50mm

Het is lastig, zo zonder digitaal fototoestel. Bijna drie weken ben ik mijn 5D kwijt, en nu loop ik op Jazz in ’t Park een beetje verweesd rond. Gisteren heb ik de Yashica meegenomen, met een 400asa Neopan in, en gewapend met een (zeer goede) lichtmeter heb ik toch een paar opnames genomen. (Charles wist vanochtend te vertellen dat ze mij op AVS hebben getoond, met mijn zwart dooske.) Maar ik mis toch het comfort van de telelens op mijn DSLR en de RAW-mogelijkheden achteraf. Daar tegenover staat dan weer dat ik analoog aan het experimenteren ben geslagen. Daarnet heb ik de Hasselblad meegenomen, met een Tri-X op 800asa.

Vrijdag kreeg ik een recommandé gepresenteerd, net toen ik wou vertrekken voor mijn ochtendelijke run. Een schabouwelijk uitziend pakket werd mij in mijn handen gegeven in ruil voor een handtekening. In het pakket, een witte gewatteerde enveloppe, zat een nieuwe, witte gewatteerde enveloppe, met daarin, in drievoudige dikke bubblewrap gedraaid, de lens die ik dinsdagavond op ebay had gekocht.

Hasselblad Carl Zeiss CF Distagon 50mm f/4 T*

Ze ziet er eigenlijk zowat hetzelfde uit als de lens die ik al had, de Sonnar 150mm f/4 T*, maar deze is een Distagon 50mm f/4 T*. En die 50mm middenformaat vertaalt zich naar ergens de FOV van een 30mm in kleinbeeld (gewoon fototoestel) equivalent.

(Ik heb nog meer nieuw speelgoed, maar dat is stof voor een andere keer.)

fototoestellen

Zaterdag heb ik mijn Leica M6 bij Verstraeten binnengegeven. “Het zou toch wel zeven weken kunnen duren”, sprak hij verontschuldigend. “Was het een oudere, dan kon ik hem zelf openmaken, maar aan die M6 mag ik eigenlijk zelf niet aankomen. Ze komen hem hier ophalen –ik stuur hem liever niet op met de post– dan moet hij naar Solms, daar gaan ze hem herstellen, en voeren ze meteen ook een CLA uit.” CLA staat voor clean, lubricate, adjust, waardoor mijn M6, wanneer ik hem terug krijg, intern terug in nieuwstaat zal verkeren. Hoeveel dat zal kosten? Hij durfde er niet meteen een bedrag op plaatsen, maar ja, het zou toch ‘een paar honderd euro’ kunnen zijn.(Een paar is gelijk aan twee, gonst het nu mantragewijs door mijn hoofd.)

Terwijl de problemen met de sensor van mijn 5D nog lang niet van de baan blijken te zijn —men belt mij morgen op; de vertegenwoordiger van Canon was met vakantie– is op het internet de informatie over de nieuwe Canon modellen gelekt. Enfin, gisteren was die informatie nog ‘gelekt’ (Canon 40D and 1Ds Mark III Specification Leaked), vandaag is de informatie van één van de twee modellen officieel voorgesteld.

The much rumoured Canon 40D digital SLR camera is finally officially here, with a 10.1 megapixel sensor, 6.5 fps continuous shooting and 3 inch LCD screen. The 40D also features an upgraded dust and weather resistant construction, ISO 3200 mode and DIGIC III processor.

De nieuwe camera wordt verwacht begin september, en zal 1.299 USD kosten. De volledige press release is te vinden bij PhotographyBLOG. Klein persoonlijk detail: 1.299 (euro dan wel) is zowat de prijs die men mij voor ogen hield voor de vervanging van de sensor van mijn 5D.

Eind deze week is het weer Jazz in ’t Park, en ik kijk er eigenlijk wel naar uit op het gratis jazzfestival dit jaar met mijn Hasselblad te fotograferen. Al hoop ik niet te veel met een tripod te moeten sleuren. Waar is mijn voorraad Tri-X (op 1600ISO ingesteld) nu weer? En mijn lichtmeter…

gezellig brocant

hoekhuis

(Yashica-Mat, 80mm f/3.5, Fujicolor Pro 400H, 400ISO)

Dit kwam me altijd over als een verschrikkelijk gezellig huis. Niet zo lang geleden zat er een brocanterie in, waar ik ooit eens nieuwsgierig ben binnengestapt. Het huis is niet zo heel groot, met krakende meubelwiegende plankenvloeren, en veel hoekjes en kantjes. Perfect dus voor het soort winkel dat erin huisde.

helemaal content

“Ja, ik heb er nu een binnen met een lichtmeter hé,” zei mijn fotoboer, “maar ge zijt tevreden van dendiene die ge nu hebt, geloof ik.”

“Ewel ja,” antwoord ik, “de lens is goed, maar hij hapert wel eens. Ik draai door naar de volgende frame, en dan wil hij niet afdrukken.”

