multicultureel

“Is diene winkel hier van u misschien?”

Ik stond langs de Franstalige kant van de twee gangen bij De Poort. De man –aan wie bovenstaande uitspraak is toe te schrijven– had net niet mijn (bescheiden) stapeltje strips op de grond gekeild. Hij liep al minstens tien minuten nerveus van het begin naar het einde van de rayons, iedereen monkelend aanstotend, en onderwijl ogenschijnlijk naar willekeur agressief in de bakken rommelend, op zoek naar god-weet-wat.

– Is dat niet wat overdreven, meneer? had ik hem juist gevraagd, met de van een koude vloer geredde albums in mijn armen.

“Weet ge wat, vent,” kwam hij op mij af, “ge hebt geluk dat we hier binnen in een winkel staan, of ik had u al op uw muil geslaan.”

Zijn bril stond vooraan en schuin op zijn neus, en zijn rechteroog draaide halsstarrig een andere richting uit dan zijn linker. Hij bleef op twee armlengtes van mij vandaan.

“Diene rugzak hé vent, die moet ge vanvoor afgeven, en dan zal ik zo niet tegen u móeten aanbotsen.”

– Pardon? (Mijn ‘rugzak’ hing rechts tegen mijn heup gedraaid, en stak noch voor noch achter mij uit.) Allez meneer, dat meent ge toch niet?

“Ge zijt zo nen multiculturelen zeker? Een goeie afranseling, dat moet ge ne keer krijgen.”

Nu kreeg ik zelf ook plezier in.

-Welnee, glimlachte ik hem toe. Ik ben zo nen Blokker, ziet ge dat niet aan mijn gemillimetreerd haar? En kijk, ginder buiten, (sprak ik rustig en met een nog bredere glimlach) daar staan mijn vriendjes, en ik ben er zeker van dat ze wel goesting hebben in die peer op ulder muile.

Waarop hij murmelend de Nederlandstalige gang inschoot om er geduldig te wachten tot ik afgerekend had. Ge weet tenslotte maar nooit of hij serieus was, zag ik hem denken.

fel overdreven

25 jaar heeft Jamal Derrar gekregen, omdat hij vier jaar geleden ocharme een vlammetje bij 17-jarige Sohane Benziane had gehouden, nadat hij eerst het meisje met benzine had overgoten. Ze had het ook gezocht natuurlijk, met zo’n naam. En het was absoluut niet de bedoeling geweest haar in brand te steken. Nee, de trut had hem belachelijk gemaakt tegenover Tony en zijn andere vrienden, en hij wou haar gewoon een beetje de stuipen op het lijf jagen. Kon hij eraan doen dat ze wild rond zich heen sloeg toen ze haar overgoten, en daarna nog eens met haar armen begon te slaan toen hij zijn zippo bovenhaalde. Ze had het zelf gezocht, quoi.

25 jaar heeft hij daar nu voor gekregen. En dan hadden ze hem nog liever moord in zijn schoenen gewreven. Alsof die bitches dat waard zijn. Net zoals die Samira. Die dacht dat ze hem en zijn vrienden genadeloos kon ophitsen door hier als een loopse teef in een rok rond te lopen. En dan verwonderd zijn dat we op haar avances ingaan. Die meuf mocht blij zijn dat ze haar allemaal eens goed gepakt hadden. Kon ze er tenminste over meespreken. Wist ze tenminste wat echte seks was. Dan gaat ze nog beweren dat ze verkracht is ook. (Niet luidop natuurlijk, want dat durft ze niet.)

25 jaar. Als het tegenzit is hij dus 47 als hij terug vrijkomt. En wat moet hij dan beginnen. Gewoon omdat hij er één in brand heeft gestoken. Barbaars. Niet dat hij haar in brand heeft gestoken, maar die straf. Alsof een vrouw meer waard is dan een man. Alsof een vrouw niet gewoon moet doen wat een man haar opdraagt en voor de rest haar bakkes houden. Hij had haar beter gewoon eens goed gepakt, gelijk Samira. Dat was hij eigenlijk ook van plan geweest, maar ze had godverdomme haar maandstonden, en hij zou wel zot zijn als hij zijn lul, de lul van een echte man met echte kloten, door zo’n seut had laten bevuilen. De fik erin godverdomme. De fik erin, in plaats van de pik erin. Jamal glimlachte om zijn vondst. En hij was er zeker van dat hij die glimlach nog wel 25 jaar zou kunnen meedragen.

moules parqués

Buurman is terug van weggeweest. En het eerste wat hij deed was zijn wagen voor onze poort plaatsen (de plaats voor zijn eigen deur was vanzelfsprekend ook vrij). Of liever: buurvrouw deed dat. Buurman is een sympathieke underdog, die er eigenlijk niet aan kan doen dat zijn vrouw een probleem heeft met de hele wereld, en met ons in het bijzonder.

