de euro

“Wilt ge nu eens wat weten”, vraag ik aan Henri, op weg naar de Safeway. Waarop hij steevast “nee” antwoordt maar eigenlijk “ja” bedoelt, en ik hem dus fronsend aankijk tot ik het goede antwoord hoor.

“Ik heb geen idee meer hoe de euro’s eruit zien, en welke muntstukken we allemaal hebben.”

Hij slaakt een kreet van verbazing. “Maar, maar… en ik moet tijdens de lessen wiskunde juist altijd het gepaste geld berekenen en zo weinig mogelijk geldstukken uitgeven. En mijn… mijn… meester weet zelf niet eens welke stukken dat allemaal zijn.”

De ganse terugweg –en deels thuis– heb ik het mogen aanhoren. Bjzonder uitgebreid heeft hij me onderhouden over de munstukken, de koperen en de gouden en dan die van één en twee euro –“dat zijn bij ons zo geen briefkes gelijk hier, de briefkes beginnen maar bij vijf”– en hoe die respectievelijk zilver vanbinnen en goud vanbuiten zijn en omgekeerd.

“Papa toch”, besluit hij hoofdschuddend zijn betoog.

“Grmbl. Ge zoudt beter wat rapper eten”, mompel ik hem tussen twee happen door toe.

op zijn muile

“Niet. Lopen. Op. De. Trap. Allez. Ga maar weer traag naar boven, en kom dan maar weer traag naar beneden.” Duizenden keren heb ik het hem al gezegd.

prelude

(Rolleiflex FX 80mm f/2.8, Fuji Reala, 100ASA)

Vandaag had ik mijn tweede migraine-aanval sinds we hier zijn. Niet dat hij al over is, dus als de coherentie wat te wensen over laat, weet u meteen waar het aan ligt. Mijn filmpjes zijn op (ik heb nog één frame over), maar ik heb maandagavond een nieuwe voorraad besteld bij B&H Photo. 25 rolfilmpjes Fuji Reala zijn –terwijl ik dit schrijf– naar mij onderweg. Aan 2,99 USD per filmpje: moins cher, c’est illégal (weet u nog waar die slogan vandaan komt).

Gisterenavond daalde Henri neer voor het avondeten. Hij had net gelezen of drukdoende iets op het internet opgezocht, maar herinnerde zich toch nog dat ik hem had gevraagd zijn glas melk mee naar beneden te brengen. (“Nee, ge moet niet eerst volledig leegdrinken.”)

De afdaling verliep snel, maar niet geruisloos. Ik ben een Jedi, moet hij hebben gedacht, en The Force brengt mij waar ik zijn moet. Mijn kleine Icarus daalde vleugelloos de trap af, het glas melk trots maar leeg nog in de hand. De inhoud was gedeeltelijk de sacoche van de dokter binnengelopen en voor de rest in ruime boog de trap en muren opgekletst.

“Hoezo ge hebt nog niets genomen?”, vroeg diezelfde dokter hedenavond toen ze thuiskwam en naar mijn pijnen informeerde. “We hebben die halve apotheek toch niet voor niets naar hier meegesmokkeld!” Waardoor onze voorraad met twee dafalgan codeïnes geslonken is. Niet dat het de mirgaine of de aften vooruit helpt. Over aften gesproken, hebt u het relaas al gelezen van Grant Achatz (A Man of Taste, The New Yorker, 12 mei 2008), de chef die zijn smaak heeft verloren aan tongkanker?

Achatz believes that the dishes that the team at Alinea is producing are very good. But a doubt remains in his mind. What, exactly, are his customers tasting? “I can articulate it, and I can explain it,” he says. “But I wonder. When I close my eyes, I know what it should taste like, and I wonder how close it is to that. People love it, so I know it’s O.K. He did fine. But I wonder how far off it is for me.”

Zeer de moeite. Ik overwoog een abonnement te nemen, ware het niet dat een abonnement in de USA 47 USD kost, en overseas 117 USD. En dat de inhoud geheel gratis op de website te lezen valt.