“Oei, dat klinkt niet goed. Maar steek hem eens binnen. En als het niet te herstellen is, dan kunnen we hem verwisselen voor die andere.”

“…”

“Ah ja! Ik heb liever dat ge helemaal content zijt van wat ge hier koopt,” voegt hij eraan toe als hij mijn verwonderd gezicht ziet.

(Er gaat niets boven de lokale middenstand. Zo zijn er helaas wel niet veel meer, vrees ik.)

bereik

Kan je zoiets ook goed digitaal flikken? vraagt Peter in de commentaar bij de post over mijn gebruik van de analoge contrastfilm.

Nee!

Ja!

(Surprise!) Een beetje.

Grmbl. Rewind. Er zijn twee soorten bereik die belangrijk zijn in de fotografie. Het ene is de exposure latitude, en het andere is de exposure range (ook wel dynamic range genoemd).

Exposure latitude is –sterk vereenvoudigd uitgelegd zoals altijd– hoeveel je kan onder- of overbelichten en toch nog deftige resultaten uit het negatief kan halen. En jawel, dat negatief kan analoog (film) of digitaal (RAW) zijn. Van de exposure latitude bij digitaal (minstens 2 stops) maak ik gebruik voor mijn concertfotografie, waar ik vaak schijnbaar onderbelichte (RAW) beelden heb, die ik via mijn RAW processor (Lightroom) toch nog tot behoorlijke foto’s kan redigeren.

Exposure range is –vereenvoudigd etc.– het bereik van de film/sensor waarbij de over- en onderbelichte delen nog voldoende detail geven, zonder over te gaan naar respectievelijk wit of zwart. Dit wordt vaak uitgedruk in het aantal stops waarin de film/sensor bruikbaar is. Die zaken zijn zeer verschillend naar gelang het gebruikte medium (soort film of sensor), maar algemeen wordt aangenomen dat men in zwart-witfilm het grootste dynamische bereik heeft (zo’n 8-9 stops), gevolgd door kleurenfilm (zo’n 7 stops) en dan diafilm en digitaal (zo’n 5-6 stops). Concreet betekent dit dat er tussen het donkerste en het lichtste deel van de scène die u wilt fotograferen X stops verschil mag zijn. M.a.w. hoe groter het contrast, hoe moeilijker te fotograferen. Analoge film heeft daarop (letterlijk) ettelijke járen voorsprong op digitaal.

Terug naar de vraag: Kan je zoiets ook goed digitaal flikken?. Nee dus. Al zijn er altijd de truken van de foor: HDRi. Ik ga niet te diep uitleggen wat HDRi is, laat het er ons op houden dat ge van een scène drie foto’s neemt, één overbelicht voor het detail uit de schaduwen, één ‘normaal’ belicht voor de midtones, en één onderbelicht voor het detail in de highlights. Die drie foto’s combineer je dan in photoshop tot één beeld dat –wanneer het zonder ervaring werd uitgevoerd– leidt tot aldus herkenbare gedrochten. Een beeld zoals dat van i. zal digitaal (of met dia) moeilijker te verwezenlijken zijn –zeker zonder flits(en).

Bon, wilt ge meer dynamic range, steek dan een Fuji Reala 400ISO kleurenfilm in uw oude SLR, of zo’n zwartwitte Tri-X. Laat uw foto’s ontwikkelen en scannen, en wedden dat het er beter uitziet dan digitaal?

Recommended reading: Understanding Exposure & Expose (to the) Right

C-41

Vraagt Djivy: Die Portra BW, is dat 120 zwart-witfilm voor in C41?

Jawel! Ik heb altijd al een boontje gehad voor die zwart-wit C-41 films, net omwille van hun breed bereik. Ge kunt er bijna niet verkeerd mee belichten.

Een beetje uitleg voor de niet analoge-fotomedemensen. Heel (maar dan ook heel) erg veralgemeend zijn er –volgens ontwikkelingstype– drie soorten film waarmee de meeste mensen bekend zijn: zwart-wit, kleur, en dia, met elk dus hun eigen ontwikkelingsprocédé. Zwart-wit is met voorsprong het gemakkelijkste te ontwikkelen, met slechts vier stappen, waarbij je moet ontwikkelen, stoppen, fixeren, en spoelen. De andere twee type films geef je binnen in een fotolab waar je bij voorkeur een goede relatie mee opbouwt, en waar ze de films onder optimale omstandigheden kunnen ontwikkelen.

