just do it

Are you a hands-on kind of guy?” was een vraag die ik een tiental jaar geleden kreeg voorgeschoteld tijdens een job interview. Ik had net een half decennium als zelfstandige achter de rug, en het was het moment vlak voor de dot-com bubble zichzelf met een stille zucht van opluchting opblies. Mijn kennis van de Engelse taal was ook toen al behoorlijk, maar de zenuwen van het lot dat mij voor het komende decennium leeg tegemoet staarde, maakten mij voorzichtiger dan ik had moeten zijn.

“Erm, why yes, sure”, stotterde ik uit, en in de woordenbrij die daarop volgde, trachtte ik John –zoals mijn toekomstige baas toen reeds insisteerde dat ik hem aansprak– uit te leggen dat ik wel degelijk van aanpakken weet, maar daarom nog niet onbezonnen te werk ga. Tot vandaag geloof ik nog steeds dat dit antwoord zwaar heeft doorgewogen in hun beslissing om mij aan te nemen. Dat, en er waren toen gewoon zo goed of geen mensen met mijn ervaring die bovendien bereid waren in loondienst te treden –in België toch niet.

Weinig van wat ik toen heb verteld was overigens gelogen –hooguit hier en daar lichtjes bijgekleurd. Ik ben geen manager, en ik hou nog steeds niet van ellenlange zogenaamd probleemoplossende vergaderingen. Ik hou wel van de stille kracht die vaak ondanks alle hinderpalen gewoon blijft doordoen en uiteindelijk vooruit geraakt waar anderen ter plaatse blijven trappelen door –met de beste wil van de wereld– via heelder theorieën en het afwegen van opties te blijven zoeken naar de beste invalshoek.

De beste manier om iets te doen, is eraan te beginnen. Dat is niet hetzelfde als zich als een kip zonder kop nietsontziend in een avontuur storten, maar dat betekent wel ondernemen. Of zoals John het verzuchtte toen ik voor te veel van mijn ideeën zijn toestemming verzocht: “You’ve got the ball; now run with it!”

36 exposures

Is fotografie ten dode opgeschreven –of is het zelfs al ten grave gedragen? Cultuurpessimisten hebben het over de teloorgang van de fotografie aan de consumptiemaatschappij (klik-klik-klik met het digitale fototoestel), optimisten geloven hardnekkig in een opwaardering van hun liefhebberij.

Feit is –maar dat is een algemene trend– dat met de grotere beschikbaarheid, steeds minder mensen bereid zijn zich in te werken in hun speeltje, en misschien moeten we daar maar even bij stil blijven staan, zo suggereert FILE Magazine. Vroeger was het immers anders. Dan had je maximaal 36 foto’s op een rol, en dacht je na voor je die foto nam. In de beperking ontstaat creativiteit, dus organiseren ze een wedstrijd: the 36 Exposures Contest [via].

Haal dat oude fototoestel van onder het stof, koop een filmrolletje, bedenk een concept, en leg dat vast in 36 beelden. De foto’s insturen hoeft zelfs niet (tenzij je een prijs wil winnen), maar u zou ervan verbaasd staan wat één zo’n rolletje voor uw fotografische kunnen vermag.

gevaar! namaak

namaak

Een hele poos geleden had ik dit op de zijkant van een tram zien staan. Mijn eerste gedacht was dat het om een advertentie voor een ziekteverzekering ging, en dat de namaak zou verwijzen naar de concurrentie die niet opkon tegen de originele en meest voordelige formule waarmee de verzekeringnemer zijn zorg zou verkrijgen. Want zeg nu zelf, ik zou het leven van mijn kind niet op het spel willen zetten omdat het geen goede ziekteverzekering genoot.

Edoch, niets van dat alles. De site namaak.be werd met veel te veel van uw belastingsgeld in het leven geroepen door de FOD Financiën ter promotie van het reeds overgesubsidieerde (groot)bedrijfsleven. Vooral namaak van farmaceutica worden benadrukt:

Bij namaak denkt u misschien uitsluitend aan brillen, handtassen of illegaal gekopieerde cd’s, dvd’s en software. De realiteit is echter heel anders want geen enkele economische sector blijft gespaard. Elk jaar sterven wereldwijd duizenden personen aan de gevolgen van namaak. Antibiotica, melkpoeder voor baby’s, pillen, vaccins, cardiovasculaire middelen, … geen enkel geneesmiddel ontsnapt eraan! Voedingswaren, speelgoed, dranken, … al die producten kunnen, wanneer het om namaak gaat, gevaarlijk zijn voor uw gezondheid en voor de gezondheid van uw naaste familieleden.

Een nagemaakt antibioticum zal, bijvoorbeeld, geen werkzaam bestanddeel bevatten en zal u dus niet genezen. Een nagemaakt vaccin zal u niet immuun maken.

