Het is een aangenaam-optimistische overtuiging waaraan Didier Wijnants stem geeft, vandaag in de krant. In zijn wekelijkse jazz column in De Morgen heeft hij het met zichtbaar genoegen over de eerste Belgian Jazz Meeting (“een driedaags beursevenement ter promotie van onze jazz in het buitenland”) die in september de Flemish Jazz Meeting zal vervangen. Tijdens de vorige jazzmeeting waren er immers al vragen gerezen over de ondervertegenwoordiging van de Waalse kant van het Belgische jazzlandschap (niet echt onbegrijpelijk in een Jazz Forum dat werd georganiseerd door Muziekcentrum Vlaanderen en JazzLab Series natuurlijk), en vooral de jazzmuzikanten vonden een taalgrens in België weinig relevant. We zullen zien wat dat geeft voor de voertaal op die nieuwe Belgische bijeenkomst met de Engelse naam.
Er is absoluut een lans te breken voor een Belgische bijeenkomst. België is zo klein, en het is zo al moeilijk voor de jazzmuzikant om aan de bak te komen. Laat ons dus vooral de krachten bundelen wanneer we ons in het buitenland willen profileren. Ook binnen België wordt er samengewerkt, reikt Wijnants aan in zijn column, Proberen te dansen met de Michellen
Neem bijvoorbeeld de Michellen: op papier zijn Michel Massot en Michel Debrulle natuurlijk Franstalig, maar ze toeren met hun ensembles evengoed in het circuit van JazzLab Series als dat van Lundis d’Hortense. En hun cd’s verschijnen bij De Werf in Brugge, gewoon omdat dat productiehuis hen de beste artistieke garanties biedt.
Fantastisch allemaal, maar als argument voor het gedijen van een Belgische jazzscène weegt het misschien niet zwaar genoeg door. Bram Weijters trok vorig jaar bijvoorbeeld naar Seattle, om er in kwartet met Chad McCullough een album op te nemen. In de studio aldaar, omdat die hen misschien de beste artistieke garanties bood, en ze traden net zo goed daar op als Vlaanderen (the usual suspects) en Wallonië (Jaques Pelzer Jazz Club) en Brussel (Jazzstation). In de Jazz Download Chart bij All About Jazz stonden ze overigens hoog genoteerd.
Het is een romantische gedachte waar ik helemaal voor gewonnen ben, zowel dat vleugje vermeende Belgicisme als (meer nog) de grensoverschreidende opvatting van de kunsten. Maar hoe strookt dat met de realiteit?
Het artikel naast de column van Didier Wijnants –het gaat over populaire muziek, dus het moet minstens twee keer zo groot en opvallend zijn– heeft als titel meegekregen Puggy: big in Belgique, maar (nog) niet in Vlaanderen, maar het is vooral de ondertitel die de boodschap weergeeft: Waalse groepen vinden moeilijk weg naar andere kant van taalgrens. Het zou mij verbazen als dat voor de Vlaamse groepen niet hetzelfde was.
Voyons ne keer (we beperken ons tot levende artiesten): hoeveel Belgische jazzmuzikanten kent u? En als we ze opsplitsen in Vlaamse en Waalse? We laten beide bovenvermelde Michellen (en de andere uit het artikel van Wijnants) er even van tussen, en dan zou het mij toch verwonderen mocht u er vijf vinden die van de andere kant van de taalgrens komen. (Hoeveel internationale jazzmuzikanten kent u? Meer of minder dan Waalse?)
Het is zonder meer hartverwarmend dat voor Belgische jazzmuzikanten de taalgrens niet lijkt te bestaan. Het is ook lovenswaardig dat de spelers op Belgische jazzmarkt het opportuun vinden om zich als één front in het buitenland te willen profileren. Hopelijk vinden deze ambities ook in het binnenland hun weerklank in het aanbod én bij de luisteraar.
(Wil iemand de mensen van Jazz Together eens aanraden bij hoogdringendheid hun domeinnaam te registreren? En waag het niet te gaan cybersquatten. Ja, gij daar. Ik heb het tegen u.)