de ipod selecteert

Verschrikkelijk veel genot heb ik al gehad van mijn iPod Mini. De 4GB versie was meer dan genoeg voor mijn muzieknoden; waarschijnlijk volstond zelfs de 1GB iPod Shuffle, maar shuffling is dan weer geen echte optie als je veel naar klassieke muziek luistert.

Hoe ga ik tewerk (ik heb daar waarschijnlijk al eerder over bericht, maar een beetje herhalen kan nooit kwaad)? ’s Zondags wordt de iPod bevolkt: de nieuwe aanwinsten van de zaterdagse Fnac-raid gaan er zonder uitzondering op, en daardoor moeten er ook onvermijdelijk een paar albums af.

Het gevolg is dat, over een periode van een paar weken, ik bijna automatisch te weten kom wat goed is (correctie: wat ik graag hoor), en dat ik na een week meestal reeds inzie waar ik mijn geld beter niet aan had uitgegeven.

Deze inleiding, om u een paar tips aan de hand te doen.

  • Op de absolute eerste plaats komen de Nouvelles Suites van Rameau door Alexandre Tharaud. Oorspronkelijk geschreven voor klavecimbel, speelt Tharaud de suites (speciaal voor u) op piano. Weg de harde metalige (en soms) jengelend frivole klanken, en in plaats krijgen we de gedemptere en veel coherenter klinkende vleugel.
  • Een gedeelde tweede plaats: Tharaud opnieuw. Niet de Concertos Italiens van Bach, al zijn ook die zeer de moeite waard, maar Ludwig van / MM 51 / A deux mains / Rrrrrrr van Mauricio Kagel. Hedendaags klassiek, maar verrassend toegankelijk (ik gebruik die omschrijving wel meer, als zou hedendaags klassiek by definition niet toegankelijk zijn).
  • De Piano Sonatas van Mozart, door Andreas Staier. Verrassend, gedisciplineerd, fun, en trapt niet in de val van de populariteit met het Alla Turca (dat u allemaal kent, al zegt de naam u niks).

Mijn duim weet vervolgens ook met graagte te draaien naar: Falling into place (Delavega) / Blue Note Trip (Jazzanova) / A song about a girls (Zita Swoon). Maar daar ben ik nog niet echt uit. Wordt vervolgd.

BTW tips zijn ALTIJD welkom! Ik ben nogal eclectisch, dus houdt u niet in. (Er is maar 1 ding waar ik met de beste wil van de wereld niet naar kan luisteren: rap en consoorten. Geen Eminem, geen Filip Kowlier, geen mofo gangsta’s dankuwel.)

jazz bij Opatuur

“Dat is er ene voor de guestlist. Ga maar binnen hoor.”

– Dank u. Ik ben…

“Jaja, ik weet het. Ga maar door jong.”

Ah bon. Ik weet niet welke reputatie ik heb, maar ze ging mij duidelijk vooraf.

“Wat ons betreft moogt ge inderdaad foto’s nemen, maar eigenlijk hangt dat meer af van de muzikanten, dus ge vraagt het best nog eens aan hen.” Maar ook voor hen was er geen enkel probleem; “het maakt toch niet te veel lawaai hé?”

Opatuur is een archetypisch jazzcafé, al zou ik niet weten waar ik die vergelijking vandaan haal, want ik had nog nooit een voet in jazzcafé binnengezet. Het beantwoordde in elk geval aan de verwachtingen: lichtschuw, rookgevuld, rijkelijk voorzien van mannen met baarden die mijmerden in hun trappist, in afwachting van het de aanvang van het concert. De schaarse vrouwen maakten ofwel deel uit van het decor, of waren door manlief (net niet bij de haren) meegesleurd, of kwamen recht uit de akademie binnengewandeld.

opatuur

De binnenkant van het café heeft sinds de oprichting geen daglicht meer gezien, hooguit wat verf, maar het ademt wel uit alle hoeken en kieren sfeer uit. Het is er heel gezellig, met een intimistich klein podium, waardoor het contact met de muzikanten direct is. Geen valse idolatrie, iedereen komt voor de muziek en de sfeer.