Behoorlijk boerenbedrog, me dunkt, en zeker al in een tijd waarin zoveel geld en moeite werd gestoken in het promoten van generische geneesmiddelen. In die mate zelfs, dat artsen aangezet (herkent u het eufemisme?) werden om meer generische geneesmiddelen voor te schrijven ipv het duurdere merkgebonden equivalent.

Behoorlijk hypocriet ook, van een overheid die wél toelaat om de door kinderarbeid gemaakte merkkleding in België te verkopen zodat de bedrijven in kwestie woekerwinsten kunnen opstrijken. De kinderleventjes in Bangladesh zijn misschien minder waard dan die in Antwerpen?

Het is te schandalig voor woorden –en niet alleen die website, maar het ganse concept. Maar ja, er wordt niet meteen een vrouw of een godsdienst gediscrimineerd, dus het moet allemaal maar kunnen zeker? Als het geld maar rolt (en de koopkracht er beter van wordt).

sloefkes, een lepel, en koffie

Eigenlijk wou ik de rode, maar (1) ze hadden ze niet op voorraad en ik wou ze onmiddellijk, en (2) ze leken mij bij nader inzien toch iets té seizoensgebonden. Dus ben ik met de zwarte naar huis gekomen. Ze blijven lelijk, vind ik, maar ze zitten wel verschrikkelijk comfortabel. En warm. Tessa en Henri waren eerder al zeer enthousiast over de crocs, mijn oude sloefkes waren net kapot, en die crocdinges zien er redelijk onverslijtbaar uit (als de vulling zou verslijten, kunnen ze nog altijd zonder gebruikt worden).

Een week (of twee) geleden had ik al een eerste verjaardagscadeau gekregen. Tessa had in de Standaard boekhandel aan de Kouter De Zilveren Lepel in promotie gevonden, en daarmee hebben we dan ons kookboekenbudget voor 2007 afgesloten.

En tot slot was er nog die (lege) doos. Daar zijn we gisteren –in de buurt van de Zuid– mee op de tram gestapt. Een gelukkig grotendeels lege hermelijntram, zodat ik zonder al te veel manoeuvreren het pakket veilig naast ons op een zetel kon neerpoten. Erin zat een koffiemachine, dat we onszelf hebben cadeau gedaan voor mijn verjaardag/onze kerstdag/nieuwjaar. Onszelf, jawel, want Tessa –voorheen gekend als juffrouw ik-drink-niet-graag-koffie– is tegenwoordig verlekkerd op cappuccino. Vandaar ook dit redelijk volautomatisch en onderhoudsvriendelijk systeem dat met een druk op de knop (en zonder accessoires) schitterende cappuccino maakt.

Nu vooral opletten dat ik weer niet overdrijf met die koffie.

17 december: feest

Op 17 december, tijdens een woeste sneeuwstorm waarin geen levende ziel zich durfde te wagen –waardoor mijn arme moeder na haar verlossing geheel alleen met kraamkoorts lag verscholen onder tien dekens waarin net genoeg ruimte was gelaten zodat ze de ijsbloemen op het raam van het hospitaal, waarheen ze op eigen kracht was getrokken, nog net kon zien aandikken– welnu, tijdens die storm, en wel om zeven uur des avonds heb ik voor de eerste keer het levenslicht gezien. Kunstlicht evenwel, want op 17 december om 19u is het –zoals u zelf kunt constateren– aardedonker.

Het feest gisteren had daar alles mee te maken. Ik houd er nu eenmaal van mijzelf in een keuken te kastijden en –onder het mom van versheid– de dagmaaltijd onvoldoende voor te bereiden. Op voorhand had ik vanzelfsprekend een aantal kookboeken doorbladerd, maar het was pas eergisteren dat ik mij de moeite had getroost om een halfslachtige lijst met ingrediënten op te stellen.

Zaterdagavond heb ik een brood gebakken –ik bericht u eerstdaags over mijn toch wel fijn gevonden broodrecept (of heb ik dat recent nog gedaan?)– waarvan ik een aantal getoaste sneden heb gebruikt bij de amuse-gueule, in combinatie met een streepje gazpacho en guacamole.

Het tussengerecht was Ravioli all’ osso buco, het recept waarvan zich bevindt op pagina 374 in de Nederlandstalige editie van Giorgio Locatelli’s Made in Italy. Qua tijdsbestek had ik daaruit enkel “en laat hem daar een uur staan” onthouden (daar zijnde de oven), ware het niet dat de oven was bezet door het veeltijdige hoofdgerecht, én dat men –alvorens het sedentaire uur waarvan sprake– eerst ongeveer nog over een uur dient te beschikken voor de voorbereidende arbeid, en nadien nog over een dik half uur (lees: drie kwartier) voor de afwerking.

