Luid, luider, stop!

Het valt op, dat in de ganse discussie rond de nieuwe decibelnorm van de minister van Milieu-die-er-ook-maar-cultuur-heeft-bijgenomen-want-dat-moet-niet-altijd-met-sport-samenhokken, dat in die discussie vooral de organisatoren van concerten van populaire muziek aan bod komen. Populaire muziek definiëren we hier maar gemelijk als alles wat niet tot de klassieke muziek, de meest gangbare soorten jazz, en andere kwetsbare muziek behoort. Die dingen overlappen allemaal, maar daar gaat het nu even niet over.

Herman Schueremans (Open Vld en organisator van Rock Werchter), vindt geluidsnormen ‘betuttelend’, lezen we in De Morgen. In een aansluitend artikel laat journaliste Sue Somers terecht een aantal geluidsmixers aan het woord. “Als je genoeg aan de knoppen prutst, valt daar wel een mouw aan te passen”, vindt Bjorn Debergh, mixer van o.a. Zita Zwoon. Hij gaat daarmee als enige wat in tegen zijn collega’s die blijkbaar meer moeite hebben om de juiste knoppencombinatie te vinden. Kenmerkend is de getuigenis van Harald Vanherf, die de vooropgestelde 100db(A), gemeten over 15 minuten, veel te laag vindt. Rock en pop, zo laat hij optekenen, is dynamische muziek: er zijn stiltes en er zijn momenten dat het harder gaat.

Helaas. Veel van die rock- en popmuziek heeft nog steeds te lijden onder de Loudness War, de grote egalisatiegolf die in die genres de meeste dynamiek uit de muziek heeft gehaald. Bij het Wikipedia lemma staan een aantal voorbeelden, ik heb in mijn collectie bijvoorbeeld een geremasterede versie van Miles Davis’ Kind of Blue, die op het eerste gehoor dynamisch lijkt, tot er een A-B vergelijking wordt gemaakt met de oorspronkelijke versie. Die is stiller, jawel, maar daar zijn alle instrumenten altijd hoorbaar.

Het verschil tussen de geluidsmix voor een poprockconcert en een gemiddeld jazzconcert is vaak hemelsbreed. Geluidsmixers die gewoon zijn de knoppen voor poprock te bedienen en dienst moeten doen als jazzmixer, durven wel eens de subtiliteit uit de muziek weg te mixen ten ‘voordele’ van het homogene volume waarin alle instrumenten eensluidend worden weergegeven. (Blijf gewoon van de knoppekes, durft een muzikant wel eens verzuchten als de crescendo’s en decrescendo’s uit zijn solo worden weggefilterd.) Om de verdwenen natuurlijke dynamiek van de instrumenten terug te krijgen, wordt in poprock bijvoorbeeld veel meer aandacht besteed aan de repetitieve ritmiek gekoppeld aan volume.

Is de nieuwe limiet haalbaar? Of hebben de organisatoren gelijk dat ze moord en brand schreeuwen over de nieuwe maatregel? Het kan vanzelfsprekend niet de bedoeling zijn dat de kleine podia de dupe worden van zo’n maatregel –net zomin als de grotere overigens. Maar wat Herman Schueremans weinig creatief als betutteling stigmatiseert, zou mogelijk kunnen vervangen worden door opvoeding. Door de industrie wordt een verwachtingspatroon gecreëerd –mede gevoed door de bovenvermelde loudness wars– waardoor de concertganger verkeerdelijk vermeent dat een hoog geluidsvolume een noodzaak is.

Het antwoord van de muziekindustrie is: oordopjes. Staat de muziek te luid, steek dan oordopjes in. Oordopjes verlagen het geluidsniveau met 9, 15, 20 of zelfs 25dB (sommige zijn ronduit slecht en laten de gevaarlijke frequenties wél door). Het geluid wordt er vaak volledig door vervormd (tenzij u voor de duurdere modellen gaat) en een deel van de concertbeleving gaat de mist in. Waarom, als decibelverlagende oordopjes worden aangeraden als ‘oplossing’, is de industrie zo gekant tegen een beperking tot 100dB? Kunnen oordopjes iets dat geluidsmixers niet kunnen? (Ons van muziek laten genieten bijvoorbeeld, i.p.v. ons door lawaai te laten pijnigen.)

Meer dan 15 minuten continue blootstelling aan een geluidsniveau van 100dB (de vooropgestelde nieuwe norm) wordt afgeraden; herhaaldelijke blootstellingen van meer dan 1 minuut aan 110 dB (de zelfopgelegde industrienorm) kan blijvende gehoorschade met zich meebrengen (How Loud Is Too Loud?).