Toen ze uitstapte zag ik haar met een vies gezicht naar boven kijken, om te zien of ze ons niet spiedend in de gordijnen kon aantreffen. Dat had haar immers nog veel beter doen voelen. En wij, die de ganse dag eigenlijk toch niks beters van doen hebben, doen verschrikkelijk ons best om haar zo veel mogelijk ter wille te zijn. Want dat schept een band. En niets is zo belangrijk als goede banden hebben met uw buren.

Vorig jaar hebben we het evenwel verkorven. In plaats van ontsteld ons beklag bij haar te doen, hebben we toen hun tuinafval, waarvan ze zo vriendelijk waren het in onze tuin te werpen, netjes opgeruimd en met de GFT meegegeven. Dat heeft toen anderhalve maand veel stiletto-getak met zich meegbracht, telkens iets na middernacht.

Ze zijn niet allemaal zo attent, onze buren. Zo kwam een van de buren langs de andere kant (we hebben er daar drie) dit weekend vragen of hij de klimop langs zijn muur mocht snoeien. Dan hoefde ik niet opnieuw halsbrekende toeren boven mijn serre uit te halen: hij kon er van zijn kant immers heel gemakkelijk bij. Nu vraag ik u. Straks mag ik zijn snoeischaar nog lenen ook.

massa (ii)

Hoe fris uw uitgeslapen geest ook mag zijn, als de trein niet rijdt blijft u de pineut.

“Ha, Bruno. Neemt gij altijd deze trein”, vroeg Wouter toen hij mij in de mensenmassa ontwaarde bij de trap aan het perron. Het was inmiddels 7u30, en Wouter had tot zijn genoegen gezien dat er voorwaar een trein om 7u38 en een trein om 7u41 naar Brussel zou vertrekken. “Veel minder volk op die van 41 dus.”

De 7u38 was eigenlijk mijn 7u08, maar toen ik Wouter alleen liet opstappen op de 7u41 –te vol naar mijn goesting– was er van mijn trein-met-vertraging nog steeds geen spoor (pardon the pun) te bekennen. En dat was reeds de derde direct naar Brussel die ik liet passeren.

Omdat ik nu ook weer geen zin had om een uur op de trein te wachten (dan was ik beter ergens gaan ontbijten), en omdat ik in een van de wagons van de 7u49 voorwaar een volledige lege bank ontdekte (nadat iedereen reeds was opgestapt), heb ik me maar laten verleiden. Al waren we amper een kwartiertje onderweg, toen de 7u49 werd afgeleid naar een zijspoor, om de lege 7u08 met een rotvaart door te laten.

wolken

Soms halen we ons humeur uit verschillende dingen; zij uit haar werk, ik uit mijn overvloed aan …euh… uit de hand gelopen hobby’s. Veel frequenter halen we ons humeur uit elkaar, en dat is ongetwijfeld de reden waarom we er vandaag alletwee euforisch bijlopen.

De trambestuurder aan de Albertbrug was niet tevreden toen ik helemaal vanvoor aan zijn meterslange tram op de deur tikte. Nog minder verheugd was hij, toen bleek dat ik niet alleen daar wilde opstappen, maar bovendien een tramticket van hem wou kopen. Anderhalve euro kost dat ondertussen, en ik beschikte slechts over twee stukken van één euro. “Ik kan niet teruggeven”, merkte hij op. Tessa had geen halve euro bij zich, maar een uiterst vriendelijk en behulpzaam koppeltje kon mij uit de nood redden. Elk een halve euro, en zij mocht van hem mijn euro houden. (De trambestuurder was nog steeds niet tevreden toen ik met pasmunt terugkwam.)

Het was een aangename boekvoorstelling van De Bijeneters (Peter Terrin) in de Handelsbeurs, gisteren. Ik had mij verwacht aan uptight, arty farty toestanden, maar daar bleek niets van aan. Wij luisterden met veel graagte naar Lalalover, ontwaarden in de menigte Annelies Verbeke en Christophe Vekeman (nee, niet tesamen), en stootten op een sympathieke uitgever (v) en boekhandelaar (m) die niet te beroerd bleken om een beetje tijd aan ons te besteden.

(Achteraf hebben we de Vintage Winebar (Onderbergen) bezocht, waar ze heerlijke tapa’s hadden en een kruidige Syrah voor Tessa.)

De trambestuurder op de terugweg maakte totaal geen problemen van mijn wisselgeld. “Nog een prettig avond, meneer.”