Oh, met Henri is alles goed. We hebben hem de kleren van het lijf gerukt en overal geduwd en geklopt om te zien of hij overal nog gevoel had en nergens te veel pijn. Vanochtend heb ik nergens blauwe plekken of anders dan porceleinwit kleine-jongensvel gezien. We moeten dringend wat meer buiten komen. Als het weer eens meezit misschien.

twee winkeltjes, liefje

Voor het eerst in lange tijd is het goed weer in Seattle. Het is een running joke bij alle locals waarmee we te maken krijgen. “So, how do you like Seattle so far“, vragen ze steevast als we vertellen dat we hier voor drie maanden zijn. “It’s great, now that the sun is out“, vertelden we nog aan de bankbediende vandaag. Wat resulteerde in breed grijnzende gezichten alom.

“Het valt toch goed mee”, vindt Tessa, die er vanzelfsprekend niet echt mee inzit dat het oude wijven regent of koud is terwijl zij binnen haar rondes afloopt en wij vanachter de grote terrasramen verlangend naar buiten kijken. Nog een week of twee maximaal en we kunnen het schooljaar afsluiten: Henri en ik zijn helemaal voorbereid op de hittegolf die nadien zonder enige twijfel Seattle liefhebbend zal omarmen.

Voorlopig stellen we het met die paar warmere weekends. Dit is een verlengd weekend bovendien, want overmorgen is de laaste maandag van mei, en dat is Memorial Day –een beetje zoals wapenstilstand bij ons.

“Laat het ons rustigaan doen, vandaag,” besloten we unaniem, “we gaan gewoon downtown naar die Italiaan eten, en dan kan Henri eens in de Magic Mouse binnenspringen.” Een goed plan, voorwaar. “Oh, en ik zou graag nog gewoon twee winkeltjes bezoeken, liefje”, voegde Tessa er nog aan toe. Twee.

Van de Italiaan ging het naar de Magic Mouse (een spy watch voor Henri); naar de G. Gibson Gallery (om werk van Michael Brophy te bekijken); naar de Rocky Mountain Chocolate Factory (voor een appel); naar A Mano (and very European, zo werd het ons toegefluisterd alsof het een zoete zonde was); Borders (ik smijt mij binnenkort op Capote en de biografie van Sylvia Plath); Anthropologie (beter dan Urban Outfitters!); om uiteindelijk af te ronden bij Monorail Espresso (burnt creme latte). Oh, en een klim langs Pike Street van 5th naar 15th.

Zes uur van ons leven, zeer erm… aangenaam gespendeerd. In amper “twee winkeltjes”.

bergbeklimmers

contrast

(Rolleiflex FX 80mm f/2.8, Fuji Reala, 100ASA)

Zaterdag dwaalden we rond op Mount Rainier National Park. De eerste stop was Longmire, waar we als opwarmer de Trail of the Shadows afwandelden. Ocharme een kilometer lang, was de trail echter nog volledig ondergesneeuwd, waardoor we er toch iets langer over hebben gedaan dan de geafficheerde 30 minuten. De bubbling mineral springs bruisten als was er een aspirine in gegooid, en borrelden ook buiten hun normale, zomerse, inkapselingen. Het was een sterk contrast tussen de milde temperatuur van de lucht, en de toch wel dikke sneeuwlaag op de grond. Heel verraderlijk, want die sneeuw was niet overal even hard, en als we er te diep doorheen zakten, was de kans niet onbestaand met de voeten in een ondersneeuws waterloopje terecht te komen.

Na drie vierde van het traject te hebben afgelegd –ongeveer op de plaats waar bovenstaande foto werd genomen (een hele tijd later weliswaar)– kwamen we op een splitsing die ons naar onze tweede, langere, tocht bracht.

veel aan zijn hoofd

“Papa, mag ik op de computer terwijl gij gaat lopen?”, klinkt het bedeesd. “Om naar Karrewiet te kijken?”

