Croissants niet geschikt voor consumptie

Het kwam als een donderslag bij heldere hemel, edoch: croissants bevatten te veel verzadigde vetten i. Test-Aankoop analyseerde de croissants die werden gekocht bij vijftig bakkers, wegrestaurants en warenhuizen, en aan de hand van hun conclusie, raadt de organisatie af om elke dag croissants te eten.

Meer dan de helft bevatte meer dan 20 gram verzadigde vetzuren per 100 gram. “Eet men er daarvan twee, dan heeft men het maximum verzadigde vetzuren binnen voor één dag”, zegt Test-Aankoop. “Het ging bovendien doorgaans nog over de drie verzadigde vetten met de grootste negatieve impact op de cholesterolwaarden”, zegt Test-Aankoop.

Binnenkort op gezondheidsnet:

  • Test-Aankoop voert analyses uit in vijftig frietkoten en raadt sterk af om elke dag gefrituurde voeding te eten.
  • Test-Aankoop analyseert hamburgers die werden gekocht bij vijftig fastfood restaurants, wegrestaurants en frietkoten, en komt tot de conclusie dat dagelijkse consumptie van fastfood leidt tot aanzienlijke risico’s voor de gezondheid.
  • Test-Aankoop vergelijkt veertien soorten (échte) boter, en concludeert dat boter niet geschikt is voor dagelijkse consumptie.

Wie graag zelf eens croissants maakt, kan terecht bij La Cerise: Croissants, Recap of Trials and Tribulations

  1. In The Pie and Pastry Bible vermeldt Rose Levy Beranbaum de percentages van bloem (40%), water of melk (25%) en boter (35%) in croissantdeeg. Voor zestien croissants hebt u in haar recept Whole wheat croissants 255 g boter, 180 g melk en 290 g bloem nodig. Alleen bladerdeeg kent een hoger percentage (39%)

Met de e van generisch

Vandaag lanceert boek.be een website voor e-boeken en e-readers: e-boek.org. U vindt er meer dan 3.000 Nederlandstalige e-boeken beschikbaar voor download, die gemiddeld vijf euro goedkoper zijn dan de geprinte versie. Die prijsstelling kan (veel) beter, maar breed bekenen is het algemene principe achter de verschuiving van het (gedrukte) analoge, naar een digitaal aanbod, niet noodzakelijk een slechte zaak. Tegenwoordig zijn er zelfs al digitale boeken te leen in de bibliotheek (Libraries and Readers Wade Into Digital Lending, Motoko Rich in The New York Times, 14/10/2009). Het eindpunt –of zelfs de apex– van die verschuiving is overigens nog lang niet in zicht –enkel al op louter kwalitatief vlak bekeken– en het is trouwens helemaal niet zeker dat er ooit een eindpunt komt –kijken we maar naar vinyl vs cd en iTunes.

Vorige donderdag verscheen er nog een opiniestuk van Geert Joris (directeur boek.be) en Kurt Van Damme (gedelegeerd bestuurder Ruit cvba) in De Morgen, getiteld De boekensector: schaduwboksen in een dwangbuis (DM, 15/10/2009). De auteurs stemden daarbij in met de kritiek van de Duitse kanselier Angela Merkel op de parktijken van Google Books (met of zonder fingerspam).

Kort samengevat komt het hierop neer. Het auteursrecht een hinderpaal? Geen probleem, we draaien de zaken gewoon om. Als een boek niet langer in de handel is, dan digitaliseren we het en het is aan de auteur of de uitgever om zich daar nadien tegen te verzetten. Opt-out, heet dat in newspeak (in tegenstelling tot opt-in, waarbij Google netjes vooraf moet vragen of het mag digitaliseren).

Nog wat verder wijst het auteursduo op de gevaren van digitale piraterij, en wijzen ze op het bestaan van illegale websites waar hele collecties van Suske & Wiske of Kuifje, of de volledige Harry Potterreeks, in pdf-vorm kunnen worden downgeload. Gratis weliswaar, maar geheel illegaal.