Zo was het zondag de beurt aan Hans Van Oost (gitaar), Piet Verbist (bas), en Bart Defoort (sax). Gezien mijn beperkte bekendheid met de anders toch wel uitgebreide Belgische jazz scene, kende ik het trio enkel van naam (en faam). De gitaar is echter een van mijn favoriete instrumenten in de jazz (naast xylofoon en hammond organ), dus ik zat al meteen goed. Van Oost speelde bovendien een zeer begeesterde en virtuoze set, vol glijdende gitaarsolo’s. Hoewel Verbist en Defoort minsterens even impressionant waren.

opatuur

Een verschrikkelijk groot voordeel van jazzcafees zoals Opatuur is het detail dat je te horen krijgt in de muziek. De nabijheid van het publiek laat de muzikanten toe technieken te gebruiken waarvan de subtiliteit in een grote zaal compleet verloren zou gaan. Denk maar aan het aanblazen van de sax, de hogere stille noten van de bas, en de onversterkte elektische gitaar.

Slechts dit: Opatuur is niet ideaal voor mensen met propere longen of andere allergieën (zoals ikzelf). De rook was er bijna letterlijk te snijden, de ventilatie onbestaand. Ben je echter bereid dat ongemak erbij te nemen, dan staat je gegarandeerd een bijzonder aangename avond te wachten. Waarbij 10 EUR voor dit optreden alvast geen cent te veel betaald is.

Hans Van Oost (gitaar), Piet Verbist (bas), en Bart Defoort (sax) gehoord op 17 april bij Opatuur; toegang 10 EUR. Volgende optredens op 1, 15 en 22 mei. Citadellaan 17, 9000 Gent

(Deze entry is ook terug te vinden op gent.blogt.)

[Update:] Voor de geïnteresseerden: deze week meer foto’s van het optreden op The Parallax View.

und Chopin ist auch dabei

Ligeti kende ik enkel van de scores bij Kubrik (Eyes Wide Shut en 2001 A Space Odyssey), en van een aantal liederen die ik had gehoord tijdens Spinrag (niet zo lang geleden). Ik was daar toen echter zodanig over te spreken dat ik dit concert voor geen geld wou missen. Meer nog, ik besloot zelfs om –voor de eerste keer– naar de inleiding van het concert te gaan. Een goede keuze: niet alleen had ik mij op die manier verzekerd van een goede plaats, maar de informatie die door Filip Rathé (dirigent, artistiek leider) werd verstrekt, bleek allesbehalve overbodig.

Wat ik vooral zal onthouden van dit concert is niet zozeer de complexiteit van de composities an sich, maar vooral de geconcentreerdheid en de passie van de muzikanten, én het enthousiasme van het publiek (dat duidelijk wist waarvoor het getekend had).

Tijdens het eerste gedeelte (MonumentSelbstportraitBewegung; voor twee piano’s) werden de pianisten begeleid door twee muzikanten die minstens net zo aandachtig als zijzelf de noten van het blad aan het lezen waren, …om tijdig de bladzijden te kunnen omslaan. De concentratie bij de muzikanten was enorm. De partituur diende zo snel te worden gespeeld dat het mij niet zou verwonderd hebben indien diezelfde begeleiders met doekjes het zweet van het voorhoofd van de pianisten hadden gedept, en er ook nog eens in de coulissen masseurs hadden gewacht om de handspieren terug los te kneden. Het tempo was fenomenaal, en het eerste deel bleek, vooral na de inleiding, tóch zeer toegankelijk.

Slebstportrait bijvoorbeeld, voluit Selbstportrait mit Reich und Reily (und Chopin ist auch dabei), verwijst naar het ‘oude’ minimalisme, en vooral naar de Phase Shifting techniek van Reich (cfr zijn compositie Drumming). Chopin kwam pas op het einde van het stukje kijken, in een paar nep-citaten. Schitterend!

Het tweede deel was het Trio voor Viool, Hoorn en Piano, met het Hoorntrio (opus 40) van Brahms als voorbeeld. Gecomponeerd naar aanleiding van de 150e verjaardag van Brahms (in 1983) is het stuk niet alleen opgezet als hommage aan de componist, maar zijn de vergelijkingen met het voorbeeld vanzelfsprekend (de compositie, maar ook de bezetting, die uitgaat van de ongeventileerde hoorn). Het wordt aanzien als toegankelijk, en werd destijds door de avant-garde afgedaan als een terugkeer naar de conservatieve muziek. Tot groot ongenoegen van Ligeti.