Sommige instrumenten klinken van nature luid, en gaan probleemloos over de beide grenzen. Symfonische muziek piekt tussen 120 en 137dB (bron); waarbij een derde van de geluidskracht van een 75-koppig orkest van de percussie afkomstig is. Let wel, we spreken hier over pieken, niet over een aanhoudende geluidsmuur van 120 dB(A). Ik kan mij voorstellen dat die piek beduidend (en gevaarlijk) hoger ligt bij het kanongeschut in de 1812 Ouverture van Tchaikovsky.

(Gemeten met de dB meter pro app, piekte de muziek thuis op 82dB, met een gemiddelde van 60dB over een periode van iets meer dan vijf minuten —Little Girl I’ll Miss You door Apex met Rudresh Mahanthappa.)

Alles over het voorstel: Voorstel beperking geluidsvolume muziekevenementen

Doekje voor het bloeden

Het gaat niet zo best met het bestuur/management als er meer aandacht en geld gaat naar imago dan naar (de meer praktische) oplossingen. Neem nu De Lijn; vandaag zat dit in de bus:

De Lijn brengt u niet thuis

De doelgroep van deze actie beslaat zonder enige twijfel slechts een fractie van het abonneebestand van De Lijn. En al krijgt De Lijn waarschijnlijk een fantastische deal op de enveloppes, de portkosten, de drukkosten voor de postkaart, en de kosten voor de badges; toch had ik dat geld liever beter besteed gezien. Aan opvang voor daklozen, als het dan toch om imago moet draaien; aan betere condities voor de chauffeurs; aan een verruiming van de dienstregeling (de laatste tram om 22u30, komaan zeg); noem maar op, zolang het maar om nuttige zaken gaat. En neen, Zet uw nieuwjaarswensen op een tram van De Lijn!, is al evenmin een nuttige zaak.

Het wordt symptomatisch, al dat hersenloos imago-gedoe.

Witte woede

Witte woede door Bruno Bollaert

Gisteren was de woede wit, hier aan de overkant van de straat. Ik kwam net terug van het lopen, toen de fietsers toestroomden.

Het ACV staat voor mijn deur, mailde ik gauw door. Enfin, voor de deur van de overburen zijnde de CD&V. Met een spandoek www.wittewoede.be. Gans de straat staat vol en ze overhandigen iets aan iemand hiertegenover.

Heel korte speech, veel boegroep tegen Stefaan Vercamer, parlementslid voor de CD&V, “weinig bewegingsruimte, tijd om er iets aan te doen”, streepke opruiende muziek, en hopla, de meute zet zich opnieuw in beweging, richting Bijloke. ACV & LBC-NVK, allebei in groene frakskes, en dan ook nog iets roods, met een soortement vrijmetselaarsteken en 1909-2009 op hun vlag. Hola. En blauwe frakskes ook: ACLVB. En nu nog witte t-shirts, en die zingen “Joke Schauvliege, wat is ze met cultuur van plan? Joke Schauvliege, daar komt helemaal niets van” op het refrein van I love rock ‘n’ roll van Joan Jett.

Voor een duidelijker uitleg verwijs ik u naar De Gentenaar: Non-profit werknemers voeren actie in Gent.

Witte woede door Bruno Bollaert Witte woede door Bruno Bollaert

Opwinding

Tegenwoordig wind ik mij zo gauw niet meer op. Niet dat ik meteen Zen door het leven ga (ja, dat moet met een grote ‘Z’), maar ik tracht de kleine dingen zoveel mogelijk te relativeren. In elk geval, ik zat mij op te winden –met een hevigheid die mij achteraf dan weer doet besluiten, na eerst een slapeloze nacht, om voor onbepaalde tijd mijn klep niet meer te roeren– over de slechte kant van de mediatisering, de competitie, het winstbejag, en in mijn gedachten ook de ongerijmdheid van woekerwinsten van de nutsbedrijven op een product dat aan een basisbehoefte van de bevolking moet voldoen en de laksheid van de onbestaande overheid dienaangaande. Maar dat dorst ik al niet meer op tafel te werpen na mijn betoog over de recente volksklucht. (Gelijk wat men hier durft te omschrijven als profiling maar eigenlijk enkel een karakterstudie is; volgende keer gebruikt Vermassen frenologie, zo heeft hij beloofd. Het almachtige volk ziet graag over het hoofd dat series zoals Lie To Me gemaakt zijn aan de hand van een scenario.) Het is hoogtijd voor de Nieuwe Verlichting –en liefst niet met spaarlampen. Ziet ge! Ik begin mij bijna weer op te winden. Tsss.