Het zijn twee gedeeltelijk verschillende problemen. Over het downloaden van illegale kopieën ter ontduiking van een aankoop kunnen we kort zijn: het is een verwerpelijk gegeven. Dat geldt overigens net zozeer voor muziek, foto’s en films als literatuur.

In Europa geldt het auteursrecht tot 70 jaar na de dood van de auteur. Theoretisch is het dus mogelijk dat een uitgeverij de werken van een auteur voor een periode van minimaal 70 jaar gijzelt. In de praktijk komt dat ook voor, al zitten er daarom niet meteen slechte bedoelingen per se achter. Vaak is het voor de uitgeverij economisch oninteressant (of zelfs niet haalbaar) om bijvoorbeeld een niet langer voorradig boek, te laten bijdrukken voor een economisch gezien veel te kleine groep afnemers. Het auteursrecht is niet helemaal slecht, argumenteren de auteurs in hun opiniestuk.

Want, vergis u niet, zonder auteursrecht droogt de boekenproductie op termijn gewoon op. Uitgevers zullen niet langer investeren in kwalitatiefhoogstaande producten, auteurs zullen niet meer worden vergoed voor hun inspanningen (tenzij ze zo naïef zijn te denken dat ze een behoorlijk inkomen kunnen halen uit rechtstreekse verkoop via het internet – niet iedereen heet Radiohead), er zal niemand meer zijn om het vele kaf van het schaarse koren te scheiden, en de boekhandel om de hoek kan zijn deuren sluiten als iedereen beschermd materiaal gratis op zijn smartphone gooit.
Vergeet ook niet dat het succes van de SOS Pieten en de Vaginaboeken van deze wereld uitgevers toelaat om ook minder evident werk uit te geven. En laat het nu precies die megasellers zijn die massaal illegaal (zullen) worden verspreid en gedownload.

Vergeten we in deze echter niet dat boek.be de koepelorganisatie van de Vlaamse boekuitgevers, boekhandels en importeurs is, en dat de cvba Ruit de beheersvenootschap is van de Vlaamse uitgevers (een organisatie vergelijkbaar met SABAM dus), en dat zij dus het boekenbedrijf vertegenwoordigen. Waar verder niks mis mee is. Het weze de auteurs dan ook vergeven dat zij zich enigszins vergalopperen in hun betoog, en laten we vooral hopen dat zij hun economische successen inderdaad ook zullen aanwenden voor het uitgeven van minder evident werk. (Waarom waren er tot voor kort van de 24 werken van Herta Müller amper een zestal vertaald –het laatste in 1999– en staan, nu ze door de Nobelprijs opnieuw economisch interessant is, de vertalingen ondertussen in de coulissen te drummen?)

Laat ons even voorbij gaan aan enige economische motivatie, en rekening houden met wat Joris en Van Damme Google Books aanwrijven: als een boek niet langer in de handel is, dan digitaliseren we het. Dat is vanzelfsprekend geen nieuwe gedachte. In 1951 schreef Boris Vian dit:

Dans ce Record Changer (janvier 1951), on évoque un grave problème: celui des bootleggers du disque. Ce sont de méchants animaux qui éditent clandestinement des tirages de disques épuisés dont les matrices appartiennent pourtant à de grandes maisons comme Columbia ou Victor.
[…] En toute logique, d’ailleurs, le seul commentaire que l’on puisse faire, c’est que les grandes maisons n’ont qu’à ne pas laisser épuiser des disques qu’on demande toujours. En toute équité, on peut ajouter, d’après leurs propres commentaires, que les les grandes maisons s’en foutent.
Et en toute bonne foi, on pourrait souhaiter qu’il existe un domaine public du disque –au bout de vingt ans par exemple. Parce que sans ça, on va encore rester un bout de temps sans les Armstrong Brunswick de 1935 et alentour, alors qu’on peut trouver du Jimmy Dorsey à tous les coins de rue. Et je suis pas vache.