Na de pauze kregen we nog het Concerto voor Piano en Orkest (met de typerend nadrukkelijke aanwezigheid van de percussie). Ligeti beschouwde dit werk als zijn artistieke credo: mijn onafhankelijkheid van zowel de criteria van de traditionele avant-garde als die van het gangbare postmodenisme. Het stuk werd gecreëerd in twee fasen: de eerste drie delen in 1985-86, de laatste twee werden pas achteraf toegevoegd, omdat voor Ligeti het derde deel niet volstond als slotbeweging.

Hoewel het als complexer werd beschreven dan het Trio voor Viool, Hoorn en Piano, vond ik het veel makkelijker om te volgen, of toch er bij te blijven; veel intrigerender en interessanter.

Filip Rathé had tijdens zijn inleiding nog verschrikkelijk fascinerende zaken te vertellen. Hoe de Ligeti flirt met de grens van de virtuositeit, en die grens graag overschrijdt; hoe hij, zoals Schumann, in de partituur schrijft so schnell als möglich om even later toe te voegen noch schneller; of bij de hoornpartij oben en in de marge daarbij vermeldt es ist möglich!, de muzikant daarbij bezwerend nog meer dan het beste van zichzelf te geven. De grenzen worden steeds verlegd. Waar vroeger Shostakovich nog werd beschouwd als aartsmoeilijk, wordt het nu aan muziekstudenten als oefening meegegeven. Binnen afzienbare tijd is het de beurt aan Ligeti.

Laat mij toch maar even klagen over de schabouwelijk slechte zitjes in de Bijlokekapel (keuze tussen keiharde, misvormde uitklapstoeltjes, of houten ‘koor’plaatsen waarschijnlijk zo gemaakt om ervoor te zorgen dat de geestelijken destijds zo min mogelijk zouden gaan zitten tijdens de eredienst). Dringend tijd om daar iets aan te doen.

Edoch, niet alleen de muziek, maar zoals reeds vermeld ook de uitstraling, het enthousiasme, de concentratie en het plezier van de muzikanten maakten van dit concert een uiterst geslaagd optreden. Blij dat ik erbij was.

Portret György Ligeti, door het Spectra Ensemble olv Filip Rathé. Gehoord én gezien op 14 april in De Bijloke.

(Deze entry is ook terug te vinden op gent.blogt)

Giovanna d’Arco

Voor vele liefhebbers gaat er niets boven de Italiaanse opera (Verdi, Rossini, Puccini): theatraal, zwaar emotioneel, en vol passie, die ten dele aan de Italiaanse taal wordt toegedicht. Giovanna d’Arco, een opera in één proloog en drie bedrijven, is de zevende opera van Verdi, en werd nog nooit eerder in België opgevoerd. (Strikt genomen werd hij nog steeds niet ‘echt’ opgevoerd, want het betrof hier een concertante uitvoering.)

Het libretto werd geschreven door Solera, die voor Verdi ook reeds Nabucco had afgeleverd, en was vrijelijk geïnspireerd op Schiller (Die Jungfrau von Orleans). Het verhaal van Jeanne d’Arc is u allen waarschijnlijk welbekend: een 17-jarig meisje wordt in een visioen door God opgedragen om Frankrijk te bevrijden van de Engelsen. Ze slaagt erin de bezetting van Orléans te doorbreken, het begin van een reeks overwinningen die uiteindelijk de weg vrijmaken voor de kroning van Charles VII tot koning van Frankrijk. Niet veel later wordt ze door de Bourgondiërs overmeesterd en overgeleverd aan de Engelsen. Ze wordt vervolgens beschuldigd van godslastering, en tot de brandstapel veroordeeld.

Solera maakt van Schillers werk een indringend liefdesverhaal. Carlo (Charles VII), de toekomstige koning van Frankrijk, wordt in een droom opgedragen zijn zwaard en helm in een grot, aan de voeten van een Mariabeeld, af te leggen. In die grot bidt Giovanna tot de Heilige Maagd om haar te helpen tegen de Engelsen ten strijde te trekken. Ze overtuigt Carlo om samen met haar tegen de Engelsen ten strijde te trekken.