[update 23:00] –ik neem net de blogs door, en ik zie dat Pietel verwante gedachten heeft gehad.

Ge hebt het recht niet

Ze zijn soms grappig, de mensen die voor mijn poort komen parkeren. Edoch niet zo de corpulente meneer daarstraks. ’s Vrijdags heb ik muziekles, dus ik moet weg met de wagen; de tram is niet echt een optie. Vandaar dat ik de ruimte aan de voordeur wat in de gaten probeer te houden. Ik had net gedaan met mijn oefeningen, toen ik even uit het raam keek, en –het was voorspelbaar natuurlijk– een oude grasgroen blinkende Audi had zich voor de poort geplaatst. Ik geef het nog vijf minuten, dacht ik, maar toen het ding maar bleef staan, besloot ik eens naderbij te gaan kijken.

Er zat niemand in, en er lag geen parkeerbewijsje –onder het motto “hey, ik sta voor een poort dus ik moet niet betalen” dat zich naar mij dan weer vertaalt als “och, meneer, ik had het echt niet gezien”. Ik had nauwelijks aan de deurklinken gevoeld (ge weet nooit of ik ergens een telefoonnummer vind), of daar kwam een corpulente, kalende oude man met een dunijzeren brilletje aangewaggeld.

“Hela! Wilde wel ne keer van mijnen auto blijven! Ge hebt geen recht om aan mijnen auto te komen.”

“Euh, u staat voor mijn poort, meneer.”

“Ge moet met uw poten van mijnen auto blijven. Ik heb geld hé, veel geld, en ik heb goede advocaten ook. Ik pluk u kaal.”

“Euh…”

“Weg van mijnen auto, zeg ik! Weg! Ge zoudt het niet zeggen hé, dat ik veel geld heb. Ga maar rap terug uw strontkot weer in.”

“Euh, ik moet zo meteen weg, meneer, kan u uw wagen verplaatsen?”

“Van mijnen auto blijven! Ge hebt het recht niet!”

(ad nauseam)

Ik kan zo moe worden van sommige mensen. Ge hebt geen gedacht.

’t Is een epidemie

Bon, ik kijk zelden naar het nieuws. Door omstandigheden —toeval, eerder– stond de televisie op één, terwijl Tessa en Henri de restanten van hun tent (don’t ask) opbergden en ik wat doorheen mijn tijdschriften bladerde. Het Journaal opent met Babymoord in Friesland, waar we vernemen dat “enkele honderden inwonders van het Fries dorp Nij Beets naar een bijeenkomst zijn gegaan over de babymoorden in hun dorp.” Terloops wordt nog even vermeld waar het eigenlijk over gaat (de babymoorden en niet de bijeenkomst dus), om vervolgens sito presto over te schakelen naar enkele van die dorpsbewoners in de hoop een paar meningen op (digitale) band te krijgen. Als iedereen de vergaderruimte binnen is –inclusief iemand van slachtofferhulp– blijft de pers rondlummelen in afwachting van de uitkomst.

Helaas, zo horen wij de commentator wanhopig uiten, “het gemeentebestuur heeft de inwoners gevraagd om niet met de pers te praten over de vergadering. Alle communicatie verloopt via de burgemeester.” Dat heeft ze geweten, want ook haar worden de pieren uit de neus gevraagd. Pas op, dat volstaat natuurlijk niet, want er wordt ook nog eens live overgeschakeld naar Nij Beets.

“Steven, goedenavond, we hoorden het in je verslag, de mensen mogen niet met de pers praten… voor de camera hebben ze wellicht niets gezegd, maar heb je ook met hen kunnen praten zonder camera, wat is jouw indruk?” Steven Rombaut mag een paar minuten rond de pot draaien, en dan proberen we toch nog even een andere invalshoek.

Immers, “in korte tijd zijn nu twee gevallen van babymoorden door pas bevallen moeders aan het licht gekomen, enkele weken geleden van een vrouw in het noorden van Frankrijk, en nu deze vrouw uit Friesland. We vroegen ons af of er gelijkenissen zijn tussen beide gevallen en of het meer voorkomt dan we denken.” Waarop professor Marleen Temmerman mag uitleggen dat “het toch gestoorde persoonlijkheden moeten zijn” die dergelijke zaken doen. Dat het gelukkig maar zelden gebeurt, en dat er dus ook geen profiel op te maken is. “Volgens mij weten we daar nog niet alles van,” mag de professor besluiten.