Boris Vian, Jazz Hot, n° 53, mars 1951, uit Oeuvres de Boris Vian, tome sixième, Fayard 1999, ISBN 2-213-60234-4

Waarom, stelt Vian, zouden we platen, waarvan de platenmaatschappijen de matrijzen (nu: de master tapes) nog steeds bezit, maar niet meer uitgeeft, zelf niet mogen uitgeven? De uitgever is niet meer geïnteresseerd, maar het publiek wel. Waarom zouden we geen termijn in het leven roepen, waarna die opnames terecht komen in het pubiek domein? Na twintig jaar bijvoorbeeld.

Geheel verkeerd is dat niet. Kijken we bijvoorbeeld naar de farmaceutische industrie, dan geldt daar een octrooirecht van –dat is toevallig– twintig jaar. Gedurende die twintig jaar heeft het farmaceutisch bedrijf alleenrecht op de productie van een geneesmiddel. Wanneer die termijn verlopen is, en als er aan drie andere voorwaarden is voldaan, mag een ander bedrijf een generisch alternatief op de markt brengen.

Waarom kunnen we zulks niet toepassen op het auteursrecht? Wanneer een boek of plaat of film twintig jaar na creatie niet langer beschikbaar is (een strengere voorwaarde dan bij geneesmiddelen), komt het automatisch terecht in het publiek domein. In e-tijden van digitalisatie is het voor uitgevers immers maar een schijntje om van een nieuwe publicatie naast een analoge versie ook een digitale versie ter beschikking te stellen (dat geldt zowel voor boeken als voor cd’s). Op die manier kan de uitgever desgewenst de publicatie nog digitaal verkopen, ziet de auteur de vrucht van zijn arbeid verspreid (als hij nog leeft), en kan het publiek van de publicatie genieten. Iedereen content!

Star (Wars) Cookies

“Och, uw vader zal wel koekskes bakken.” Het is geen citaat, maar in niet zo geheel verschillende bewoordingen kwam het wel daarop neer. Probleem is: vader bakt graag koekskes, dus stond hij gisteren tot na middernacht (ik had ’s avonds eerst nog iets anders te doen) aan de mini-oven in de bonsaïkeuken te bakken. Thema dit jaar –geheel in tegenstelling tot de andere jaren vanzelfsprekend: Star Wars!

Eigenlijk kwam ik er nog relatief goedkoop vanaf –en dan bedoel ik dat niet zozeer in financiële termen, al gaat ook die vlieger op. Henri wou namelijk een Star Wars Party –niet ongelijk de gebeurtenissen op Clone Wars Party waarvan Kaat mij de link doorstuurde. Overigens, zoals Jessica schrijft: Watch for the moment when Vader receives a fatal blow to the nuts. Mijn noten zouden in Henri’s oorspronkelijke plan echter gespaard blijven. Het enige wat hij nodig had, was –voor elk van zijn uitgenodigde vrienden– het harnas van een Storm (of is het Clone –) Trooper. “Kunnen we dat niet ergens bij een smid laten maken”, vroeg hij onschuldig.

Star (Wars) Cookies voor Henri's Verjaardag

Gelukkig heeft Tessa het feest een andere wending kunnen geven, naar ieders tevredenheid –zij is daar fantastisch in. (En niet alleen daarin, wou ik nog toevoegen, maar ik mag niet te veel complimenten uitdelen, zelfs niet al is het vandaag ook háár verjaardag.) Het is Henri’s Filmfestival geworden, en koekjes en fruit voor de klas.