(Die zonderling, vanochtend op weg van Gent naar Brussel, die zonder enige aanwijsbare aanleiding schaterde van het lachen, dat was ik inderdaad. Hopelijk bent u er ook vrolijk van geworden.)

gedesinfecteerd

Gisteren was het grote kuis op het werk. De toiletten werden tijdelijk onbeschikbaar voor het personeel, dat zich gedwongen zag de ganse dag te pendelen tussen het achtste en het negende voor hun sanitaire behoeften. Gezien het sanitair aanbod boven beperkter is, was het niet ongewoon mensen het traject meerdere keren vruchteloos te zien afleggen.

Maar het was een goede zaak. Hoewel er niets mis was met de (hygiëne van de) toiletten, is er al evenmin iets mis met een grondige reiniging nu en dan. Alleen, het riekt er nu een beetje. Niet naar de geuren die u zou verbinden met het laterinaire gebeuren, maar het is veeleer de duffe geur van mottenballen. Het voelt raar, om uw gevoeg te doen in de vestiaire.

het gezelschap (vi)

Isabelle is terug. (Als ik het goed begrepen heb, moet de audit morgen afgewerkt zijn, en krijg ik maandag Bea terug in ‘mijn’ bureel.) Nog geen kwartier nadat Fabien was toegekomen, had Isabelle haar intrede gedaan. Ik was net bij IT (een probleem met Groupwise), en toen ik terugkwam hoorde ik haar al murmelen.

“Mais non, mais quel con.”

Toen ze me zag beantwoordde ze mijn begroeting met veel tegenzin: “ah, oui, bonjour”, waarop ze ongestoord verder ging. “Mais il me fait chier”, gevolgd door “mais qu’est-ce qu’il m’arrive là”, ondersteund door onverstaanbaar gemompel en langgerekte zuchten. Een bibberende Fabien stapelde een warboel fotokopies op haar bureau.

“Ghô mais non, mais qu’est-ce que c’est ça encore.”

Fabien verdween. Twee niesbuien en vier zakdoeken laten bracht hij nóg meer documenten bij haar. Zijn GSM rinkelde (Pump and Circumstances). Haar GSM rinkelde (die Walküre). Beide verdwenen in druk getater, om gedecideerd en enigszins verbolgen het toestel uit te drukken. Hij een fractie van een seconde later dan zij, maar te laat om een afkeurende blik van haar te vermijden.

Hij bekeek zijn schoenen, terwijl zij hem nadrukkelijk fezelend de les spelde, daarbij druk gesticulerend waardoor een deel van de stapel documenten zijn schoenen en de vloer op vloog. Fabien verontschuldigde zich fluisterend en begon de documenten te ruimen. “Ah mais non, va t’en”, kon ik nog net opmaken voor Fabien zich voor de zoveelste keer uit de voeten maakte.

Dat was ongeveer een uur geleden. Zonet kwam ik terug van de keuken, en Fabien was terug. Hij stond over Isabelle gebogen, en hield achter zijn rug een fnac-zak verborgen. Toen ik binnenkwam keken ze allebei geschrokken op. Isabelle werd knalrood, en Fabien keek dermate gestoord mijn richting uit, dat ik me snel op de gang terugtrok terwijl ik met veel nadruk mijn GSM naar mijn oor bracht.

Het is hier plots veel rustiger geworden.

het gezelschap (v)

Fabien is ziek. Als hij om 9 uur op het werk toekomt, zucht hij zijn carnassière op zijn tafel en zwiert zijn mantel op een stoel, waarna hij in een niesbui uitbarst. Hij diept achtereenvolgens keelpastilles, hoestsiroop, een doos zakdoeken en een tube inotiol uit zijn tas, waarna hij zijn neus snuit alsof er geen einde aan komt. Vier vellen zakdoeken uit de doos moeten eraan geloven.

Hij niest opnieuw wanneer hij de gang oploopt, en ik hoor hem verderop opnieuw zijn neus snuiten (vermoedelijk zitten zijn zakken volgestouwd met pakjes zakdoeken). Wanneer hij terugkomt, houdt hij een tas lauw water voor zich uit, waarin hij twee theezaktjes hangt die hij samen met een pot honing uit zijn tas tevoorschijn haalt. Hij zucht, snelt opnieuw de gang op, met meer energie dan je zou vermoeden, niest nog een paar keer, en komt terug het bureau ingelopen met een lepel waarmee hij drie ruime porties honing in zijn tas schept.

Vervolgens haalt hij een citroen uit de schoudertas –die hij ondertussen op de grond heeft geplaatst en waardoor hij zich dus moet bukken, wat opnieuw een niessalvo ontlokt. Hij kijkt even vertwijfeld rond, komt weer recht, en begeeft zich opnieuw naar de keuken. Wanneer hij ditmaal terugkomt, draagt hij een schoteltje met daarop een netjes gehalveerde citroen mee.

