woordbeeld

Het lijkt wel alsof ze het erom hebben gedaan. Onlangs verscheen in het taalblog van DS een artikel over de invloed van het opgeslagen woordbeeld op de spelling. Kemel, zo heet de post, en het werd geschreven naar aanleiding van een dt-fout in de krant. Het stond in koeien van letters in de krant: “van de 400 euro voor een eenmansshow houdt ik 210 euro over”.

Er werd beweerd dat vooral het woordbeeld (de woordvorm) dat (die) het meest frequent wordt gebruikt, zich opdringt: Zelden zult u lezen “de prijs wordt door de verkoper bepaalt”; veel couranter is de fout in “de verkoper bepaald de prijs”. En inderdaad, vandaag, in het artikel Baas over eigen scherm, vinden we dit terug:

Leemans wijst ook nog op ander voordeel. “De doorsnee kijker heeft weinig geduld om week na week een serie te volgen. Maar toch is het opvallend dat het kijken naar dvd’s het normale kijkgedrag niet verstoord.”

Iedereen, de schrijver van het artikel en de hoofdredacteur van DS incluis, zal best weten dat het ‘verstoort’ had moeten zijn. Mogelijks stond er eerst “Maar toch is het opvallend dat door het kijken naar dvd’s het normale kijkgedrag niet wordt verstoord.” en is men vergeten het voltooid deelwoord naar een persoonsvorm te wijzigen. Maar ik ben het volmondig met Ludo Permentier eens, wanneer hij schrijft:

Kortom: een dt-fout is, zeker voor een professional zoals een journalist, geen teken van een gebrekkige taalkennis, en nog minder een kwestie van domheid. Wel een gevolg van verstrooidheid. Doorgaans is de ‘dader’ dan ook de eerste die de fout opmerkt. In de gedrukte krant, als het te laat is.

(Meer over dat verdomde woordbeeld leest u ook in Waarom nog zwaar tillen aan t of d… bij Taalschrift. Al ben ik het niet eens met hun conclusie dat de dt-regel achterhaald zou zijn.)

diversificatie

Laat mij u geruststellen: dit wordt geen taalblog. Thema’s overspoelen dit weblog in golven, zo hebt u waarschijnlijk reeds opgemerkt. Er blijven een aantal vaste waarden, en zo nu en dan blijft er wat wrakhout bovendrijven. Momenteel is dat taal.

Taal is een oude passie, en ik ben een verwoed aanhanger van een Vlaamse Standaard (wat Van Dale omschrijft als [Belg.]). Dat heeft niets met politiek te maken (en al zeker niet met het Vlaams Blok of andere Vlaams-nationalistische partijen), maar met een verwondering voor de dweperigheid met het Noordnederlands die sommige taaleminenties aan de dag leggen. De taalterreur van het Noordnederlands en het gebrek aan zo’n ‘officiële’ Vlaamse Standaard (enkel de VRT onderneemt verwoede pogingen) werkt alleen maar de proliferatie van de tussentaal in de hand. De Vlaming moet opnieuw taalvast (taalzeker) worden, en een erkenning van een Standaard waarin hij zichzelf herkent, zou reeds een grote stap in die richting betekenen.

Overigens blijven de .be domeinnamen gratis tot het einde van deze maand, dus ik heb alvast schoonvlaams.be (en taalterreur.be en taalarm.be) geregistreerd. Stuk voor stuk domeinen waar ik hoogst waarschijnlijk niks mee ga aanvangen. Als ik maar (snode) plannen kan smeden. (Ook nederengels.be, verkavelingsvlaams.be, en tussentaal.be zijn nog beschikbaar.)

logica

Taalfouten zijn niet altijd even erg. Iedereen maakt wel eens een dt-fout, of vergeet, daartoe geholpen door een zondvloed aan spellingswijzigingen, of middeleeuwen nu weer wel of toch niet met een hoofdletter moet geschreven worden. Een geschikte leidraad vindt u overigens bij Woordenlijst Nederlandse Taal – Officiële Spelling 2005

Erg wordt een taalfout pas wanneer ze de betekenis van een zin ambigu maakt, of erger nog: wijzigt. Taalfouten worden ook steevast geassocieerd met spelfouten, hoewel er natuurlijk veel meer aan taal is dan enkel de spelling.

