De Bollaertskamer

Restauratiewerken in het Gentse stadhuis

Vorige vrijdag mocht ik –met een hele schare collega’s van de regionale pers– rondlopen in het werfgedeelte van het Gentse stadhuis. Daar wordt omenteel de gevel van de conciërgerie en de Bollaertskamer onder handen genomen. Jan Bollaert was destijds de ontvanger van de werken, en naar hem is die bewuste kamer genoemd. Geen idee of het één mijner voorouders is.

Restauratiewerken in het Gentse stadhuis

De ganse fotoreportage staat bij Het Project: Restauratiewerken in het Gentse stadhuis

Ik leef opnieuw!

Na één maand verplichte rust kon ik het niet meer houden. Vanochtend heb ik opnieuw een rondje rond de Blaarmeersen gelopen, goed voor net geen 6 km (5,90 zegt Nike+ mij). Iets té snel om goed te zijn misschien (4’58″/km), na zo’n lange rust, maar ziet: ik heb mijzelve toch al kunnen verplichten om na één rondje terug huiswaarts te keren. Morgen zal ik zelfs een rustdag houden, en woensdag keer ik terug –misschien wel voor een net iets langer rondje rond de Watersportbaan.

Mijn knie heeft zich braaf gehouden –ik had een nauwelijks merkbaar ‘iets’ in de rechterknie tegen het einde, maar niets om mij zorgen om te maken. Donderdag ga ik overigens langs op het UZ voor een loopanalyse, en we zien wel wat daar uit de bus komt.

Mijn goesting

Mja, ik vind er mijn goesting wel, in de (Gentse) bibliotheek. Gisteren ging ik met een rugzak vol binnen te brengen boeken (van Henri) Zuidwaarts, in de rotsvaste overtuiging dat ik met een lege tas huiswaarts zou mogen keren. Maar dan besliste de zoon om toch een paar nieuwe boeken te ontlenen. Twee daarvan, De Hobbit en In de ban van de ring, mochten echter niet op zijn ‘kinderkaart’ en dus heeft Tessa zich ook maar (opnieuw) lid gemaakt. Mijn kaart stond immers al vol, want ik vond er zelf nog een boek van Bernlef (Schiet niet op de pianist) en één van Willy Roggeman (Free, en andere jazz-essays). Dat van Roggeman werd overigens gepubliceerd in 1969. En die zaken zijn allemaal out of print. (Volgende week is het boekenverkoop van de bibliotheek, ik denk dat ik er deze keer toch eens ga grasduinen.)

Euh, maar mijn sprinter moet morgen binnen, en ik heb nog een honderdtal bladzijden te gaan. Tot later!

Partij van hippies en yuppies

Eindelijk, dacht ik toen ik daarnet op mijn gemak in De Morgen het artikel ‘En toen eindigde de derde weg op een blinde muur‘ zat te lezen. Eindelijk durft iemand het eens te schrijven. Bart Eeckhout heeft het in dat artikel over waarom het socialisme op een dood spoor zit.

Als Louis Tobback nog een paar keer zijn cynische grap herhaalt dat de socialisten de tweede sterkste partij in Vlaanderen geworden zijn, dreigen ze het bij de sp.a-top nog te gaan geloven ook. Feit: het was zondag niet goed.

De socialisten hebben onvoldoende lef gehad, gaat het artikel verder, en bovendien hebben ze geen leidersfiguur om haar stem te laten horen. Meer nog: de socialisten zijn hun natuurlijke verbindingskracht met hun achterban kwijtgespeeld. De basiselementen voor de sociale maatschappij vinden we tegenwoordig ook bij de andere partijen terug, zoals CD&V en open VLD. De socialistische partij heeft zich ontzuild, en net daardoor verloren ze ook een groot deel van die achterban.