De groenten dienen te worden gesmoord (niet: gekleurd, zo waarschuwt het recept), de kalfsschenkels in een braadpan goudbruin aangebakken, vervolgens bijgeplaatst bij de gesmoorde groenten, om de braadpan met een halve liter witte wijn te blussen. Gezien de oven was bezet, bleef de bereiding gedurende het daartoe voorziene uur op het vuur doorpruttelen (controleer elke 10 minuten om te zien of het niet te hard borrelt –anders wordt het vlees taai en droog).

Na het uur gaat het vlees eruit om heel even af te koelen, en wordt het kookvocht (naast de wijn zat er ook een ruime liter kalfsfond in) gezeefd en opzij gezet. Het vlees, van het meeste vet ontdaan, wordt samen met het merg en de groenten grof gepureerd, en in de koelkast geplaatst.

Ondertussen had ik ook al pastadeeg gemaakt (zie bladzijde 330 van Made in Italy), en ik moet zeggen, dit is het beste pastadeeg dat ik ooit al heb gemaakt. Twee eieren, één eierdooier, 250g bloem, en wat natte vingers. Een uur (uit de koelkast!) laten rusten, en dit deeg liet zich fantastisch bewerken.

Maak de ravioli’s, warm ze op in kokend water, en overgiet met de ondertussen wat ingekookte en met boter opgedikte saus. Heerlijk! Zonder overdrijven.

Het hoofdgerecht heb ik gepikt vanop het internet. Toen ik vorige week ziek te bed lag, was ik op Vitaya bij Gene Bervoets en Geert Van Der Bruggen in het programma stoofpotjes terecht gekomen. Het recept dat toen mijn aandacht trok was Estouffade volgens de Lijsterbes –draadjesvlees, zo verwees Van Der Bruggen er in het programma naar. Bernard, mijn slager (van Natuurvlees Dobbelaere in de Handbalstraat hier om de hoek), wist meteen waar ik het over had, en haalde zonder dralen anderhalve kilo onversneden stoofvlees voor mij uit zijn ijskast.

Drie uur heeft de bereiding in mijn oven –mijn roterende oven, die onder het gewicht van mijn ovalen Creuset en haar inhoud evenwel niet meer aan roteren toekwam– op een gezapige 160°C staan stoven. Zonder deksel, maar –net zoals ik in het programma had gezien– wel met een geïmproviseerd deksel van bakpapier.

Dit vlees was mals. Dit vlees was sappig. Dit vlees smolt bij aanraking, en werd nog beter –ik hield het niet voor mogelijk, maar toch– met de saus die er volgens het recept moest worden bij geserveerd.

Edoch! Jammerlijk mislukt waren de twee bijgerechten bij dit fantastische recept.

Witte bonen, zo u ondertussen mogelijks reeds elders hebt vernomen, moet twaalf uur weken voor gebruik. Tessa had er zaterdag de halve stad voor afgezocht, en hoewel de verpakking het wel degelijk vermeldde, had ik verzuimd de nodige weektijd uit te trekken –wie leest er nu ook een handleiding. Eén uur volstaat dus niet. Maar goed, misschien maak ik binnenkort wel eens witte bonen in tomatensaus. Of chili con carne (dat dan wel weer met rode kidneybonen moet worden gemaakt, maar hey, ik heb nu witte bonen in huis.)

Ook de gnocchi zagen er niet meteen uit zoals op de televisie. Ze smaakten wel heel lekker, maar het was meer een prakje dan vaste vormpjes. Het recept op de Vitaya-site was behoorlijk summier –veel meer dan een opsomming van de ingrediënten was het niet– en ik had er niet aan gedacht om er even Locatelli of de Zilveren Lepel op na te slaan (jawel Koen, ik heb hem ook voor mijn verjaardag gekregen).

Het dessert, ten slotte, was mijn tarte tatin, met voor de helft Goudrenetten, en voor de andere helft Granny Smiths. Mijn schoonvader –taartenmaker bij uitstek– was behoorlijk onder de indruk.

feest

Straks komen ze hier eten. Ze, dat zijn de (schoon)ouders, die jaarlijks rond deze tijd van het jaar alhier worden uitgenodigd. Niet dat ze anders niet mogen komen, of niet uitgenodigd zouden worden, overigens.

Gisteren heb ik al brood gebakken, en straks wordt er nog gekokkereld voor vier gangen. Een voorgerecht-zonder-werk, een eerste ‘hoofd’gerecht waar ik ongeveer twee uur tijd moet in steken, een tweede hoofdgerecht waar ik ongeveer vier uur aan kook, en dan een dessert dat redelijk snel klaar is (anderhalf uur) –alles inclusief kooktijd weliswaar. Ik kook alles de dag zelf, wat voor sommige gerechten behoorlijk idioot is –en behalve wat betreft brood, duidelijk, maar ik heb de oven veel te lang nodig zodat ik het brood niet ergens tussen twee ovenbeurten in kan bakken (één gerecht moet maar liefst drie uur in de oven).

Het zal hier wat rustig(er) zijn dus, maar des te drukker in de (te kleine) keuken. Geniet van uw zondag!