SMS spam

Dienstmededeling:

Wil de persoon met het nummer +32950xxxxx alstublieft stoppen met mij een SMS te sturen waarin staat Visit www.mobistar.be?!

Vanzelfsprekend heb ik al proberen terugbellen (vanop het werk), en heb ik al een reverse search gedaan op een aantal telefoonboeksites, en ge-googled, maar het nummer blijkt niet te bestaan.

Uit nieuwsgierigheid dan maar eens gaan kijken, maar er blijkt niks ongewoons te staan op mobistar.be. Misschien dat de link zelf een vervalsing is (genre <a href=”http://www.spamsite.com/?uwdetails”>www.mobistar.be</a>)?

the hippy hippy shakes

Ugh. Koffie is niet langer mijn vriend. 10 dagen zonder het echte spul –thuis drink ik uit luiheid voorlopig enkel Nescafé– doe ik het maar beter kalmpjes aan.

Ik heb net mijn derde kop koffie op –vers gemaakt, bonen worden gemalen vlak voor je de koffie geserveerd krijgt– en ik voel me nog beroerder dan tijdens een kater. (Ik voel het zelfs aan mijn hart, al zal dat wel meer inbeelding dan realiteit zijn.)

Misschien is dit het geschikte moment om er helemaal van af te blijven? (Vroeg hij zich af, wanhopig kostneigingen onderdrukkend.)

roots

Gisteren een tripje naar het verleden gemaakt: ik heb Henri een korte rondleiding gegeven in Destelbergen en Lochristi, waar ik resp. de eerste en de tweede 10 jaar van mijn leven heb doorgebracht. Een goede honderd foto’s gemaakt, waarvan iets meer dan de helft analoog, en waarvan iets meer dan de helft van de digitale door Henri.

’s Ochtends nog snel even langs ’t stad gepasseerd, en op weg daar naartoe konden we geen van beiden aan de eerste zonnestralen weerstaan:

de bijloke

In de namiddag terug naar mijn jeugd. Ik denk dat ik op zijn minst gedurende 10 jaar elke dag goed weer rond deze vijver heb doorgebracht.

zwem-, surf-, en visvijver

De aarde die uit deze put geschept doet nu ergens dienst als heuvel voor de E3 of de E5, en er gingen helse verhalen rond over wat er eigenlijk allemaal nog in verborgen lag. Lijken, killer fish, en natuurlijk een paar schatten. De vijver was zo diep, dat er van werd verteld dat de temperatuur van het water op de bodem constant onder nul lag. Zelfs in putje zomer. En ook dat eens iemand zijn horloge had laten vallen vanop zo’n klein zeilbootje, en dat er iemand achter gedoken was en dat ze hem een paar uur hebben mogen ontdooien.

Ach waar is de tijd. Feit is dat het er eigenlijk op bepaalde plaatsen echt wel levensgevaarlijk was; aan de kant lagen stukken (gewapend) beton, en vlak onder het water de roeste uitstekels daarvan, klaar om de oningewijden een lever of een long te ontrukken. Niet dat er in die 10 jaar ooit een ongeluk is gebeurd, maar toch, ze zaten er wel degelijk (en we wisten ze allemaal tot op de millimeter liggen).

Toen we ouder waren (een jaar of 16), glipten we ’s nacht ook weg om naar nog een andere vijver te gaan nachtzwemmen. Die vijver was overdag off limits; hij lag vlak naast het militair domein aan de spoorweg. Van dat militair domein werd gefluisterd dat het een depot was voor nucleaire wapens (niet waar), en dat er ’s nachts gepatrouilleerd werd (wel waar, maar niet meer of minder dan op elk ander militair domein). Het gaf in elk geval een extra gevoel van avontuur aan onze nachtelijke exploten.