Star (Wars) Cookies voor Henri's Verjaardag

Mijn recepten –de initiële vier werden herleid tot twee– komen van Joy the Baker. In de doosjes zitten White Chocolate Macadamia Nut Cookies, en een stervormige versie van de koekjes (zonder de vulling dus, en ook zonder de espresso) uit het recept voor de Chocolate Espresso Sandwich Cookies (die ik ooit nog wel eens in sandwichversie zal maken). Vanavond wordt er nog meer gebakken overigens, want morgen wil Tessa ‘iets’ mee hebben naar het werk. En zondag is het feest voor de grote mensen. The party doesn’t stop, zo klinkt het dan in de reclame.

Democratie, maar niet voor het volk

Plato vond het maar niks, beweerde Karl Popper in The Open Society and Its Enemies, te veronderstellen dat politiek voor het volk zou zijn. In zijn beroemdste werk De Staat i (ook bekend als De Republiek) wrijft Plato Socrates ii –volgens Popper– politiek-totallitaire sympathieën aan. Binnen de filosofie van Plato’s vormenleer iii, bevindt zich immers ook een ideale Staat die ten alle koste dient bewaakt te worden. Plato’s Staat wordt dan ook geleid door zich superieur voelende machthebbers, wat Popper ertoe aanzet het systeem te omschrijven als een gesloten maatschappij, iets wat hij ook Hegel en Marx verwijt.

In België leven we gelukkig in een democratie, waarin we democratische hulpmiddelen kunnen hanteren. Niet iedereen is daar even gelukkig om, maar het is wel het directe gevolg van ons politiek stelsel. Eén zo’n middel is het referendum. Walter Pauli licht het toe in De Morgen: Het wordt even te veel voor Marc Van Peel.

In januari 1991, bij het Eerste Burgermanifest, en in mei 1992, bij zijn Tweede Burgermanifest, lanceerde Guy Verhofstadt die idee: “Het referendum is onontbeerlijk om maatschappelijke problemen die door de bevolking worden aangevoeld dringend op de agenda te plaatsen.” En omdat Verhofstadt nu eenmaal Verhofstadt is, was er een ‘je signe et persiste’ in zijn Derde Burgermanifest, in september 1994: “Er is nood aan volksraadplegingen waarbij het beleid niet van bovenaf wordt gestuurd, maar van onderuit, met name vanuit de buurten, de wijken en de gemeenten.”

Een volksraadpleging is niet vrijblijvend. Ik heb het in deze niet noodzakelijk over een eventueel legale binding die zulks oproept, maar wel over de maatschappelijke en morele binding die onherroepelijk wordt uitgesproken bij het aanwenden van dit politieke hulpmiddel. Deze binding staat overigens los van de optie of u voor dan wel tegen het principe van een referendum bent.

De politieke machthebbers, die vanzelfsprekend het beste met u voor hebben zolang uw visie met de hunne overeenkomt, laten graag uitschijnen alsof uw mening ertoe doet. Zo’n referendum, denken ze, is een ideale manier om hun visie door het volk te laten bekrachtigen, maar dan ook alleen maar dat. Het resultaat doet er eigenlijk niet toe, het is de uitleg achteraf die telt. We kunnen zulks bijvoorbeeld constateren aan de hand van het gekronkel van Van Peel (Pauli geeft een heel mooie argumentatie), of aan ‘het laatste woord’ van het Gentse gemeentebestuur dat zonder al te veel poespas de keuze van de Gentenaren naast zich neerlegde bij het al dan niet bouwen van een ondergrondse parking op het Emile Braunplein of bij het kiezen van een ontwerp voor de Waalse Krook. Inspraak kan, maar niet te veel, verkondigde Gentse burgmeester Daniël Termont over dat laatste in De Standaard: Discussie oud circus laait weer op (26/03/2006)

[…] over sommige projecten moet je als stad beslissen. Het Centre Pompidou zou in Parijs nooit gebouwd zijn indien men de Parijzenaars inspraak had gegeven. Dat is misschien brutaal, maar op bepaalde ogenblikken moet je als bestuurder durven beslissen. We zullen het project zeker voorleggen aan de publieke opinie, maar we zullen zelf beslissen.