Giacomo, Giovanna’s vader, heeft beiden samen gezien, denkt dat de demonen hen in hun macht hebben, en denkt dat ze geliefden zijn. Hij spreekt een vervloeking over zijn dochter uit. Wanneer, door Giovanna’s toedoen, het tij keert ten voordele van Frankrijk, en zij haar taak heeft vervult, wil ze naar haar oude bestaan terugkeren. Carlo, die ondertussen op haar is verliefd geworden, wil haar niet laten gaan.

In een zwak moment geeft Giovanna toe dat ze Carlo liefheeft, en ze stemt ermee toe de kroning bij te wonen. In de kathedraal beschuldigt Giacomo zijn dochter van hekserij, en ondanks het aandringen en het geloof van Carlo in haar onschuld, weigert Giovanna de aanklacht te weerleggen. Het volk eist haar verbanning, waarop Giacomo haar uitlevert aan de Engelsen.

Uiteindelijk weet ze aan de Engelsen te ontsnappen, en keert ze terug naar de strijd, waar ze dodelijk wordt verwond. De Fransen behalen de overwinning, Carlo vergeeft Giacomo zijn dwaling, en Giovanna stijgt ten hemel. “It ain’t over til the fat lady sings.”

Ecco!… nube dorata m’innalza
Oh!… l’usbergo tramutasi in ale!…
Addio, Terra!… Addio, gloria mortale…
Alto volo… già brillo nel Sol!

(Zie!… Een gouden wolk verheft me… O!… Mijn harnas krijgt vleugels!… Vaarwel, Aarde!… Vaarwel, sterfelijke roem… Ik stijg steeds hoger… ik schitter reeds in de zon!)

De uitvoering: het Symfonisch Orkest en Koor van de Vlaamse Opera wordt gedirigeerd door de charismatische 80-jarige Silvio Varviso (debuteerde in 1961 in de Metropolitan Opera in New York, was muziekdirecteur in de van de opera’s van Stuttgart en Stockholm, en dirigeerde in zowat alle grote operahuizen). Giovanna werd niet vertolkt door Nelly Miricioiu, die moest laten afweten om gezondheidsredenen, maar door Marina Mescheriakova, die een niet geheel overtuigende vertolking bracht (nogal piekerig, vond ik). Een prachtige vertolking evenwel van de bariton Bruno Caproni als Giacomo, maar de ster van de avond was zonder enige twijfel de tenor Stefano Secco (Carlo). Zozeer als Varviso over charisma beschikte, wist Secco het publiek zonder enige moeite (verdiend) voor zich te winnen. Topklasse!

Giovanna d’Arco van Giuseppe Verdi; een libretto van Temistocle Solera geïnspireerd op Friedrich Schillers Die Jungfrau von Orleans. Nog op 8 en 10 april in de Vlaamse Opera te Gent.

(Dit artikel staat ook op gent.blogt.)

appeltjes

…om de dorstigen te laven.

Om te beginnen is er het album Extraordinary Machine van Fiona Apple. De volledig studio-afgewerkte masters worden al sinds 2003 door Sony in een kluis bewaard; Sony bleef de release date van het nieuwe album steeds uitstellen (van september 2003 naar februari 2004, naar ergens in 2004, naar februari 2005). Ondertussen werd er hevig, en vaak ludiek, geprotesteerd tegen de schabouwelijke praktijken van Sony, tot het volledige album eind februari werd geleaked op internet. (In een formaat waarvan de MP3-generatie u wil laten geloven dat ze CD quality is.) U vindt ze via google, maar nog beter gebruikt u de torrent die te vinden is onderaan de wikipedia entry (u leest er meteen ook het hele verhaal nog eens op na).

Een paar klassiekers, ideaal voor het try-before-you-buy principe: opendir, the MP3Blogs Aggregator, en Daan was hier.

Tot slot: Radio-C (“Een tijdverdrijf om bezig te blijven met muziekjes.”). Zeer interessant.

Enjoy!

batoosjantant

Zaterdag nog, had ik het genoegen op de persvoorstelling van Batoosjantant aanwezig te mogen zijn. Batoosjantant is een rondvarend café chantant, waarin u wordt getrakteerd op volkse liedjes in ons sappige Gentse dialect.

batoosjantant

Laat mij u alvast vertellen, de batoo in kwestie biedt een vreselijk gezellige meerwaarde aan het gebeuren. Getuige daarvan tevens de passanten die in dit prille lenteweer ons met veel enthousiasme vanop elke brug stonden toe te wuiven.