Vandaag werd ik met het volgende geconfronteerd:

“Brussel is een Franstalige stad” (DS 19/01/2006)

“Brussel is een Franstalige stad. Dat betwist geen enkele Vlaming meer. Er zijn trouwens te veel Nederlandstalige mandatarissen in deze stad”, zegt de Brusselse minister Smet in een interview met het tijdschrift Zone02.

Te veel Nederlandstalige mandatarissen, zo vindt de minister. Smets collega Grouwels is het daar niet mee eens, lezen we drie paragrafen verder.

“Had hij nu nog gezegd dat er te veel mandatarissen tout court zijn, tot daar aantoe, maar te weinig Nederlandstalige, dat klopt niet. In verhouding tot de Franstalige zijn het er zo weinig dat ze zich de benen van onder het lijf moeten lopen”, zegt Grouwels nog.

Dat klopt inderdaad niet. Uit de context mag men aannemen dat Grouwels bedoelde dat er eerder te weinig dan te veel Nederlandstalige mandatarissen waren. Zelfs als het citaat correct is, had de journalist in dit geval de vergissing moeten corrigeren.

Helemaal verwarrend werd het toen ik mij aanmeldde voor een e-mail abonnement op Taalpost. Na ingave van naam en e-mail adres stuurde de site mij door naar een titelloze ‘bedankt’-pagina:

Over enkele ogenblikken zal er een automatisch gegenereerd e-mailbericht naar het e-mailadres verzonden worden dat u zojuist hebt ingevuld. Wanneer u de hyperlink in dit e-mailbericht aanklikt wordt uw abonnement definitief afgesloten. Het aanklikken van deze hyperlink in het e-mailbericht moet wel binnen vijf dagen geschieden anders verloopt het abonnement. Dit verzoek ontvangt u ter bevestiging, om te voorkomen dat anderen u ongevraagd kunnen abonneren en/of kunnen afmelden.

Dus als ik mijn abonnement wil behouden klik ik maar beter niet op die link? Maar als ik niet binnen de vijf dagen op de link klik dan wordt het abonnement überhaupt afgesloten? Vanzelfsprekend had ik begrepen dat het hier om een tekst ging die vermoedelijk voor zowel aan- als afmelden wordt gebruikt, en de bevestigingsmail (Bevestiging aanmelding Taalpost) was een en al duidelijkheid:

Door op onderstaande hyperlink te klikken, bevestigt u uw aanmelding. Vanaf nu ontvangt u dan Taalpost driemaal per week op dit e-mailadres. […] Wilt u zich niet abonneren op Taalpost, dan hoeft u niets te doen en kunt u dit bericht als niet verzonden beschouwen.

Maar het blijft slordig, en zeker voor een taalsite.

consequente partijen

Met een speciale kaart voor de voorruit zouden ze mogen parkeren op een plaats waar dat eigenlijk niet hoort, maar waar ze ook niemand hinderen, vindt Bacquelaine. Ook VLD is hiervoor gewonnen. […] SP.A, dat gekant is tegen het idee, drong toen aan op een hoorzitting over de kwestie.

Uit: Gewesten niet gewonnen voor parkeerkaart artsen, DS 17/01/2006 (Overigens, voor u mij verdenkt van DS-bashing: ik citeer vaker uit DS dan DM omdat ik DS nu eenmaal grondiger doorneem. Ik twijfel er niet aan dat ik gelijkaardige voorbeelden bij DM zou vinden.)

Het gaat wel degelijk over Ook VLD is hiervoor gewonnen. en SP.A, dat gekant is tegen het idee. In diezelfde krant wordt –in een ander artikel, VLD plooit terug op essentie— de politieke partij wel degelijk van een lidwoord voorzien: Voor het eerst in haar geschiedenis organiseerde de VLD haar nieuwjaarsreceptie buiten Brussel. en ook De VLD is als partij niet geïnteresseerd in “politieke folliekes. Ook in de meeste andere artikels wordt een partij van een lidwoord vergezeld: De VLD stond achter dit principe, het waren juist de SP.A en de PS die de regeling absoluut ingewikkelder wilden maken. en In tegenstelling tot CD&V heeft de SP.A weinig zin om de communautaire zaken op de spits te drijven. (CD&V voert taaldruk op, DS 12/01/2006).