Door in te zetten op een soort ‘ethisch socialisme’ appelleerden ze aan een nieuw hooggeschoold electoraat, maar dat is dus niet altijd even trouw gebleven. [dixit Mark Elchardus, socioloog aan de VUB]

Eerder deze week schreef de Gentse burgemeester Daniël Termont nog vol trots: Sp.a is de partij van de volkshuizen én de lofts (in Gent klopt dat misschien nog nét). Het is jammer te moeten constateren dat de sp.a niet inziet dat daar een deel van het probleem in verscholen gaat. In het artikel wordt dit als volgt geïllustreerd:

“Van een arbeiderspartij zijn de socialisten overgegaan in een partij van hippies en yuppies”, valt de Nederlandse PvdA-analist Rene Cupers bij. “De yuppies werden verleid met mild marktdenken, de hippies met een libertair-progressieve agenda en een elitaire politieke correctheid, met name op multiculturele thema’s. Prototype van die koers is Freya Van den Bossche, die het bestond om met veel luister in Thailand te gaan trouwen. Dat je niet inziet dat je daarmee een slag in het gezicht geeft van je traditionele kiespubliek, zegt alles over de wereldvreemdheid van die elite.”

Het socialisme mist voeling. En ballen aan het lijf. Misschien is het tijd om terug tot de essentie te komen? Het zou jammer zijn mocht de sp.a nog maar eens van naam veranderen, om deze keer –in alle eerlijkheid– de ‘s’ weg te moeten laten.

Bob de… jazzer?!

Bob de... jazzer?!

Deze voormiddag mocht ik eerst de Bollaertskamer in het stadhuis bezoeken –het is daar een heuse werf, dus het aanwezige journaille kon zich verplicht in Bob(ette) de Bouwer verkleden. Ik heb toch maar een zelfportret gemaakt.

Vervolgens was er een gezwinde stadswandeling (sneller dan het openbaar vervoer, trager dan fietsende collega’s) naar de Gentse Barge, die lag aangemeerd aan de Kantienberg.

Bob de... jazzer?!

Daar vond de persconferentie voor Jazz in ’t Park plaats, met op het einde een kort saxofoonconcert door Jeroen Van Herzeele, Ben Sluijs, en Frank Vaganée. Peter Hertmans was er ook, maar die was zijn gitaar vergeten.

Straks leg ik de cd van Jazz in ’t Park 2008 op, die werd voorgesteld, met o.a. het Jeroen Van Herzeele Special Project (Mode 7 / Psalm en Venus / Leo). Ondertussen kunt ge u al allemaal lid gaan maken van de Facebook group Jazz in ’t Park, en binnenkort komt er dan een verslagje (of twee) bij Het Project.

Berichtgeving

Op zeer onregelmatige momenten durf ik wel eens nrc.next te kopen. Die krant heeft een paar grote tekortkomingen: zo is ze ontiegelijk duur (2,10 euro in BE vs 1 euro in NL), en komt ze bovendien uit Nederland, waardoor er weinig specifiek Belgische berichtgeving wordt in opgenomen. Die (grote) tekortkomingen wegen echter niet op tegen de (nog veel grotere) voordelen: de krant bevat verrassend weinig speculatieve berichtgeving, en is bovendien geschreven in duidelijke, heldere, en (dus) begrijpelijke taal. Op pagina 6, in het onderdeel Internationaal, vond ik dit:

Winnaars Vlaanderen praten over coalitie
De Vlaamse minister-president Kris Peeters, die maandagavond het ontslag van zijn regering indiende, is gisteren begonnen met verkennende gesprekken voor een nieuwe coalitie op Vlaams niveau. Zijn partij, de christen-democratische CD&V, werd tijdens de regionale verkiezingen zondag met 22,9 procent de grootste in Vlaanderen. Peeters sprak als eerste met voorzitter Bart De Wever van de nationalistische N-VA, met 13,1 procent de grote winnaar van de Vlaamse verkiezingen. De N-VA dringt aan op een verdere staatshervorming op Belgisch niveau. De Wever zei gisteren bereid te zijn om “water bij de wijn te doen” om een Vlaamse regering mogelijk te maken. Zijn N-VA stapte eind vorig jaar uit een Belgische coalitie, wat leidde tot de val van de regering van Yves Leterme.

