Ah! Ik heb je mond gekust, Jochanaän. Ah! Ik heb hem gekust, jouw mond, er lag een bittere smaak op je lippen. Smaakte het naar bloed? Nee! Het smaakte misschien naar liefde. Ze zeggen dat liefde bitter smaakt. Maar wat zou ’t? Wat zou ’t? Ik heb je mond gekust, Jochanaän. Ik heb hem gekust, jouw mond.
Het zijn meteen Salomes laatste woorden, gericht aan het hoofd van Johannes de Doper, dat ze slechts even daarvoor door koning Herodes van zijn romp liet scheiden.
Het libretto van Salome is een door Richard Strauss bewerkte versie van het gelijknamige toneelstuk van Oscar Wilde. Wilde had het oorspronkelijk in het Frans geschreven voor Sarah Bernhardt, en Strauss had het leren kennen in een Duitse vertaling via een Berlijnse produktie van Max Reinhardt. Veel werd er aan het toneelstuk niet gewijzigd; Strauss nam bijna integraal Wildes tekst over, en de opera gaat dan ook de geschiedenis in als een schoolvoorbeeld van de ‘literatuuropera’.
Het verhaal kent zijn oorsprong in de Bijbel, maar werd door Wilde uitgediept tot een tragedie over het verlangen naar het onbereikbare. In Strauss’ opera wordt Salome voorgesteld als een lolita (avant la lettre), wiens begeerte schril contrasteert met de kuisheid van de profeet Joachanaän (Johannes). Het conflict is onvermijdelijk.
Zoals het een lolita betaamt, windt ze vervolgens Herodes om haar vinger, die haar verzoekt voor hem te dansen. (Wildes Salome wordt niet voor niets met het Hooglied vergeleken.) Salome wilt enkel op zijn verzoek ingaan, nadat de vorst haar beloofd heeft eender welke wens in te willigen. Na de (zwoele) dans eist Salome het hoofd van Joachanaän. Wanneer het hoofd haar, tot afschuw van de aanwezigen, op een zilveren schotel wordt gebracht, neemt ze het in haar handen, en kust ze vol overgave Joachanaäns lippen, die haar even voordien door de profeet zelf werden geweigerd.
Ah! Ich habe deinen Mund geküßt, Jokanaan. Ah! Ich habe ihn geküßt, deinen Mund, es war ein bitterer Geschmack auf deinenLippen. Hat es nach Blut geschmeckt? Nein? Doch es schmeckte vielleicht nach Liebe. Sie sagen, daß die Liebe bitter schmecke. Allein was tut’s? Was tut’s? Ich habe deinen Mund geküßt, Jokanaan. Ich habe ihn geküßt, deinen Mund.
Herodes veroordeelt haar ter dood, maar eerder dan –zoals in het originele stuk– door de soldaten te worden omgebracht, laat regisseur Willy Decker haar het eigen leven benemen.
Strauss muziek is bijwijlen erg vlak, maar duidelijk merkbaar zijn de invloeden van Wagner. Net zoals vorige keer overstemde het orkest vaak de stemmen van de zangers, maar het leek mij ook niet bepaald een gemakkelijke partij om te brengen. De scène was duidelijk gebouwd om de duurdere plaatsen te behangen, want ze liep hoog en stijl naar achteren op, waardoor wij, op hogere en goedkopere plaatsen stukken theater moesten missen. De aankleding was sober, zodat alle aandacht op de tragedie kom worden gericht.
De ontvangst door het publiek was –eigenaardig genoeg– maar matig te noemen; ik heb me in elk geval geen moment verveeld.
Salome, van Richard Strauss; een bewerking van het toneelstuk van Oscar Wilde in een vertaling van Hedwig Lachmann. Nog op 6 en 9 april in de Vlaamse Opera te Gent.
(Dit artikel staat ook op gent.blogt)