De liedjes worden gekoppeld aan de plaatsen waar men voorbij vaart, zoals de Minard, de Opera, ’t Dreupelkot, etc.; de teksten worden uitgedeeld en zijn humoristisch opgevat. Meezingen is trouwens niet verboden! (Geen probleem voor kinderen, mogelijks aanstootgevende fragmenten blijven heel onderhuids en ludiek.)

Het scenario wil hulde brengen aan de Gentse auteurs, zangers en componisten van het volkse parimonium. Batoosjantant werd geschreven door Freek Neirynck, geproduceerd door het Gentse theater- en muziekplatform TEM vzw, en wordt uitgevoerd door de Koenfreerie van de Gensche Kuipmeziek.

Batoosjantant vertrekt aan de Korenlei, en vaart rond elke avond tussen 15 en 24 april en van 29 april tot en met 1 mei (zaterdag en zondag ook overdag). Reserveren is ten zeerste aan te raden en kan via Uitbureau Gent Toegang: 15 EUR, inclusief dreupel.

(Dit artikel staat ook op gent.blogt)

Ich habe deinen Mund geküßt

Ah! Ik heb je mond gekust, Jochanaän. Ah! Ik heb hem gekust, jouw mond, er lag een bittere smaak op je lippen. Smaakte het naar bloed? Nee! Het smaakte misschien naar liefde. Ze zeggen dat liefde bitter smaakt. Maar wat zou ’t? Wat zou ’t? Ik heb je mond gekust, Jochanaän. Ik heb hem gekust, jouw mond.

Het zijn meteen Salomes laatste woorden, gericht aan het hoofd van Johannes de Doper, dat ze slechts even daarvoor door koning Herodes van zijn romp liet scheiden.

Het libretto van Salome is een door Richard Strauss bewerkte versie van het gelijknamige toneelstuk van Oscar Wilde. Wilde had het oorspronkelijk in het Frans geschreven voor Sarah Bernhardt, en Strauss had het leren kennen in een Duitse vertaling via een Berlijnse produktie van Max Reinhardt. Veel werd er aan het toneelstuk niet gewijzigd; Strauss nam bijna integraal Wildes tekst over, en de opera gaat dan ook de geschiedenis in als een schoolvoorbeeld van de ‘literatuuropera’.

Het verhaal kent zijn oorsprong in de Bijbel, maar werd door Wilde uitgediept tot een tragedie over het verlangen naar het onbereikbare. In Strauss’ opera wordt Salome voorgesteld als een lolita (avant la lettre), wiens begeerte schril contrasteert met de kuisheid van de profeet Joachanaän (Johannes). Het conflict is onvermijdelijk.

Zoals het een lolita betaamt, windt ze vervolgens Herodes om haar vinger, die haar verzoekt voor hem te dansen. (Wildes Salome wordt niet voor niets met het Hooglied vergeleken.) Salome wilt enkel op zijn verzoek ingaan, nadat de vorst haar beloofd heeft eender welke wens in te willigen. Na de (zwoele) dans eist Salome het hoofd van Joachanaän. Wanneer het hoofd haar, tot afschuw van de aanwezigen, op een zilveren schotel wordt gebracht, neemt ze het in haar handen, en kust ze vol overgave Joachanaäns lippen, die haar even voordien door de profeet zelf werden geweigerd.

Ah! Ich habe deinen Mund geküßt, Jokanaan. Ah! Ich habe ihn geküßt, deinen Mund, es war ein bitterer Geschmack auf deinenLippen. Hat es nach Blut geschmeckt? Nein? Doch es schmeckte vielleicht nach Liebe. Sie sagen, daß die Liebe bitter schmecke. Allein was tut’s? Was tut’s? Ich habe deinen Mund geküßt, Jokanaan. Ich habe ihn geküßt, deinen Mund.

Herodes veroordeelt haar ter dood, maar eerder dan –zoals in het originele stuk– door de soldaten te worden omgebracht, laat regisseur Willy Decker haar het eigen leven benemen.