De krant waarop wij geabonneerd zijn, De Morgen, doet er al drie dagen over, telkens met minstens zes pagina’s, om hetzelfde te zeggen.

Het proces

Aldus citeert J. Bernlef in zijn boek Haalt jazz de eenentwintigste eeuw? uit 1999, jazz pianist Bill Evans:

Ik geloof in dingen die door hard werken ontwikkeld zijn. Ik houd altijd van mensen die zich in een lang en moeizaam proces ontwikkeld hebben, vooral door introspectie en veel toewijding. Ik denk dat waar zij op uitkomen iets is dat vaak dieper en mooier is dan waar degene mee aankomt die van meet af aan die mogelijkheid en souplesse lijkt te bezitten. […] Ik voel mij meer aangetrokken tot kunstenaars die zich door de jaren heen hebben ontwikkeld en betere en intensere musici zijn geworden.

Ergens vrees ik dat we dat ontwikkelingsproces wat uit het oog verloren zijn, in onze maatschappij.

Tape?

“Toon mij ne keer uwen teen, jongen”, zei de dokter vriendelijk maar onwennig tegen Henri. “Zet u daar maar op.”

We hadden een uur of zo gewacht in de P5, want een afspraak hadden we niet gekregen. Ik had er ook niet naar gevraagd, ik ging ervan uit dat daar afspraakloos werd gewerkt. En ik weet nog steeds niet of dat het geval is.

Met één hand op zijn rug trok de dokter langs alle kanten aan de tape die rond Henri’s voet zat, terwijl de jongen de tranen in de ogen sprongen. “Ai” en “auw” en “het doet toch wat zeer”. Toen het echt niet lukte nam hij dan maar een schaar, en sneed grofweg de tape los. “Hij sneed bijna in mijn vel”, snikte Henri achteraf, toen we buiten stonden.

“Dat moet vanzelf genezen”, zei de dokter bars, zonder ook maar aan de teen te hebben gevoeld of hem van dichtbij te hebben bekeken. Van de onwennige vriendelijkheid bij het begin bleef niets meer over. “Foto’s zijn niet nodig, doe hem een dichte schoen aan, en keer binnen vier weken terug. Een afspraak maken is niet nodig.”

“Euh, moet dat niet opnieuw getaped worden”, vroeg ik voorzichtig.

“Nee, niet nodig, dat moet vanzelf herstellen.”

Toen we buiten kwamen, belde ik toch maar Tessa op. Henri had opnieuw erge pijn aan zijn teen, het huilen stond hem nader dan het lachen. En zoals ik eerder al zei: hij klaagt niet rap. Tessa belde een collega, en die vond het gedrag van de dokter die ons had gezien toch wat merkwaardig. Dat we beter maar terugkeerden, en dat die teen opnieuw moest ingetaped worden.

Daar staat ge dan natuurlijk, als leek. En dan vroeg ik mij vooral af, wat er gebeurt met al die mensen die zo geen dokter bij de hand hebben. Iedereen was nochtans uiterst vriendelijk en behulpzaam geweest op de afdeling orthopedie. Misschien had die dokter gewoon zijn dag niet, misschien is hij boos op de tsjeven, of misschien vond hij zo’n gebroken teen niet echt de moeite van het behandelen waard. Laat ons vooral hopen dat het niet dat laatste was.

Met de trein naar Berlijn

Ik had enkel een rugzak(je) mee naar Berlijn. Al mijn kleren (voldoende ondergoed en een extra pull) had ik de valies van Tessa gepropt, voor ik naar het station stapte. Ik vertrok zowaar een halve dag vroeger dan zij, maar kwam pas een uur later aan. Tessa nam immers het vliegtuig, en ik ging met de trein. Acht uur heen, negen uur terug, telkens met twee overstappen: in Brussel Zuid en in Köln Hbf. In Berlijn nam ik de S-Bahn van Berlin Hbf tot Zoologischer Garten, drie haltes, net binnen de limiet voor een gereduceerd metroticket. Nadat ik er eerst met de ICE was doorheen gezoefd.