De argumentatie dat alleen mensen stemmen die rechtstreeks bij de vraag betrokken zijn, kan evenmin een aanleiding zijn om de dwingende band van de volksraadpleging door te hakken. Een referendum zou dan wel kunnen, maar als er te veel als vanzelfsprekend beschouwde stemmen van zich laten horen, dan komt men plots met het NIMBY-effect op de proppen. Verhofstadt mocht dan nog zo duidelijk stellen dat bij volksraadplegingen het beleid niet van bovenaf wordt gestuurd, maar van onderuit, met name vanuit de buurten, de wijken en de gemeenten, de buurt wordt graag monddood gehouden als hun visie niet overeenkomt met die welke de politieke machthebber voor ogen had. Op die manier trachtte Van Peel de uitslag van het Antwerpse referendum weg te redeneren, en op gelijkaardige manier wordt het verzet van de inwoners van de Gentse stationsbuurt iv weggehoond als zij bezwaren opperen tegen de geplande hoogbouw. Dat laatste voorbeeld betreft geen referendum, zo zult u stellen, en daar hebt u gelijk in. We hadden het hier echter niet uitsluitend over referenda, maar over democratie en inspraak van het volk.

Inspraak, zo stellen we dus, is enkel gewenst wanneer het overeen komt met de visie van de machthebber. Dat is werkbaar in een democratie, waarin de machthebbers worden verondersteld te zijn gekozen door dat volk. Wanneer die machthebbers zichzelf echter door hun eigen besluiteloosheid genoodzaakt zien bij het volk te rade te gaan, dan mag dat volk op zijn minst in ruil krijgen dat er met hun advies wordt rekening gehouden. Gelukkig heeft het Antwerpse stadsbestuur dat ingezien. Hopelijk doen ze dat in Gent de volgende keer ook.

  1. Het meest bekende stuk daaruit is de Allegorie van de grot, waarin Plato zijn visie uiteen zet over onze kennis van de realiteit
  2. Zoals u waarschijnlijk weet, zijn van Socrates geen geschriften bekend. Socrates is ons enkel bekend via secundaire bibliografie (m.a.w. doordat anderen over hem hebben geschreven), en daarbj is Plato onze belangrijkste bron. De Socratische paradox bestaat eruit dat we niet weten in welke mate Socrates in die secundaire werken gefictionaliseerd is.
  3. Realiteit is een weerspiegeling van geïdealiseerde voorstellingen, die we als mens trachten te bereiken –maar niet kunnen bereiken.
  4. Voor u mij wegredeneert: ik haal dit voorbeeld enkel aan omdat ik het ken, als feit dus, en niet als waardeoordeel.

Lego Star Wars – Vintage!

Hij was er al een hele tijd naar aan ’t uitkijken, en ik was zo verschrikkelijk graag met hem meegegaan. Gezien ik besnot was, ging echter alleen Tessa mee naar F.A.C.T.S. Henri mocht voor zijn verjaardag (binnen een paar dagen), voor een bepaald bedrag cadeaus kiezen. Zaterdagvoormiddag waren ze nog het stadscentrum ingetrokken, op speurtocht in de speelgoedwinkels, maar hij wou toch liever de F.A.C.T.S. beurs afwachten. “Vorig jaar heb ik ook al mijn poeier in de speelgoedwinkels verschoten”, zei hij beslist.

Henri en zijn Lego-buit

Ze kwamen terug thuis met drie vintage dozen lego.

“Ge weet toch,” vertelde ik hem, “dat, van zodra ge de dozen opent, hun financiële waarde minstens gehalveerd wordt.”

Zijn moeder had hem al iets gelijkaardigs verteld, maar hij wou het speelgoed om ermee te spelen. “Ik ben geen verzamelaar”, stelde hij vastberaden. “Anders kan ik deze dozen volgend jaar wat duurder verkopen, met dat geld dan nog iets duurders kopen, dat dan weer bewaren, het jaar nadien weer verkopen, enzovoort”, zuchtte hij. “En uiteindelijk heb ik er dan nooit mee kunnen spelen.”