20 jaar later

Dit was het zicht vanuit onze achtertuin in Lochristi (en eigelijk hadden we een gelijkaardig zicht in Destelbergen). Ons huis lag nog wel de dubbele afstand van de spoorweg (vlak voor de serres) verwijderd –er lag nog een groot veld tussen, waar meestal maïs op stond– maar ik kon gisteren natuurlijk niet echt meer vanuit die achtertuin foto’s maken. De spoorweg werd daar een beetje aanzien als de grens tussen Lochristi en Destelbergen, al lag die grens een eind ervan af, aan de Ledebeek, die vlak achter ons huis stroomde.

(Op die serres na is er in pakweg 20 jaar niks aan dat uitzicht veranderd: het zag er zo uit toen we er kwamen wonen, het ziet er nog steeds zo uit. Aan de andere kant, in de kleine verkaveling waar wij woonden is daarentegen alles verandered. Niks natuur, velden of het kleine bos: alles is er verkaveld.)

henri le penseur

Nadien zijn we nog even gaan uitblazen aan de terrasjes van het Sint-Pietersstation. We hadden in het terugkomen de rolgordijnen voor Henri’s kamer afgehaald, en die gingen we nog snel even installeren (velux: zelfs ik kan het).

(Daarna nog twee filmrolletjes ontwikkeld, en ik heb ze net verknipt. Nu nog tijd maken om ze in te scannen.)

verhaaltje

“Papaaaa,” klinkt het nadrukkelijk maar met enige wanhoop. “Wanneer ga je nu eindelijk de computer eens dichtdoen en met mij verder spelen?”

Sssst, nog eventjes. Ik heb bijna gedaan, probeer ik nog.

“Ben je misschien weer een verhaaltje aan het schrijven?” Iets hoopvoller nu.

Ja, jongen, een verhaaltje.

“En voor wanneer errr,” herpakte hij zich, “voor wie schrijf je die verhaaltjes dan?”

Voor jou jongen –ik had hem onlangs nog gezegd, dat ik de verhaaltjes, zoals dat van Mirza, op de computer bewaarde.

“Maar nog niet voor nu? Later zal ik die graag lezen hé?”

Ja jongen, sommige toch (hoop ik toch, dacht ik er gauw achter).
Waarmee ik meteen mijn publiek heb gevonden. Op toch op zijn minst een excuus.

“En ga je mij dan nu nog eens het verhaaltje van Mirza vertellen?”

misverstand

“Er gaat niemand van de neven en nichten komen, dus ge moet u absoluut niet verplicht voelen om te komen. Maar ik wil het u gewoon zeggen, dat ge achteraf niet afkomt van, ge hebt mij daar niks van gezegd”. Zo klonk het toch twee of drie weken geleden.

Vanochtend om 10u30, ik zat in mijn bad, gaat eerst mijn GSM, dan de huistelefoon die ergens ik weet niet waar ligt, dan Tessa’s GSM, die (gelukkig ?) opgenomen wordt. Dat Tante Rita (vreselijk toffe tante, zal zeker nog op deze pagina’s terug komen) niet tevreden is, want dat Sofie (haar dochter) afkomt, hoewel die ook gevraagd heeft wie er kwam, waarop Tante Rita antwoordde dat ik kwam, en dat dat moest volstaan, en dat ik nu niet afkwam, en dat dat wel heel spijtig was.

*zucht*

Ondertussen was ik aan mijn lasagne begonnen, en om mijn eerste verhaallijn kort en bondig te houden (yeah, right), we zijn toch maar niet afgekomen. Al heb ik er veel spijt van, maar het kon gewoon niet meer.

Lasagne. Klink gemakkelijk, maar ik denk niet dat ik al ooit zoveel pannen heb vuil gemaakt voor 1 gerecht. Eerst de pasta maken (niet te moeilijk, de helft semola, de helft gewone bloem), die moet dan een uur rusten. Ondertussen de een soort pesto gemaakt (met spinazie ipv basilicum), saus gemaakt (ajuin, wortel, tomaat, paprika, broccoli), gehakt gebakken (improvisatie met twee lamsburgers), water opgezet, het deeg uitgerold, bechamel saus gemaakt, deeg voorgekookt, alles geschikt, en nu staat het in de oven.