“Het zijn de meest comfortabele treinen van Europa”, beweerde de loketbediende toen ik een week eerder mijn tickets ging kopen. Dat was nadat hij mij moest vertellen dat ik voor de heenreis helaas net één dag te laat was voor de Supersparpreis, wat toch dertig euro scheelde in mijn budget. Met reservatiekosten erbij, kwam ik aan 176 euro, wat nog steeds goedkoper was dan de goedkoopste vlucht die ik had gevonden, 188 euro (maar die bovendien volboekt bleek).

Niet dat vliegen een optie was. Ik moest er eerst voor naar Zaventem, en nadien ook van Tegel naar het centrum in Berlijn. Luxe op een vliegtuig betekent vier centimeter extra beenruimte voor het vierdubbele van de prijs; op de ICE moest ik met mijn bekken van mijn stoel voor ik met mijn knieën tegen de zetel voor mij kon. Ik mocht mijn rugzak volproppen met wat ik maar wou, zoals literflessen water of nitroglycerine, geen haan die ernaar kraaide. Heerlijk.

De reis was dan ook de helft van de vakantie. Drie boeken heb ik uitgelezen: Caesarion, de nieuwe van Tommy Wieringa; Mannen die vrouwen haten, deel 1 in de Millenium reeks van Stieg Larsson (een sprinter uit de Gentse Stadsbibliotheek, dus die moest uit); en Coltrane: the Story of a Sound, de muzikale biografie van John Coltrane door Ben Ratliff, die ik in Berlijn heb gekocht. Och, en ongeveer een vierde uit Jonathan Strange and Mr. Norrell van Susanna Clarke, waar ik maar niet in verder geraak (het is te groot om mee te nemen, en ik kom thuis te weinig aan lezen toe). Ik heb tijd gehad om te schrijven, mijn gedachten te ordenen, en naar muziek te luisteren (vs als achtergrondgeluid te gebruiken). Ik zit een beetje in een Coltrane-fase, dus op de iPhone stonden zes Coltrane albums, en wat lichter werk zoals van M. Ward en She & Him.

Van de twee dagen ter plaatse heb ik ongeveer een volle dag doorgebracht in de dierentuin (foto’s volgen hopelijk zodra ze ontwikkeld zijn). Ik ben verzot op dierentuinen, en die van Berlijn staat geboekstaafd als die met de grootste diversiteit aan diersoorten –daartoe tellen ze ook kippen mee, vrees ik. Achteraf –toen ik met de S-Bahn naar Berlin Hbf terugspoorde– heb ik pas gezien dat er vlakbij ook een Helmut Newton tentoonstelling was. Te laat dus. Vrijdag heb ik voornamelijk al wandelend doorgebracht, op het duurste plekje van het monopoly spel (Europese Editie –met ECU‘s): Kurfüstendamm. Diezelfde dag kwamen ook de Friedrichstraße en Unter den Linden (dat kende ik nog van zes jaar geleden) aan de beurt. Checkpoint Charlie was troosteloos en leek door iedereen vergeten; ik heb bewust de toeristische nieuwlichterijen genegeerd, zoals het Holocaust-Mahnmal en het Reichstaggebouw. Voor de musea had ik geen tijd, en ik ben ’s avonds (wegens andere verplichtingen) niet eens in de A-Trane jazz club geraakt, waar beide avonden nochtans Kurt Rosenwinkel speelde.

Shoppen heb ik wel gedaan, t.t.z. ik ben in KaDeWe binnengestapt, en snel weer buiten; het is precies een kopie van Harrods. Veel gevaarlijker waren de Saturn op Kurfüstendamm en vooral Dussmann das KulturKaufhaus in de Friedrichstraße (een beetje de Fnac, maar dan enkel boeken en cd’s). Gevaarlijk, jawel, want mijn rugzakje zat barstensvol nieuwe cd’s op de terugreis (17, waaronder 8 van Coltrane).