Allemaal wreed goed, vond ik dat. Zolang hij maar weet waarvoor hij kiest.

Berg der Zakdoeken

Overal waarheen Tessa zich verplaatst, laat ze een spoor van zakdoeken achter. Al was dat vroeger opvallender dan nu, want sinds haar amandelen uit haar keel zijn verdwenen en de sinusgangen werden vrijgemaakt, snottert ze opvallend minder –of het moet bij een VijfTVfilm zijn. Vandaag ligt naast ons bed opnieuw een berg van zakdoeken, een witte, deels kleffe, deels verdroogde stapel die waarschijnlijk beter als biohazard zou gelabeld worden. Helaas ligt hij langs mijn kant van het bed, wat inhoudt dat een grieperige snotvalling mijn deel is.

Geen F.A.C.T.S. dus vanochtend, en geen Opatuur vanavond –u zal mij dankbaar zijn dat ik de beesten thuishoud. En of ik vanmiddag iedereen op een verjaardagsfeestje –waar ik al een ganse tijd naar uitkijk– zal gaan besmetten, daarover ga ik eerst nog eens goed nadenken. Het ligt principieel (of hypochondraal) nogal gevoelig, zoals u ondertussen waarschijnlijk weet.

Inquisitie van een gedachtesprong

Oei. Toen ik gisteren mijn apologie voor de herwaardering van de actieve werkzoekende medemens schreef, heb ik onbedoeld tegen een paar schenen geschopt. Er lijkt iets mis te zijn gelopen in de transmissie (van de boodschap van zender naar ontvanger). Mijn lange schrijven schept verwarring, of op zijn minst toch het zinnetje

Ik zou de vrijwilligers van Het Project als voorbeeld kunnen nemen.

Op zich een mooie zin; zelf ben ik nogal te vinden voor de impliciete negatie die in de syntaxis zit ingebouwd. Maar de context waarin hij werd gebruikt, stelt klaarblijkelijk problemen voor de interpretatie.

Het is vanzelfsprekend niet zo dat Gentblogt, gemelijk bekend als Het Project, zou bevolkt worden door werkzoekenden. Of werklozen. Laat het duidelijk geweten zijn, voor Gent én omstreken: Gentblogt wenst zich (bij monde van het bestuur en haar geweten) te distantiëren van elke mogelijke insinuatie daaromtrent i. Zoals het eloquent werd aangereikt (ik parafraseer): “bij Gentblogt krijgt niemand een uitkering en speelt niemand van journalistje.” Of het zou op geheel aleatorische wijze moeten gebeuren.

In mijn ijver een voorbeeld aan te brengen heb ik een paar gedachtesprongen gemaakt, die net iets te groot zijn gebleken. Het ware misschien minder verwarrend geweest indien ik had geschreven:

Ik zou het vrijwilligerswerk bij Het Project als voorbeeld kunnen nemen.

Helaas, ook dat kan nog steeds als ambigu worden opgevat. In bovenstaande zin kan, in de gedachtegang van de Gentblogt inquisitie (Nobody expects the — !), het –overigens geheel onbezoldigde– vrijwilligerswerk theoretisch nog steeds worden verwezenlijkt door werkzoekenden.

Wat is er misgelopen? Laat ons even de ganse paragraaf erbij halen:

Stel u tevens voor wat zoiets kan betekenen voor het verenigingsleven. Werkloos zijn is hard werken, is het artikel waarnaar ik in de eerste paragraaf verwees. De auteur is Paul Blondeel, sociaal pedagoog (nee, niet die dus) en het verscheen ergens in april in De Morgen (het opiniestuk kan u ook lezen via 6minutes business). Blondeel stevende daarmee niet af op een verheerlijking van zwartwerk, maar stelt: burgers die formeel werkloos zijn, zijn vaak ontzettend ondernemend en leveren waardevol ‘werk’ dat nooit zal stollen tot commercieel betaalbare arbeid. (Ik zou de vrijwilligers van Het Project als voorbeeld kunnen nemen.)