Tot zover het nieuws. Ik denk niet dat ik iets mis door niet te kijken.

Du choc des idées

In de USA wil iedereen uw vriend zijn. Bij elke conversatie tracht men er zó voorzichtig met de gesprekspartner om te gaan, dat een discussie reeds consternatie opwekt wanneer iemand een vraag voluit met ‘nee’ durft te beantwoorden. Zaterdag waren we bij iemand uit brunchen, en ik heb mij waarlijk op mijn ongemakken gevoeld omdat ik had durven beweren dat er in Amerika nergens een deftig brood te kopen valt. Wie zelf al in de USA geweest is, weet dat zulks geheel naar waarheid is. De gastvrouw, zelf uit Europa afkomstig, was het overigens volmondig met mij eens. Waarom dan voel(de) ik mij dan zo weinig comfortabel daarover?

Michel, zo schrijft geertr in een reactie, heeft mijn taak met verve overgenomen. Wijs, vind ik dat, maar het zou kunnen dat ik die ‘knipoog’ ten teken van ironie moet aanzien. Hij verwijst naar het stukje, Waarover ik eigenlijk liever niet schrijf, waarin Michel zijn ongenoegen over een jazzoptreden beschrijft, maar daarbij bewust verzuimt te vermelden wie de muzikanten in kwestie zijn. Immers, “zelfs die mensen van onlangs op café, die jazz aan het maken waren, wil [Michel] eigenlijk te vriend houden.”

Wel, dat treft. Ik wil immers ook zowel Michel, als geertr, als die mij verder geheel onbekende muzikanten te vriend houden. De zaak is, ik ben niet van mening dat een beetje kritiek meteen hoeft te worden beschouwd als een oorlogsverklaring. Meningen stemmen tot nadenken, en daaruit jaillit la lumière.

Ik was vol goesting dat stukje van Michel beginnen lezen –ik lees graag over jazz, en het maakt mij niet uit of de teneur van de bespreking goed of slecht is, en eigenlijk evenmin of de bespreker veel ervaring met jazz heeft (not implied). Bij de bespreking van Michel bleef ik echter op mijn honger zitten, omdat ik begod niet weet over wie hij het heeft. Zijn opmerkingen zijn terecht –misschien zelfs pertinent voor dat optreden– maar te vaag. Vervang in zijn slotzin ‘jazz’ door om het even welke kunstvorm, ambachtsvorm, of door pakweg “useability consultants”, en de opmerking is nog steeds terecht.

’t Is Michel zijn blog, ik hoef het stukje niet te lezen, maar voor mij was het eigenlijk niet interessant omdat er essentiële informatie wordt weerhouden. Ik zie niet in waarom iemand onzeker hoeft te zijn over zijn mening i of over een potentiële vriendschap met (vermoedelijk) onbekenden –een onfortuinelijke trend in deze maatschappij ii.

Edoch ziet, meeloper als ik ben, ga ik mij voor de rest van de dag zelf onzeker gaan voelen over wat ik hierboven geschreven heb.

  1. Michel heeft overigens veelal best een doordachte (niet te verwarren met: ‘correcte’ of nog: ‘objectieve’) mening over de zaken waar hij een mening over heeft —which is, like, everything.
  2. Gelieve dit zelf open te trekken naar de Belgische politieke stagnatie.

Angst

Kijk, daar wil ik nu al zo lang iets over schrijven. Over hoe angst eigenlijk voor velen de motor van het bestaan is. Bang om minderwaardig te zijn, bang om niet mee te zijn, bang om minder te hebben, bang voor de toekomst, bang om gelukkig te zijn, bang om het goed te hebben, bang om alleen te zijn, bang om te durven.

Daarnet las ik het volgende, in De Groene Amsterdammer:

De groei van de zelfhulpindustrie valt samen met een steeds grotere sociaal-economische ongelijkheid in de samenleving. Werken aan jezelf, het leren maximaliseren van je eigen menselijk kapitaal werd steeds meer gezien als een vereiste voor professioneel en persoonlijk succes en cruciaal voor wie zijn hoofd boven water wilde houden. ‘Het komt voort uit angst. En die angst wordt veroorzaakt door de neoliberale marktgedreven economie waarin we onszelf zien als van elkaar afgesneden individuen die met elkaar moeten concurreren om op hetzelfde niveau van overconsumptie te blijven.’

Sanne Bloemink citeert Micki McGee, in een artikel over de zelfhulpindustrie in Amerika.