Strauss muziek is bijwijlen erg vlak, maar duidelijk merkbaar zijn de invloeden van Wagner. Net zoals vorige keer overstemde het orkest vaak de stemmen van de zangers, maar het leek mij ook niet bepaald een gemakkelijke partij om te brengen. De scène was duidelijk gebouwd om de duurdere plaatsen te behangen, want ze liep hoog en stijl naar achteren op, waardoor wij, op hogere en goedkopere plaatsen stukken theater moesten missen. De aankleding was sober, zodat alle aandacht op de tragedie kom worden gericht.

De ontvangst door het publiek was –eigenaardig genoeg– maar matig te noemen; ik heb me in elk geval geen moment verveeld.

Salome, van Richard Strauss; een bewerking van het toneelstuk van Oscar Wilde in een vertaling van Hedwig Lachmann. Nog op 6 en 9 april in de Vlaamse Opera te Gent.

(Dit artikel staat ook op gent.blogt)

goulash

Tsja, en dan was er nog de geplande Bijloke-date, zaterdag. Op naar de 19e en zelfs 20e eeuw, met volgend programma:

  1. Bartók: Hongaarse Boerenliederen
  2. Brahms: Concerto voor Viool en Cello, Opus 102
  3. Liszt: Symfonisch Gedicht, Nr. 12: ‘Die Ideale’
  4. Kodály: Dansen uit Galanta

Het begon eigenlijk een beetje voorzichtig met Bartók. Een werk uit 1933, en al ben ik dan verslingerd aan Music for Strings, Percussion and Celesta (in een uitvoering van Mavrinsky), dit kon me niet geheel overtuigen. Alsof het orkest eerst moest warmgedraaid worden.
(Uit Music for Strings, Percussion and Celesta werd ooit de tune voor het VRTnieuws gehaald.)

Het Concerto voor Viool en Cello van Brahms. Ach Brahms was al meteen wat anders. De passie kon niet op: er was een meer dan behoorlijke symbiose tussen beide solisten, en het publiek kreeg waar het voor gekomen was. De muzikanten werden achteraf trouwens navenant beloond met woest voetgeroffel. Marie Hallynck (de celliste) leek wel heel erg in trance; beide solisten wiegden als twee treurige elzen in een herfstwind. Maar mooi dat het was.

Pauze, en dan Liszt. Ik ben geen fan van Liszt. Ik vind het saai, oppervlakkig en uniform. En dan mogen ze bij De Bijloke nog honderd keer schrijven: Die Ideale, naar een gedicht van Schiller, vertelt geen verhaal maar brengt sfeer. Was het trouwens geen tijdgenoot die ooit schreef: ‘De mens hoort alleen datgene wat hij verstaat’!?. Jammer, maar dan heb ik er helaas niets van verstaan. Next.

Want Kodály, daar hadden ze pas fun mee. Opnieuw 1933, maar dit klonk geheel anders dan het stuk van Bartók. Veel meer leven, veel meer plezier; je kon de muzikanten geamuseerd hun partituur zien lezen alsof het de eerste keer was dat ze die onder ogen kregen. En weer kregen ze het publiek op de hand.

Een langgerekt applaus aan het einde, dat na de derde terugkomst van de dirigent abrupt werd onderbroken door een handgebaar, en de aanhef van… toch wel, een van Brahms’ Hongaarse Dansen. De eerste keer dit seizoen dat ik een encore heb gekregen.

“Kodály, Brahms, Bartók, Liszt”, werd opgevoerd in De Bijloke op zaterdag 19 maart.

(Volgende afspraak: 1 april voor de opera, 14 april voor De Bijloke. U mag weer even ademhalen.)

sterbend

Ik had mij vergist. De afspraak voor het Bijloke concert was vandaag, en niet gisteren. Geen probleem, en maar meteen van de nood een deugd gemaakt: ik was enorm benieuwd naar Hertels Die Sterbende Heiland. Uitgevoerd door Il Fondamento, o.l.v. Paul Dombrecht, met Vera Ehrensperger (sopraan), Maximillian Schmitt (tenor) en Stephan MacLeod (bas). Il Fondamento speelt overigens op authentieke instrumenten.