De sprong die ik maakte was de volgende:

Stel u tevens voor wat zoiets kan betekenen voor het verenigingsleven. [Daarin zijn gedreven mensen actief en die] leveren waardevol ‘werk’ dat nooit zal stollen tot commercieel betaalbare arbeid. (Ik zou de vrijwilligers van Het Project als voorbeeld kunnen nemen.)

Geïmpliceerd: er werken veel gedreven vrijwilligers bij Gentblogt, en die leveren –binnen de context van Gentblogt– waardevol ‘werk’ dat –binnen diezelfde context van Gentblogt– nooit zal stollen tot commercieel betaalbare arbeid.

Verder geïmpliceerd: stel u voor dat er zo’n paar gedreven maar thans verplicht passief gehouden werkzoekenden zouden kunnen meewerken aan een project zoals Gentblogt, dan zou dat meteen perspectieven kunnen ii bieden voor de vereniging.

Jawel, hij is wat groot voor sommigen, die sprong. Nog goed dat Michel, Steven en Ilse zich meteen op de kern van de zaak richtten in hun commentaar bij mijn apologie. Stel u voor: u had misschien kunnen veronderstellen dat er werkzoekenden ‘werken’ bij Gentblogt. Nee maar, serieus: stel u voor!

  1. Laat het meteen ook geweten zijn dat de reacties van die mensen helemaal niet representatief zijn voor de geest binnen Gentblogt. Laat mij ook stellen dat het cynisme in deze tekst geheel misplaatst is t.o.v. van de vele vrijwilligers die steeds opnieuw waardevol werk leveren, naast of bovenop hun dagtaak. Ik ben er evenwel van overtuigd dat zij wél in staat zijn deze tekst –en het voorbeeld in de vorige tekst– juist te kaderen.
  2. ‘Kunnen’, niet ‘moeten’, benadruk ik meteen –voor de inquisiteurs opnieuw bloed ruiken. Stel u voor dat zij alsnog worden verplicht samen te werken met werkzoekenden. De schande!

Werkloos werk

Al sinds april staat het begint van een artikel in de coulissen van dit weblog te drummen. Getiteld Werkloosheidsuitkering als subsidie was het geïnstigeerd door een artikel dat ik toen in de opiniepagina’s van De Morgen had gelezen. Ik haal het straks aan.

Een goede wind stuurde mij gisteren echter eerst richting Fons Leroy, gedelegeerd bestuurder van de VDAB –of toch richting diens weblog. Geen dopgeld, wel jobgeld!? luidt zijn post van 14 oktober, waarin hij een pleidooi houdt voor de heractivering van de werkzoekenden. Niet zomaar heractivering, maar om de werkzoekenden de mogelijkheid [te] bieden om actief te participeren in het arbeidsbeleid of hun opleidingsniveau te verhogen.

Uit de PDF (waarom geen echte blogpost?), haal ik even de slotparagraaf aan:

Het lijkt me […] wenselijk om de werkloosheidsverzekering zo in te richten dat ze werkzoekenden op een positieve manier aanmoedigt om zich her in te schakelen. Vandaag is de werkloosheidsreglementering nog te zeer gekenmerkt door negatieve vrijheidsbeperkingen. Als werkloze mag je zeker dit of dat niet doen. Je moet “passief” blijven. Voorbeelden hiervan zijn de beperkende mogelijkheden om terug te gaan studeren, bepaalde opleidingen te volgen, vrijwilligerswerk of semi-agorale arbeid te verrichten, een zelfstandige bedrijvigheid te combineren of op te starten, een instapopleiding aan te vatten, … Waarom krijgen werkzoekenden niet het recht om zelf op zoek te gaan naar een nieuwe job of opleiding met hun uitkering als tijdelijk of definitief rugzakje? Waarom kunnen uitkeringseenheden niet opgeslagen worden in een soort “werk-proton” waarmee de werkzoekenden zelf of eventueel met de hulp van publieke en private bemiddelaars hun kansen op de arbeidsmarkt kunnen aftoetsen of “openbreken”? Waarom de werkzoekenden niet zoals bij de Griekse “cartes d’emploi” de mogelijkheid bieden om zich in te kopen in een opleidings- of werkgelegenheidsprogramma? Of om samen met een aantal werkzoekenden een bedrijf of een sociaal economie-project op te starten? In diverse landen wordt er hier al mee geëxperimenteerd. waarom hier niet? Werkloosheidsuitkeringen worden dan echt werkuitkeringen.

Halleluja!

Wanneer u pakweg in het midden van uw (arbeidsactieve) levensloop uw werk kwijtspeelt, krijgt u op die manier de kans om (al dan niet opnieuw) een voltijdse opleiding aan de universiteit te volgen. Dit kan men koppelen aan bepaalde voorwaarden, zoals bijvoorbeeld het systeem van het leerkrediet. In het huidige systeem is dit niet mogelijk, tenzij de richting achteraf leidt tot het uitoefenen van een knelpuntberoep, of u expliciet de –jaarlijks herzienbare– toestemming krijgt van de RVA. Als u gaat voor een algemene opleiding zoals een richting uit de faculteit Letteren en Wijsbegeerte —Bachelor in de taal- en letterkunde – afstudeerrichting: Latijn – Grieks, ik zeg maar iets– is die kans (uiterst) gering.

Stel u tevens voor wat zoiets kan betekenen voor het verenigingsleven. Werkloos zijn is hard werken, is het artikel waarnaar ik in de eerste paragraaf verwees. De auteur is Paul Blondeel, sociaal pedagoog (nee, niet die dus) en het verscheen ergens in april in De Morgen (het opiniestuk kan u ook lezen via 6minutes business). Blondeel stevende daarmee niet af op een verheerlijking van zwartwerk, maar stelt: burgers die formeel werkloos zijn, zijn vaak ontzettend ondernemend en leveren waardevol ‘werk’ dat nooit zal stollen tot commercieel betaalbare arbeid. (Ik zou de vrijwilligers van Het Project als voorbeeld kunnen nemen.)

We kunnen het in die optiek bijna hebben over werk(loosheids)uitkering als verdoken subsidie. Want ook Blondeel laakte toen de verplichte “passivering” van de werkloze:

Mensen die deelnemen aan wijk- en buurtgerichte micro-initiatieven, doen dit steeds in volledige vrijwilligheid. Maar vrijwilligheid pakt in de praktijk heel anders uit: in naam van activering worden mensen met een leefloon opgelegd om een “zinvolle” dagbesteding te hebben. Omgekeerd mogen mensen die formeel “werkloos” zijn, niet al te vaak meedoen aan onbetaalde activiteiten – ze worden immers geacht ‘voltijds beschikbaar te zijn voor de arbeidsmarkt’ en hun dagen volledig te slijten met het zoeken naar reeds bestaande loonarbeid…

We zouden, zo stelt Blondeel, moeten komen tot een juridische situatie waarin ‘leven buiten de loonarbeid’ gezien wordt als activiteit. Natuurlijk moeten een aantal controlemechanismen in het leven geroepen worden om misbruik tegen te gaan. Maar de huidige situatie van “passivering” onder het mom van verplichting tot het leveren van commercieel betaalbare arbeid, is moeilijk te verantwoorden binnen een maatschappij die beweert sociale cohesie na te streven, en waarbinnen kennis (en dus ook opleiding en bijscholing) zo’n cruciale rol speelt. Het potentieel ís (langs beide kanten) immers aanwezig. Het zou jammer zijn om het nog veel langer onbenut te laten.