Hoe zit het nu? Is het CD&V, SP.A en VLD, of hebben de partijen een chaperonne nodig vermomd als een lidwoord? Volgens de VRT Taaldatabanken (vrttaal.net) is het als volgt:

  • CD&V: Christen-democratisch en Vlaams (Belgische politieke partij, de vroegere CVP). CD&V is een de-woord, maar in de regel gebruiken we de afkorting zonder lidwoord. CD&V onthield zich bij de stemming. Uit de lijsten moet blijken hoe de nieuwe CD&V verschilt van de oude CVP.
  • SP.A: Sociaal Progressief Alternatief / Socialistische Partij Anders (Belgische politieke partij). Hoofdletters, puntje tussen P en A. We zeggen de SP.A (zij). Op de website van de partij wordt de naam zonder lidwoord gebruikt.
  • VLD: Vlaamse Liberalen en Democraten (Belgische politieke partij). Het is de VLD (zij, enkelvoud).

En u dacht dat het weer ingewikkeld zou zijn.

schoon vlaams(ch)

Hoeft het gezegd? Ik ben groot voorstander van Schoon Vlaams. Bij overdrijving wil ik daar wel eens de totaal verouderde -(s)ch uitgang aan toevoegen –men moet immers altijd hoger mikken dan het doel, want de pijl zakt bij het vliegen.

Nederlands uit de mond van een Vlaming klinkt bekakt. Taalhoeren die zich met veel nederigheid onderwerpen aan de grootsheid van het Noordnederlandse taalimperialisme zijn net zo nuttig als contemporaine feministen die nog steeds hun bustiers verbranden omdat het dragen ervan hun in een door mannen gedomineerde maatschappij wordt opgedrongen.

(Heb ik in deze twee zinnen geschreven dat ik tegen de Noordnederlandse invloeden ben in onze Schoonvlaamse taal? Heb ik geschreven dat ik tegen feministen ben? Als u deze vragen positief kan beantwoorden, raad ik u ten zeerste aan die alinea opnieuw te lezen. En opnieuw. En opnieuw! Hooguit kunt u mij verwijten enige gematigdheid aan de dag te leggen.)

Taal is een organisme; ze is levend, en wordt in stand gehouden, niet door de schrijftaal, maar de spreektaal of ommegangstaal, waaraan de schrijftaal zich zonder uitzondering dient te conformeren. De schrijftaal hinkt steeds achterop, net zoals de grammatica-regels. (Niet de grammatica zelf, want ook die is levend, als is men er zich niet (altijd) van bewust dat men spreekt volgens regels.)

Tussentaal is het resultaat van de ontkenning van het Schoon Vlaams.

Hoe sta ik tegenover een A(B)N of Standaard Nederlands? AN is een theoretische taal. Het wordt op zijn slechtst gebruikt als een krampachtig vasthouden aan Eén Enkele Nederlandse Taal, die wordt gesproken en geschreven door op zijn minst de inwoners van Nederland en van het Vlaamse Gewest. Op zijn best is het een richtlijn, een gemeenschappelijke basis waarop beide ‘varianten’ zich kunnen beroepen voor een theoretische grondslag. Veel beter dan het vervallen in een tussentaal zou men moeten erkennen dat Noordnederlands en Vlaams in een eigen richting zijn geëvolueerd (een vergelijking met Amerikaans en Brits Engels is absoluut niet uit de lucht gegrepen; er zijn verschillen in uitspraak, woordenschat, syntaxis, etc.). Twee standaarden met een gemeenschappelijke basis lijkt mij (momenteel) een ideale situatie. En de beste manier om de verwatering naar resp. Poldernederlands en Verkavelingsvlaams in te dijken.