De eerste keer dat ik echt verse lasagne maak. Van deeg tot maag. Of zoiets.

En ondertussen staat alles in de oven, wast Tessa af, en luisteren Henri en ik naar Cocteaus La Belle et la Bête op opera gezet door Philip Glass. Normaal vertel ik hem het verhaaltje, maar gemakkelijker, deze namiddag mag hij naar Belle en het Beest kijken.

*Piep-piep-piep.*

Sorry, ik wil best nog wel wat blijven plakken, maar het eten is klaar. Tot binnenkort.

rustig

Van de drie voornemens er slechts twee en een half uitgevoerd. ’t Is duidelijk vakantie, en ik ga mij niet laten opjagen. Ik heb een paar foto’s genomen, maar niet die welke ik van plan was, en ik heb samen met Henri vogelnestjes klaargemaakt.

Het was al jaren geleden dat ik nog eens vogelnestjes gegeten had, en de eerste keer dat ik het zelf heb klaargemaakt. Absoluut niet moeilijk, al heb ik ze in de pan gebakken, en niet in het frituurvet, zoals mij op een aantal sites werd aangereikt.

Mijn eerste tien levensjaren hebben we naast een landbouwersgezin gewoond, en ik weet nog goed dat Cecile de beste vogelnestjes kon maken, ever. Net zoals ze ook de beste koffie kon maken –ik heb zijn gelijk nog steeds niet gevonden.

We zijn eerst inkopen gaan doen in de Delhaize, met een korte omweg langs de Watersportbaan. Alwaar Henri even op een bankje wou uitrusten

henri op een bankje

en ik van de gelegenheid gebruik heb gemaakt om een groothoek van het water te nemen.

de watersportbaan in gent

(Foto’s van de bereiding van de vogelnestjes ga ik u besparen.) Morgen de laatste les doka.

in-laws

Mijn schoonouders zijn best wel te pruimen. Zoals iedere goede ouder zagen ze natuurlijk de oren van je kop. Zo had mijn schoonvader onlangs nog speciale kaarten voor de (her-)opening van de Koppenberg.

Nu ben ik niet erg een sportfan –mijn kennis beperkt zich tot het opwaaien van de rokjes in Wimbledon– maar toch wist ik dat koppen en berg ergens te rijmen viel met wielrennen. Maar dat interesseert me langs geen kant. Toch heb ik er spijt van dat ik hem niet vergezeld heb –bij gebrek aan spitsbroeder heeft hij het evenement overigens afgeblazen– al was het maar omdat ik wist dat hij er erg naar uitkeek. Maar ik was vorig weekend weer totaal uitgeput.

De volgende kans is er overigens alweer aangekomen. En deze keer hebben ze –nog maar eens– mijn soft spot gevonden. Van mijn schoonmoeder hebben we kaarten gekregen voor “The Lord of the Rings – Symphony in Six Movements” volgende week vrijdag in Antwerpen. Gedirigeerd door Howard Shore himself.

(Niet zomaar kaarten overigens, maar VIP kaarten in de Rode Zone –de betere zone volgens de site.)

Maar ik wijk af. Filmmuziek, Howard Shore. Aaaah. Soms zit het echt wel mee.

death and taxes

Of toch bijna: werk en belastingen.

Sinds ik in Brussel werk, blijft het werk ook effectief daar ’s avonds achter. Ik zal er uiterst zelden op deze plaats over berichten (en dan alleen in de meest vage bewoordingen). Edoch, die website, waar ik mee bezig was, die is voorlopig on hold geplaatst (<insert office gossip here>).

kleur bekennen

Blauw is rechts, kleurloos is links. Mijn ‘verse’ lenzen voor april. Maar die mantra helpt natuurlijk niks als je ze al drie dagen lang (thuis) in de zak van je kamerjas laat zitten.

grommen

Soms doe ik tegen Henri alsof ik kwaad ben. Dan grom ik een beetje, en laat mijn linker bovenlip wat trillen. Zowel Henri als Tessa kijken mij dan met grote ogen aan, en ik besloot er gisterenavond een verhaaltje rond te vertellen. Waar gebeurd, maar een beetje naar mijn hand gezet.