De lucht in de kantoorruimte wordt overladen met een citrusgeur als hij de eerste helft volledig in zijn tas uitknijpt. Hij vist twee-drie pitten uit de tas, roert nog eens vigoureus, en drink ze in één teug leeg. Drie pitten, die naar de bodem van de tas waren gezonken, spuwt hij rechtstreeks in de vuilbak. Tak-tak-tak. (Isabelle had dit hoogst waarschijnlijk niet op prijs gesteld.)

Het hele gedoe herhaalt zich, al komt hij deze keer terug met een tas waaruit een dikke waterdamp stijgt, en geeft hij zijn brouwsel de tijd om af te koelen. Onderwijl blijven de niesbuien en snuitconcerten zonder matiging doorgaan. Wanneer ik even de kamer uit moet, zie ik dat zijn doos zakdoeken reeds danig is geslonken en dat voorzeker de helft van de inhoud verfrommeld in zijn vuilbak is gegooid.

Hoewel het buiten nog relatief koud is en de verwarming maar half werkt, zit ik al de ganse dag met het raam op een ruime kier geopend. Ik hoop voor Fabien dat hij me niet ziek heeft gemaakt.

het gezelschap (iv)

Isabelle, het vrouwelijke deel van het auditeursduo, heb ik na twee visites niet meer teruggezien. Het kan zijn dat de zwangerschap haar hormonenspiegel helemaal om zeep heeft geholpen, want ik hoor Fabien, het mannelijke deel, nog vaak ootmoedig antwoorden in zijn GSM. De situatie moet hem niet vreemd zijn, want bij het minste belgerinkel krimpt hij spasmodisch in elkaar. Je reinste Pavlov.

De tweede (en dus laatste) keer dat ik Isabelle zag had ik net mijn ring in mijn tas thee laten vallen –ik speel graag met die ring wanneer ik probeer na te denken. Geen van beiden had van het incident iets gemerkt, en ik besloot dan ook niet te proberen de ring met mijn vingers uit de tas te vissen. Alleen keek Isabelle gestoord op, telkens ik een slok van mijn tas nam en de ring daardoor tegen de wand van de beker rinkelde. Voor de rest negeerde ze mij volkomen.

Met de laatste slok thee gleed de ring tot tegen mijn lippen, van waartussen ik hem vervolgens tevoorschijn haalde om opnieuw aan mijn vinger te schuiven. Isabelle verslikte zich. Ze had mij –zonder merkbare onderbreking– de tas zien neerzetten en de ring uit mijn mond zien halen. Fabien had helemaal niets door, en zocht al ijverig naar een doekje om het water op te deppen dat Isabelle in ontzetting over hun documenten had geproest.

Nog geen half uur later was ze verdwenen.

het gezelschap (iii)

Bea is weg. Tenminste van deze verdieping. Gisteren werd ze met zachte dwang verhuisd van mijn bureel naar het cybercafé op de negende verdieping. Het cybercafé is een collectie van acht computers, alle met flatscreen op een swivel-arm en voorzien van Windows XP. Het zijn de enige XP machines in het bedrijf.

Haar bureau werd eerst op de gang geplaatst, waarna er een tweede, nieuw bureau, dat naadloos bij het mijne aansluit, het bureel binnengebracht. Het werd ruggelings tegen het mijne geplaatst, en op de scheidingslijn voorzien van een paneel, waarop desgewenst boodschappen kunnen worden geprikt. Eenmaal geïnstalleerd, werd Bea’s bureau terug de kamer ingedragen, en zijdelings tegen het nieuwe bureau geplaatst. Zonder wand of paneel.

Tegen de middag kreeg ik nieuw gezelschap. Een man en een vrouw, ongetwijfeld duur betaalde consultants, zullen de komende dagen een audit doen van onze organisatie. Ze komen uit het Franstalige landsgedeelte, en kunnen zich nog wel matig uit de slag trekken met Engels, maar Nederlands zit er niet. De vrouw is een bitch.

De man is nog in training, want hij loopt gedwee achter haar aan, en volgt gelaten de instructies op die ze hem oplegt. “Oui” en “vous” zijn de twee woorden die hij het meeste gebruikt. “Non” en “mais” zijn de twee woorden die zij het vaakst gebruikt.

Ze had hem gewaarschuwd. Ze is zwanger, iets meer dan twee maand ver, en haar hormonen nemen naar eigen zeggen zo langzamerhand haar leven over. Ze staat scherp, zegt ze.

Die scherpte uit zich in de manier waarop ze hem toesnauwt en de zware classeurs amechtig op haar bureaublad laat vallen, de nauwelijks onderdrukte geeuwen die haar ontsnappen, en haar voortdurend gezucht. Daarnet heeft ze iets gezegd wat blijkbaar zeer beschamend was, want de man slaakte een kleine kreet, en keek verbouwereerd mijn richting uit. Ik had van hun conversatie niets gemerkt.