Heel diep ga ik daar verder niet op ingaan, maar wegens het succes van de kleurenfilm raakten de zwart-witfilms moeilijker verkocht aan de consument, en was het dus niet langer rendabel voor de kleine locale fotolabs om zwart-wit te ontwikkelen. Terwijl je kleurenfilms binnen de 24u (vaak zelfs dezelfde dag) ontwikkeld en geprint terug kunt krijgen, dienen de zwart-films naar een extern lab gestuurd te worden, en moet je daar soms een paar dagen wachten op het resultaat. Een aantal filmmakers hebben dan een chromogene zwart-witfilm op de markt gebracht, die ontwikkeld kan worden volgens hetzelfde procédé als de kleurenfilm (C-41).

Nadeel van C-41 type films is dat ze minder lang meegaan dan zwart-witfilms of diafilms (zeker kodachromes, waarvan wordt verteld dat ze makkelijk 150 tot 200 jaar kleurvast blijven vs C-41 die ‘slechts’ 50 jaar goed blijven). Voordeel van de C-41 is dat ze (veelal) vergevingsgezind zijn wat betreft belichting en dus zeer breed inzetbaar zijn.

Er waren eigenlijk twee fabrikanten met zo’n chromogene (ofte C-41) zwart-witfilm: Kodak en Ilford (Fuji had er ook een, maar die heb ik nooit geprobeerd). Ik ben niet zo’n fan van Ilford, maar heb hun XP2 wel een paar keer geprobeerd om met het Kodak equivalent te vergelijken. Mijn voorkeur ging toch al gauw uit naar de Kodak T400CN. Tot de productie daarvan werd stopgezet, en ik Portra BW moest gebruiken, tot alle Kodak C-41 zwart-witfilms precies werden vervangen door BW400CN.

Het antwoord is dus, dat ik mij heb vergist, dat het geen Portra is maar wel de BW400CN, maar dat het inderdaad een C-41 film is. En dat ik die graag gebruik omwille van de grote exposure latitude én het feit dat ik de film binnen de 24u ontwikkeld en gescand terug kan krijgen. (Of ik zou een scanner moeten kopen en terug zelf ontwikkelen. Maar voorlopig is het goedkoper en sneller op de C-41 manier.) Al heb ik ook altijd een paar Trixen in huis, en ben ik fan van de Fuiji Neopan 400.

filmpkens

Grmbl. Ik ben een beetje gedoemd met mijn analoog materiaal, zo schijnt het. Gisteren was ik voor de tweede dag op een rij richting Zuid vertrokken om er foto’s te maken van het aartslelijke plein, maar ook van de ellenlange banken in het park zelf. Mijn fototoestel had ik beide keren alvast mee, net zoals de netjes uit de koelkast gehaald film.

Wat ik evenwel beide keren thuis was vergeten, was de lichtmeter. Ik heb nog even getwijfeld om de sunny 16 rule toe te passen, maar ik vertrouwde mezelf niet echt, en was absoluut nog niet bekend met de eigenschappen van de Fuji Pro160C film die ik had meegenomen. Ik had er natuurlijk de Portra BW op kunnen steken, een zwart/witfilm met een heel breed bereik, maar ik wou per se kleur. Geen foto’s dus, maar ik vestig opnieuw al mijn hoop op het weekend. Zondag is het Erfgoeddag!

En vanavond krijg ik hopelijk mijn twee films van dit weekend te zien. Hoewel ik gisteren ruimschoot op tijd in de winkel stond, waren ze ontwikkeld noch gescand wegens ’te druk’.

Het was een beetje een verwarde dag, gisteren.

Henri met vlindernet

Dr. Livingstone

(Yashica-Mat, 80mm f/3.5, Fuji Pro400H, 400ISO)

Mijn eerste 120 kleurenfilm. Morgen mag ik de volgende twee ingescand en geproofdrukt afhalen. Gisteren heb ik meteen ook vier nieuwe gekocht, twee Fuji PRO160C (contrastfilm) en twee Fuji PRO160S (saturatie). 160 ISO film, wat handig is voor fellichte dagen zoals deze, en met een fototoestel met maximale sluitertijd van 1/500s.

Bovendien is 12 foto’s per film echt wel ideaal (gewone kleinbeeldfilm koop ik ook altijd in 24 exemplaren ipv 36).

de eerste lichting

De Doktor

Het Lief Het Instituut Ketelvest

Dit is de eerste lichting: Kodak TriX film, 400ISO. Maar er is iets misgelopen in het lab. Die verticale strepen, dat was namelijk niet de bedoeling. En nee, het ligt niet aan het toestel, want ik heb nadien een kleurenfilm gebruikt, die werd bij mijn fotomeneer zelf ontwikkeld (vs het externe lab), en daar is niets mee mis. Enfin, er zitten geen strepen in, de rest is voor de rekening van de fotograaf (het resultaat daarvan krijgt u één dezer te zien).

De negatieven worden teruggestuurd, dus waarschijnlijk krijg ik én een nieuw filmpje gratis én mijn ontwikkeling terugbetaald. Nog een geluk dat het maar om ’te testen’ was. En laat het niet meer gebeuren hé, lachte hij groen.