dagdagelijks

Of ‘dagdagelijks‘ ook geen foutief woord is, vraagt Laurens zich af.

Ja en nee. Het is een grensgeval, dat opgenomen is in zowel Van Dale als in de Woordenlijst, maar waarbij –ik geef het grif toe– het zwaartepunt eerder aan de negatieve kant van die grens ligt.

Van Dale omschrijft het woord als ‘niet algemeen Belgisch Nederlands‘. Zelfs verstokte [Belg.] adepten zoals ikzelf, moeten bij een dergelijke stigmatisering toegeven dat het woord beter niet in de algemene standaardtaal wordt gebruikt. Bovendien is het een germanisme, zo blijkt uit een bespreking in de VRT taaldatabanken. De versterking van een woordbetekenis door herhaling is ons niet taaleigen; in Duitsland gebeurt zulks wel:

In het Nederlands versterk je bij mijn weten een woord nooit door het eerste deel ervan te herhalen. In het Duits kan het kennelijk wel, want behalve tagtäglich zeggen de Duitsers ook wel eens jahrjährlich. Maar wochenwöchentlich zeggen ook zij niet.

M.a.w. ‘dagelijks‘ volstaat. Eerder fout dus, met dank aan Laurens (en diens scheurkalender) voor de terechtwijzing.