15,3 procent van het onderzoek in Vlaanderen wordt gefinancierd door bedrijven (Vlaamse uniefs massaal betaald door industrie, DM, 23/06/2011, p1 –PDF). Procentueel staat Vlaanderen daarmee aan de wereldtop, en torent zelfs helemaal boven de VS uit. De opdracht van de bedrijven is winst maken, zo stelt André Oosterlinck, ererector aan KU Leuven, die verder argumenteert dat we hen dat niet kunnen verwijten. Oosterlinck verdedigt de grote impact van privébedrijven in Vlaamse research nog uitgebreider. (De industrie moet net als wij winst maken, DM, 23/06/2011, p9 –PDF)
Bedrijven betalen niet zomaar miljoenen aan universiteiten. Zij eisen toch minstens enige inspraak?
“Dat is waar. De industrie heeft indirect invloed op het onderzoeks domein.”
Concreet betekent dat dat zeldzame ziektes als mucoviscidose minder onderzocht worden dan bijvoorbeeld borstkanker? De afzetmarkt is voor bedrijven dan immers groter.
“Inderdaad, maar kun je dat de industrie kwalijk nemen? Zij hebben net als wij een opdracht: winst maken. En de bedrijven bepalen dan wellicht gedeeltelijk onze onderzoeksfocus, zij beïnvloeden op geen enkele wijze de onafhankelijke wetenschappelijke opdracht van de universiteiten.”
Hoe kunt u daar zo zeker van zijn?
“Omdat er veiligheidsmaatregelen bestaan. Professoren kunnen niet, zoals vroeger het geval was en in andere landen nog gebeurt, zelf contracten sluiten met bedrijven. Dat doet de universiteit voor hen. Om dat verteerbaar te maken, gaat een deel van de onderzoekswinsten terug naar de onderzoeksgroep. De professor en zijn assistent krijgen dan een hoger loon, een bonus als het ware. (lacht) Voor wat hoort wat, niet?
Zelfs als we voorbijgaan aan de toegegeven inmenging van de bedrijven, wat het mogelijk maakt dat de economische relevantie van het onderzoek kan primeren op de maatschappelijke relevantie, moeten we onze bezorgdheid uitspreken over de laatste paragraaf uit dit citaat. Bijzonder verontrustend wordt het immers, wanneer het loon van de professor en zijn assistent direct wordt gekoppeld aan de economische resultaten van het onderzoek.
Het hoeft weinig uitleg dat de inmenging van de industrie in wetenschappelijk onderzoek meteen ook de onafhankelijkheid van dat onderzoek in opspraak kan brengen. “Ook al blijven de meetresultaten objectief, de wetenschap zelf is het dan niet langer”, legt Yves Desmet uit in zijn column (Onderzoek, DM 23/06/2011).
Emeritus professor arbeidssociologie Albert Martens (KU Leuven) had het woensdag in De Morgen over “vermoedens dat BASF (Duits chemieconcern dat eigenaar is van de ggo-aardappelen in Wetteren, RA) heeft gedreigd om belangrijke contracten met de universiteit te verbreken, indien Barbara Van Dyck niet aan de deur werd gezet.” (Leuvense emeritus professor waarschuwt onderzoekers voor mediageilheid, DM, 22/06/2011, p9 –PDF)
De KU Leuven is de koploper in Vlaanderen wat betreft de verbondenheid van het wetenschappelijk onderzoek met het bedrijfsleven, maar ook aan de andere universiteiten is er meer dan voldoende verwevenheid. Het VIB is vaak de katalysator tussen universiteit en bedrijf, met hopen spin-offs (ActoGeniX, Innogenetics, Cropdesign, …) en directe linken met universitaire departementen zoals DMBR (Department for Molecular Biomedical Research –UGent) dat als mission statement vermeldt dat “the DMBR wants to translate the acquired basic knowledge into economic value“. (*)
Wat is het doel van wetenschappelijk onderzoek aan een universitaire instelling? Moet de output in eerste plaats economisch relevant zijn of maatschappelijk? En is het de taak van de overheid om ervoor te zorgen dat er voldoende fondsen aanwezig zijn om de (perceptie van de) onafhankelijkheid van het wetenschappelijk onderzoek te waarborgen? Op welke manier kan of mag de industrie bijdragen aan de financiering van wetenschappelijk onderzoek?
Het begint er naar uit te zien dat de ‘geweldenaars’ van Wetteren in hun opzet slagen: het op gang trekken van een debat over (de onafhankelijkheid van) het wetenschappelijk onderzoek.
—
Update: mijn tekst staat nog niet online, of ik mag hem al uitbreiden. Ik had dit stukje gisterenavond geschreven, maar toen ik daarnet de krant opensloeg, kreeg ik al meteen twee extra artikels toegeschoven. Er is een interview met Johan Cardoen (‘Buitenlandse collega’s vragen waarom wij in het vijandige Vlaanderen blijven’, DM 24/06/2011, p9 –PDF), CEO van Cropdesign (ik aanhaalde het bedrijf hierboven al aan), met een waarschuwend kader (Band tussen industrie en unief niet zonder risico’s); en wat verder is er ook een standpunt van Prof. Jean Paul Van Bendegem, hoogleraar logica en wetenschapsfilosofie aan de Vrije Universiteit Brussel (We’re only in it for the money, DM 24/06/2011, p19 –PDF).
—
(*) Relevant hierbij is dit citaat uit de tekst van prof. Van Bendegem:
Het helpt uiteraard ook niet dat vele wetenschappers er een uitgesproken naïeve kijk op nahouden als het gaat om de relatie tussen hun onderzoek en de maatschappij. Dit is geen verwijt, maar moet sociologisch verklaard worden door te kijken naar de wijze waarop wetenschappers strikt binnen de eigen discipline worden opgeleid en door hyperspecialisatie behoorlijk van de wereld vervreemd geraken. Tot het punt dat wat in wezen toegepast onderzoek is toch wordt gezien als fundamenteel onderzoek.
Maar lees vooral alle artikels die ik aangehaald heb.
“Het begint er naar uit te zien dat de ‘geweldenaars’ van Wetteren in hun opzet slagen: het op gang trekken van een debat over (de onafhankelijkheid van) het wetenschappelijk onderzoek.”
Nogal sterke uitspraak, als zouden de aanslagen van Al Qaida mede verantwoordelijk zijn voor het aanzwengelen van het interreligieus overleg…
Uw post is een uitstekende aanzet tot een maatschappelijk relevant debat over een delicaat onderwerp (verstrengeling van industrie en onderzoek en de perverte invalshoek waardoor economisch relevant (lees: rendabel) onderzoek het fundamentele wegdrumpt maar die ene alinea is er wat mij betreft te veel aan.