Het verhaaltje van Mirza.

Mirza was –ik zeg was, want ik heb Mirza laatst zo’n 15 jaar geleden nog gezien– was dus, de hond van tante Margriet. Tante Margriet is de zus van Tante Maria. Tante Maria is eigenlijk de tante van mijn moeder, de zus van de moeder van mijn moeder, en een beetje de matriarch van de clan van de Bollaerts. Hoewel ze een Lambrechts is. Maar dat doet er niet echt toe.

Mirza was een kreng. Een hond van gemiddelde grootte, pakweg tussen een Setter en een Cezarke. Wit, met bruine vlekken, een beetje gelijkend op de hond die men steevast bij belhamels uit de verhalen van de jaren ’40 aantreft, en meestal luistert naar de naam ‘spot’. Mirza zat in een kooi van zo’n 5 op 5 meter, met daarin een hondenhok. Niet alleen zat Mirza in die kooi, Mirza was ook nog eens vastgeketend aan een dikke ketting. Kwestie dat hij zeker niet zou los geraken.

Mirza was lief. Tenminste, tegen Tante Margriet en nonkel Roger. Het beestje kon voor hen niks verkeerd doen, en zij vanzelfsprekend al evenmin in de ogen van hun hond. Mirza luisterde onvoorwaardelijk naar zijn baasjes.

Mirza was onbetrouwbaar. Zodanig verankerd aan zijn baasjes dat hij elkeen die op het erf verscheen stande pede naar de keel zou springen. Daarom achtten tante Margriet en nonkel Roger het raadzaam Mirza –telkenmale er bezoek kwam– in zijn kooi aan de ketting vast te leggen.

Maar steevast ging elk kind Mirza opzoeken. Al was het maar om te zien hoe Mirza boos werd. De bovenlip begon zachtjes te trillen naarmate je dichterbij kwam; nog dichter en een zacht gegrom ontsnapte uit zijn keel, en als je dan echt heel, heel dichtbij kwam (en op dat moment kwam ook ik dichter bij Henri), begon hij wildweg en geestdriftig te blaffen. (Ook ik begon nu te blaffen –keffen– waardoor zowel Henri als Tessa een halve meter van hun stoel opsprongen.)

Maar Mirza was dus lief. Want eenmaal voorbij zijn kooi kwam je terecht in de lochting, waarin prei en sla en peentjes en spinazie trots de tuinderkunde van nonkel Roger aantoonden. Maar nog verder, linksachter in den hof, stond –onder een afdakje– een rijtje kooien opgesteld. Soms mocht ik daar met tante Margriet naartoe (een zeldzame keer ook met nonkel Roger); in de kooitjes zaten konijntjes. Slachtvee, maar dat werd niet met zoveel woorden verteld. Het waren lieve diertjes, waaraan ik worteltjes of blaadjes sla, of zurkel mocht voederen, wat de konijntjes gretig uit mijn vingers kwamen knabbelen.

Ook ik heb op mijn beurt het slachtgedeelte voorlopig verzwegen, omdat het niet echt paste in mijn verhaal. Om Mirza echt lief te laten lijken –behalve door zijn trouw aan zijn baasjes– was hij immers de beschermer van de konijntjes –de kooien waren slechts bereikbaar door zijn hok te passeren. Om zeker te zijn dat niemand de beestjes kwaad zou berokkenen liet hij eerst zijn gegrom horen, en daarna het wilde gebas. En als dat niet volstond kwam ook nog eens nonkel Roger het huis uitgestormd om te verzoeken of je Mirza nu eindelijk maar eens met rust wou laten. En dat ze nog ne man mankeerden om te wiezen.