Vroeger leerden wij Frans door naar tv te kijken. Alle jeugdprogramma’s waren te zien op één van die Franse kanalen, TF1 of A2 of FR3, met onder andere de onversaagde Club Dorothée. Ik zag er gigantische hoeveelheden tekenfilms, van de reeksen van Albert Barillé (Il était une fois… l’Homme, Il était une fois… la Vie, etc.) tot Goldorak, Ulysse 31, Cat’s Eyes… En dan nog een heleboel series, oorspronkelijk Frans of gedubbed in het Frans, zoals Chapeau melon et bottes de cuir voor het Britse The Avengers (met Diana Rigg als Emma Peel) of Le Saint.
Mijn kennis van het Frans is ondertussen veel passiever dan toen, al slaag ik er nog wel in om –grotendeels probleemloos– een pulproman of drie per jaar in het Frans te lezen. Henri werd echter nog nooit echt aan het Frans blootgesteld. Twee jaar geleden –tijdens onze laatste reis naar Seattle– begon hij boeken in het Engels te lezen, en hij leest tegenwoordig de jeugdliteratuur zowat even vlot in het Engels als in het Nederlands.
Hij heeft echter een redelijk beperkt taalgevoel voor het Frans. Dus dacht ik dat wat te verbeteren door hem een paar strips voor te schotelen. Michel Vaillant, want hij is zot van auto’s; Gaston Lagaffe, want dat is grappig en eenvoudig; Spirou, want dat is eigenlijk leuker dan Kuifje, pardon: Tintin. Ik geef er hem een paar (oude) woordenboeken bij, en hopla: hij kan beginnen.
Mijn ambitie was om er hem één per week te laten lezen, maar dat lijkt voorlopig een beetje te hoog gegrepen (het is eerder één bladzijde per dag). Dus leest hij in de keuken, terwijl ik het eten maak. En dat gaat meestal ongeveer zo.
“Papa, sas, wat is dat?”
“Sas? Is dat een afkorting?” Ik dacht onmiddellijk aan S.A.S., de voor mij mythische boekenreeks, waar ik nooit een aflevering van heb gelezen, maar waarvan wikipedia mijn perceptie bevestigt want de reeks heeft verder een zeer gewelddadig karakter en expliciete seks wordt niet geschuwd.
Ik kijk even in de tekstballon. “Cas, bedoelt ge. Als een klinker uit het woord auto volgt op een c, dan wordt die c uitgesproken als een k tenzij ze een cédille heeft.” Damn, dat rolde eruit zonder te beseffen. “En tout cas: in elk geval.”
“En connaissons?”
“Van connaître: kennen.”
“En campeurs?”
“Wat denkt ge? ’t Is heel gelijkend in het Nederlands.”
“Kamperen? Allé, kampeerders dus.” En als ik bevestigend antwoord: “en creuser?”
“Des huîtres creuses: hol. Creuser is graven.”
“En trous.” Hij spreekt het uit als ’troes’.
“Wat krijgt ge als ge graaft?”
“Een gat. En semer?” (Hij zegt ‘seemer’.)
“Toon eens… zaaien.”
En zo gaat dat balonnetje per balonnetje. Ik probeer het hem zoveel mogelijk zelf te laten vinden, door een verband te leggen, naar het (keuken)Latijn, naar het Engels (“Vétérinaire? A vet. A veterinarian.“), naar zijn leefwereld (“Un cochon? Dat zijt gij.”), of gewoon een beetje grappig (“Là-haut? Flahaut is een voormalig minister van defensie.”). Als ik het zelf niet weet, moet hij het opzoeken (voorlopig nog maar één keer voorgevallen: canasson en dat stond dan nog in geen enkele van die woordenboeken –wel op tinternet gelukkig).
Nu hopen dat het een beetje aanslaat.