in de VS zaten. En ziet, een jaar later zitten we nog altijd in dezelfde impasse van vier jaar geleden. ’t Zijn tijden.

Aardappelgeweld

[youtube https://www.youtube.com/watch?v=W4hOjBGjrjM&w=500&h=314]

Misschien moeten de mensen die o.a. hier in de reacties staan te schreeuwen over geweld, eens stilstaan bij dat geweld. Er is een veld patatten vernietigd. En hoewel het grotendeels om een kat-en-muisspel tussen politie en actievoerders ging, zijn er ook een paar schermutselingen geweest waarbij een aantal mensen werden verwond. Dergelijk fysiek geweld kan niet door de beugel. Of het nu gaat om de talloze politiemensen die we op de beelden hierboven, en op de televisiebeelden van de nieuwsdiensten van VRT en VTM, in full battle dress met matrakken op de verder ongewapende actievoerders zien neerslaan, dan wel om actievoerders die de politie hebben aangevallen, dát is een stap te ver.

Maar hoezeer dat ook te betreuren is, het gaat daar echt niet om. Het is bijzonder jammer dat een grote groep mensen daar niet voorbij kan kijken, en zich achter het afkeuren van het geweld verschuilt om een bredere maatschappelijke context uit de weg te gaan.

Het is een beetje naïef om het grootsprakerig te hebben over de voordelen van het onderzoek voor de maatschappij en over onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek (zoals hier in Terzake), als men nadien patenten en/of octrooien gaat verkopen aan bedrijven zoals BASF. De nefaste resultaten van dergelijke vercommercialisering van de voedselketen werden reeds aangetoond, o.a. in de VS, waar Monsanto de plak zwaait. Monsanto werkt samen met BASF voor onderzoek, ontwikkeling en marketing van biotechnologie.

Hoe hard men mag staan roepen dat de kenmerken van zo’n ggo-aardappel beter gekarakteriseerd zijn dan een gekruiste aardappel (cfr Marc Van Montagu en Geert Angenon), toch blijken er nog wel ongewenste neveneffecten te kunnen optreden bij consumptie. Toen Arpad Pusztai ontdekte dat de consumptie van een ggo aardappel –ontwikkeld op vraag van het Schotse Agriculture Environment and Fisheries Department— schadelijk was voor de gezondheid, werd er alles aan gedaan om hem monddood te maken. Monsanto, dat 90% van de ggo-zaadmarkt in handen heeft, was een van de actoren die druk uitoefenden.

Het recht op onderzoek mag voor de wetenschapper geen excuus zijn om zich te onttrekken aan een maatschappelijke verantwoordelijkheid. Een wetenschapper heeft de plicht de impact van (de resultaten van) zijn experimenten in te schatten, niet alleen wat betreft de volksgezondheid, maar ook de sociaal-economische draagwijdte ervan.

Het is gemakkelijk, om geweld af te keuren

De publieke opinie, gestuurd door de media, lijkt zich voornamelijk te richten op het afkeuren van het geweld, dat op 29 mei in Wetteren werd gepleegd. En dat blijkt een gemakkelijke manier om aan de grond van de zaak voorbij te gaan.

De jongeren die ik zondag in Wetteren gezien heb voelen zich op de ziel getrapt door een beleid en een wetenschap, die ronduit kiest voor een industrieel landbouwmodel, waar bodem, plant en dier verlaagd worden tot productiemechanismen die beheerst en hermaakt kunnen worden, en naar de hand gezet van zij die er het meeste munt kunnen uit slaan.

Dat schrijft Johan D’hulster, uitbater van het biotuinbouwbedrijf ‘De Akelei’ in Schriek, die de bewuste zondag ook aanwezig was in Wetteren (maar niet actief aan de actie heeft deelgenomen). Zijn wat ongelukkig getitelde stuk, In naam van de aardappeloorlog-actievoerders, verscheen op de website van MO*. Lees daar trouwens vooral ook het stuk De grond van de aardappelzaak van Jan Thoelen.

Het geweld lijkt voor de meeste mensen te beginnen en te eindigen op het veld in Wetteren. Heel erg verwonderlijk is dat niet, want het is ook direct zichtbaar. Veel moeilijker is het, om de effecten van economisch gedreven organisaties zoals BASF en Monsanto in te willen zien. Arbeiders worden uitgebuit, kleine landbouwers worden kapot geprocedeerd omdat ze bijvoorbeeld geen ggo zaden van Monsanto willen aankopen, en het industrieel landbouwmodel vormt op langere termijn een bedreiging voor milieu en volksgezondheid.

Inderdaad, als het geweld terug te brengen is tot het vernielen van (een deel van) een 1500m2 groot aardappelveld, dan staat het terecht in het centrum van de belangstelling. Want wetenschap staat los van de echte wereld natuurlijk.