En als ik terug ben gekomen, en we gewassen zijn en ontbeten hebben en hij zijn eerste les(sen) van de dag heeft gekregen: “Papa, mag ik op de playstation?”

Hij kan goed overweg met WipeOut Pure, en onlangs heeft hij Lego Star Wars II uit Target meegebracht. Vanmiddag hadden we met zijn opa en oma afgesproken in Seattle’s Best aan Pike Place Market, en de ganse 7 km daarheen heeft hij me over het spel onderhouden.

“En dan komt daar een platform, en dan moet ik daarop springen en dan moet ook R2-D2 daarop geraken, maar die kan vliegen en Luke Skywalker heeft een laserzwaard maar dan wilt de Emperor één van zijn vrienden doden en dan moet ik die proberen redden en…”

Ongeveer halverwege, op 10 blocks van de plaats van afspraak –zo toonde een bord mij nauwgezet– moeten we de I-5 over. Het gedruis van de voorbijrazende auto’s is oorverdovend, en een normale conversatie is onmogelijk.

“Nu hoor ik je wel niet meer, jongen. Dat weet je toch hé”, roep ik hem in het oor. Hij knikt begrijpend, fronst, en maakt met zijn handen wat gekke draaibewegingen rond zijn hoofd.

“Wat was dat”, vraag ik hem als het gedruis even wat minder is geworden.

“Och, gezien we niet goed kunnen praten, ga ik ondertussen wat denken. Het is een goed moment om mijn gedachten wat te ordenen.”

Hij interpreteert mijn glimlach als een aanmoediging –en deels is dat ook zo. “En heb je goed nagedacht”, wil ik weten als we de I-5 ruim voorbij zijn.

“Jaja,” steekt hij onmiddelijk van wal, “want wat ik nog vergeten vertellen was: als Luke Skywalker dan op dat platform…”

Verbazingwekkend hoe snel die 7 kilometer voorbij gaan.

moe (alweder)

Vandaag gingen wij dus Mount Rainier beklimmen, en zover zijn we ook geraakt –enfin, niet tot de top natuurlijk, maar tot Paradise– en van zover zijn wij ook teruggekomen. Een fotoverslagje volgt later (ergens volgende week), het was zeer de moeite.

creative writing life is hard

(Rolleiflex FX 80mm f/2.8, Fuji PRO400H, 400ASA)

Volgende week is het gedaan met de leute –of de opeenstapeling van lessen W.O.– en krijgt Henri opnieuw wiskunde en taal en spelling. We kijken er al naar uit!

Eerst slapen.

moe

spectre (bis)

(Rolleiflex FX 80mm f/2.8, Kodak Tri-X, 400ASA)

We zijn allemaal een beetje moe, na een dagje zoo. Enfin, ik ben moe, dit was gewoon een passend beeld. Ik denk dat ik morgen eens een dagje blijf uitrusten (in de zon) en Henri aan de toegwijde zorgen van de schoonouders toevertrouw.

tijdverdrijf

Soms is het echt wel bezigheidstherapie, de lessen die ik aan Henri geef/moet geven. De wiskunde vliegt erdoor, en ook als ik –met de moed der wanhoop– veralgemeende spellingsregels wil beginnen uitleggen, ontbreekt hij me door heel monotoon de regel in kwestie af te dreunen. Of liever nee, hij kent de regel meestal niet uit het hoofd, maar biedt ter illustratie een toepassing aan. En voor ik kan zuchten –half van opluchting, half van verwondering– heeft hij zijn werkboek al op de goede pagina geopend en de helft van de oefeningen opgelost.

Hij is soms wat slordig –daar heb ik eerder al over bericht– maar ik denk dat ik een manier heb gevonden om daar in zekere mate aan te verhelpen. “Ge hebt uw kladboekje”, dreig ik dan, wijzend naar zo’n ouderwets cahier de brouillon met dat vuilbruinig gerecycleerd papier van weleer, “en daar prutst ge in, zoveel ge wilt. Bij de volgende doorschrapping in uw werkboek, herschrijft ge uw woordje tien keer. Bij het volgende woordje vandaag, wordt dat twintig keer. Enzovoort.” De eerste keer, vorige dinsdag, kwam daar bijna een traantje bij (zowel bij hem als bij mij), donderdag nam hij vanzelf zijn kladschrift om het woordje in kwestie tien keer over te schrijven. Hij kan net zo goed zichzelf lesgeven.