Op een of andere manier blijf ik er steeds in slagen de inleiding tot de concerten te missen, maar o.a. DS had reeds uitvoerig over het concert bericht, en het programmaboekje ging op de zaken nog veel dieper in.

Hertels muziek klinkt verbazingwekkend modern. Bepaalde stukken lijken wel regelrecht uit de romantiek (Mendelssohn, von Weber) geplukt, terwijl andere juist heel nadrukkelijk barok (Bach, Telemann) waren. Wat (in dit geval) betekent: veel spielerei en dialoog tussen de instrumenten (of het nu stem of instrument was). Heel veel variatie, stukken meer dan je soms van muziekstukken uit die beweging of periode zou verwachten. (Ik had de avond tevoren bijzonder weinig geslapen, en een uitzonderlijk drukke dag achter de rug, maar ik kreeg tijdens het stuk geen kans om wat van die slaap in te halen –als dat al een criterium mag zijn.)

Het libretto werd door Hertel met veel gevoel voor dramatiek verwerkt (meteen worden ook de Joden nog eens de dood van Christus aangewreven), en de wisselwerking tussen koor en solist zorgen naar het einde toe voor een grote spanning. Hoe Hertel (of toch dit stuk) zo lang verborgen mocht blijven, mag een raadsel wezen, maar och, als je bekijk hoe abondant zowel de muziekstukjes als de componisten destijds in Duitsland waren, is de waarschijnlijkheid groot dat er wel meer meesterwerken in de archieven begraven liggen.

(Vanavond gaat het er overigens iets moderner aan toe: met Kodály, Brahms, Bartók en Liszt springen we van de 18e naar de 19e en zelfs 20e eeuw.)

Johann Wilhelm Hertel (1721–1771): Die Sterbende Heiland, uitgevoerd door Il Fondamento, in De Bijloke, 18/03/2005

(Dit artikel is ook terug te vinden op gent.blogt)

van de aap en de kat

Nu komt de aap uit de mouw of de kat op koord: Is 12 euro voor de nieuwe CD van Sioen niet te weinig? vraagt Dirk Steenhaut in DM.

Meteen gaan de independents steigeren, en wordt er met termen als “dumpingprijzen”, “ondermijnen van de vrije markt” en andere jaloersheden gesmeten. Dat Keremos (Sioens platenmaatschappij) op verkeerde manier van haar subsidies heeft gebruikt gemaakt en al dat.

Maar ziet, wat horen we van Tom Declercq van Keremos:

Kijk, wij hanteren een ppd (de prijs waartegen een platenmaatschappij een cd aan de kleinhandel aanbiedt, DS) van 9,5 euro. Dat is één euro meer dan bij Sioens vorige cd, See You Naked en normaal leidt dat tot een winkelprijs van 16 euro. Dat is een bewuste en doordachte keuze: voor het publiek dat wij beogen mag het zeker niet méér zijn. De platenmarkt is in vijf jaar tijd met ruim 10 procent gedaald. Legaal downloaden komt niet echt van de grond en cd’s zijn vaak te duur in verhouding met de alternatieven die jongeren ter beschikking hebben. Mochten we een ppd van 12 à 13 euro hanteren, dan zou de consument zo’n 20 à 21 euro moeten neertellen. Dat is onrealistisch.

Hmm 9,5 EUR per CD, en normaal bedraagt dat 12 tot 13 EUR, waar de retail dan nog gauw 8 EUR bijtelt om tot de winkelprijs te komen. En volgens Tom Declercq bepalen de winkels zélf dat bedrag. De subsidies werden overigens niet gebruikt ter financiering van de CD, want dat mocht (wettelijk gezien) niet (Met onze structurele subsidie, ten bedrage van 30.000 euro, mogen we al onze activiteiten financieren, met uitzondering van het label.).

Edoch, de van vorige Sioen CD werden er 20.000 verkocht. Van de nieuwe CD (11,x EUR in de fnac) werden er op twee dagen tijd 10.000 verkocht (cijfers DM). Dan vraag ik mij toch af of die ‘majors’ daar geen lessen uit moeten trekken, want dat lijken mij fantastische cijfers.

(En ondertussen blijft kruisvaarder Marcel onverstoorbaar bezig.)

En het DM-artikel als PDF.

(Oh, en voor 12 EUR kon ook Tessa die CD precies niet laten liggen.)