Televisienederlands en Schoon Vlaams?

taalkloof

(U dacht toch niet dat ik aan de artikelenreeks in DS kon weerstaan? Taalkloof blijft immens, Taal arts en rechter moet eenvoudiger, Niet alleen leerlingen hebben taalproblemen, “Rechters worden beoordeeld op lange zinnen, daar hangen hun promotiekansen van af”, “Arts die niet goed communiceert, stelt een slechte diagnose”)

Niet dat ik er een of ander spitsvondig standpunt over wil innemen. Het is immers een oud zeer dat het ‘legalees’ bijzonder onverstaanbaar is. Net zoals elk ander jargon overigens, maar de wet is nu eenmaal van toepassing op iedereen en zou daarom ook voor iedereen makkelijk verstaanbaar moeten zijn.

Woensdag nog had ik de PDF-versie van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie uit het Belgisch Staatsblad gedownload (u vindt de link bij LVB), naar aanleiding van de Belga communicatie: Belgische websites voldoen niet aan privacywetgeving. En hoewel bepaalde delen daaruit direct van toepassing zijn op míjn vakgebied, was het een hele klus om eruit te halen wat ik zocht.

Gelukkig zijn een heleboel (vak)mensen zich terdege bewust van het probleem. Zij doen dan ook de nodige moeite om zich in het Nederlands uit te drukken, of om op zin minst in de nodige toelichting te voorzien. Volgens het dossier in DS is Roland Tack, rechter van eerste aanleg in Gent, één van die mensen. Zegt Tack:

Bij mijn voorganger werd tegen twee derde van zijn vonnissen beroep aangetekend. Bij mij is dat maar tegen vier op de tien. Ik schrijf dat toe aan mijn eenvoudig taalgebruik en mijn uitleg. [mijn bold]

Gniffel. De intentie is er tenminste.

dagdagelijks

Of ‘dagdagelijks‘ ook geen foutief woord is, vraagt Laurens zich af.

Ja en nee. Het is een grensgeval, dat opgenomen is in zowel Van Dale als in de Woordenlijst, maar waarbij –ik geef het grif toe– het zwaartepunt eerder aan de negatieve kant van die grens ligt.

Van Dale omschrijft het woord als ‘niet algemeen Belgisch Nederlands‘. Zelfs verstokte [Belg.] adepten zoals ikzelf, moeten bij een dergelijke stigmatisering toegeven dat het woord beter niet in de algemene standaardtaal wordt gebruikt. Bovendien is het een germanisme, zo blijkt uit een bespreking in de VRT taaldatabanken. De versterking van een woordbetekenis door herhaling is ons niet taaleigen; in Duitsland gebeurt zulks wel:

In het Nederlands versterk je bij mijn weten een woord nooit door het eerste deel ervan te herhalen. In het Duits kan het kennelijk wel, want behalve tagtäglich zeggen de Duitsers ook wel eens jahrjährlich. Maar wochenwöchentlich zeggen ook zij niet.

M.a.w. ‘dagelijks‘ volstaat. Eerder fout dus, met dank aan Laurens (en diens scheurkalender) voor de terechtwijzing.

taalluiheid

Kijk, ik betrap er godverdomme mijzelf op. Ik schrijf net de recensie voor Good Night, and Good Luck (u leest het eerst op GB), waarin ik de volgende zin gebruik:

… en bleef nadien voor CBS (in Amerika) wekelijkse uitzendingen maken (voor radio) in Hear It Now, die hij producete, samen met Fred Friendly

En wat is er mis met ‘produceerde‘, vraag ik me dan maar af. Taalarmoede? Vergeet het: taalluiheid zal er beter op trekken (heh, ik heb net Belgisch Nederlands gebruikt). Oorzaak? Mijn dagdagelijkse Engelse voertaal, achteraf de Engelstalige televisie, en daaraan toegevoegd het grotendeels Engelstalige internet.

Overigens, als een addendum bij deze post, vroeg ik net Tessa of ze –qua relevantie kon het tellen– vandaag mijn Taalarmoede betoog had gelezen. Ze leest immers, net zoals mijn schoonouders en mijn moeder, die eigenlijk denken dat ik niet weet dat ze mijn blog lezen, trouw elke dag de nieuwe oogst. “Hm. Neen. Hm. Ik was eraan begonnen, maar ik ben er niet door geraakt,” was het eerlijke antwoord. Waarbij u mij meteen ook mag geloven, de volgende keer, als ik zeg dat ik echt niet schrijf om een bepaald publiek te bereiken, maar louter omdat ik het kwijt moet.