Alleen bij creatief werk hoor ik wel eens een klageriger gezucht. “Ik kan niet tekenen” of “ik wil geen verhaal schrijven”, terwijl hij ex-curriculair loopt te fantaseren (en tekenen) dat de stukken er vanaf vliegen. Neem nu dit onderdeel van de lessen taal: Een wortel kletst met een radijs, een stripverhaal waarin de leerlingen de dialoog tussen een wortel en een radijs moeten aanvullen, gebaseerd op de emoties die in de prentjes afgebeeld worden. Drie reeksen van telkens drie prentjes, en een vierde reeks, waarin niks staat: noch tekstballonnen, noch tekeningen. Het begin verloopt wat stroef –en sterk tegen zijn zin– waarbij hij al duidelijk laat blijken dat hij enorm opziet tegen het laatste stuk waar hij zelf moet tekenen. Tot het zover is, en dan krijg ik dit resultaat:

we're in Seattle, baby

Niet alleen heeft hij al het voorgaande in de nieuwe reeks betrokken, hij heeft ook de personificatie verder doorgetrokken, door zowel Wortel als Radijs uit de grond te halen en voeten te geven. Bovendien heeft hij ook de lessen wiskunde in de lessen taal meegenomen –het ging over afstanden. Én hij heeft zonder de minste aarzeling de oriëntatie van het blad gewijzigd omdat zulks in de afbeelding van het verhaal beter uitkwam. Ik vond dat ongelooflijk.

(Mijn kind, schoon kind, ik weet het. En we hebben veel geluk met Henri. Maar dat betekent niet dat ik er mij niet over mag verwonderen, of dat ik mij daarvoor moet verontschuldigen.)

moederdag

“Als ge denkt dat het te duur is, papa,” klonk het heel beslist, “dan zegt ge mij gewoon hoeveel het te duur is, en dan leg ik het verschil wel bij.”

Toen we gisterenochtend(*) met de lessen begonnen waren, was hij plots –temidden een moeilijke bewerking– rechtgeveerd. Hij kwam voorzichtig naast mij staan, draaide mijn verwonderde gezicht zachtjes met beide handen naar hem toe, en fluisterde: “kunnen we straks, als we om boodschappen naar de Safeway gaan, nog iets verder doorstappen?”

Ik keek hem verbaasd aan. “Natuurlijk kunnen we dat jongen, is er iets dat je wil zien?”

“Ik dacht dat we voor mama misschien bloemen(**) konden kopen. Omdat het morgen moederdag is, maar morgen moet ze de ganse dag en nacht werken, en dan krijgt ze die toch deze namiddag al, als ze thuiskomt.”

En later, toen we onderweg waren, kwam het er eerst bedremmeld uit: “weet gij soms hoeveel dat kost, zo’n bloemen?”

Ik had er eigenlijk geen idee van. Waren we in België, dan wist ik zowat waaraan me te verwachten, maar hier in Amerika? “Ofwel heel goedkoop, ofwel verschrikkelijk duur”, stelde ik hem voor. “Maar ik weet het echt niet.”

En toen bood hij aan om het dure gedeelte bij te passen. “Ik heb nog wel wat dollars hoor papa”, stelde hij me gerust.

(*) Hij krijgt les op zaterdag, ja. Maandagnamiddag landen de schoonouders in Seattle, en ik heb zo een donkerbruin vermoeden dat de lessen iets minder snel vooruit zullen gaan, de daaropvolgende tien dagen.

(**) Ik kan u verzekeren, zo’n Henri’tje met een bos tulpen in de handen kan op veel vertederde vrouwenblikken rekenen.