(Al blijf ik steeds dankbaar als u mij leest en eventueel commentaar in de daartoe bestemde ruimte nalaat.)

taalarmoede

Groot was mijn verbazing toen ik deze ochtend het volgende bijschrift in DS (Kamer op gaspedaal voor pensioenen contractuelen) onder ogen kreeg:

Een wetsvoorstel overrulet verzet tegen aanvullende pensioenen voor contractuelen bij de overheid.

Nog groter was evenwel mijn verbazing dat het werkwoord overrulen reeds opgenomen werd in het eendelige woordenboek Van Dale Hedendaags Nederlands.

over·ru·len (ov.ww.)

  1. met overmacht verslaan
  2. op basis van autoriteit besluiten nemen tegen anderen in

Verder in het artikel staat evenwel met hetzelfde gemak:

Naar aanleiding van een incident over een intercommunale dienden ze een “interpretatieve wet” in die de negatieve beslissing van de pensioendienst opzij schuift.

Wat ik niet goed begrijp, is hoe dezelfde mensen die hard van leer trekken tegen alles wat ook maar vaag als Belgisch Nederlands kan worden omschreven en wat ze maar al te graag bestempelen als tussentaal (of nog liever: verkavelingsvlaams), zich zonder problemen en met veel graagte tot Nederengels wenden voor spreek- en schrijftaal. Het is niet alsof er voor de meeste Nederengelse woorden geen Nederlandse equivalenten bestaan. Een groot aantal van die woorden werden –samen met hun Nederlands tegenvoorbeeld– opgenomen in de woordenlijst 2400 x liever NL die ook als PDF te downloaden valt.

En kijk, daar heb je zo’n woord waarvoor geen degelijk ingeburgerd alternatief bestaat. Downloaden wordt in de voormelde lijst opgenomen met het acceptabele binnenhalen of ophalen, maar ik heb de indruk dat de toepassing van die term zich voornamelijk tot het Noordenederlands beperkt. Overrulen is echter zonder meer een vreemd woord dat zich naar alle waarschijnlijkheid dank zij ‘rechtbankseries’ (television courtrooms) in onze taal heeft gewurmd. Is er een advocaat in de zaal met kennis van de juiste terminologie?

We hoeven daarbij echt niet tot in het belachelijke te gaan. Zo is houwtouw een woord dat vermoedelijk geen ingang zal vinden in het courante taalgebruik, net zomin als het Engelse equivalent lanyard overigens. De woordenlijst 2400 x liever NL bevat ook de lemma’s ’tram’, ‘surfen’, ‘spammen’, ‘skateboard’, ‘server’, die al dermate ingeburgerd zijn dat het bijna onmogelijk zou worden ze verder te vernederlandsen.

Dat het Nederlands toch een rijke en vernieuwende taal is, blijkt o.a. uit het jaarlijkse rapport waarin Van Dale de nieuwe woorden van het voorbije jaar opneemt. Taal van het jaar vijf (downloadbaar als PDF) heeft het o.a. over ‘zorgklant’, ‘rampspecialist’, ‘nettelefoon’ (om te skypen), ‘kweekvlees’, en de ‘geilgrens’. Wat het allemaal betekent, leest u in de begeleidende tekst.

goesting

Schrijft D.S.:

Ik ben studente Taal – en Letterkunde (Nederlands en Duits) aan de universiteit van Leuven. Voor het examen Nederlandse Taalkunde moeten wij een probleem oplossen namelijk: de diachronie bespreken van de volgende uitdrukking ‘dingen die het daglicht niet mogen zien’ uit de zin ‘Nochtans zijn er enkele verborgen plekjes om leuke dingen te doen die het daglicht niet mogen zien’.

En dan ben ik vertrokken natuurlijk. Om helaas nergens uit te komen, behalve dan op de site van Babylon, de Taal- en Letterkundige Kring van de KULeuven, alwaar men in het forum ook druk doende is het vraagstuk op te lossen. Heeft er iemand een idee?

(En goesting dat ik krijg om mij terug met taalkunde bezig te houden.)