(neder)engels

Na meer dan vier jaar (bijna vijf) in (twee) internationale organisaties te hebben gesleten, komt het Engels mij zo stilletjesaan de strot uit. Mijn hele denken en doen moet ik gedurende minstens acht uur per dag geheel omschakelen naar het Engels, veelal voor een communicatie met mensen voor wie het Engels ook al geen moedertaal is. Niet zelden is het zelfs zo erg gesteld dat ook op een vergadering met uitsluitend Nederlandstaligen alle communicatie in het Engels verloopt. Dat is gemakkelijker voor de verslaggeving achteraf, maar het hoort ook zo omdat het Engels nu eenmaal de bedrijfstaal is.

In beide organisaties heb ik een herziening van het Arbeidsreglement (AR) meegemaakt. In één instantie omdat er geen was, in de andere omdat ze (totaal) gedateerd was. Het bestaande AR was opgesteld in het Frans, maar in beide gevallen werd het (nieuwe) AR opgemaakt in het Engels. Het heette daardoor niet langer AR of RdT (Règlement de Travail) maar werd omgedoopt naar CA (Collective Agreement). Een CA die overigens slechts een beperkte rechtsgeldigheid heeft in België gezien het niet was opgesteld in een van onze officiële landstalen (keuze uit Nederlands, Frans en Duits). In beide gevallen werd die CA vervolgens (door een vertaalbureau) omgezet naar het Frans (we werken in Brussel), dat vervolgens doorging als officieel document, maar waarbij wel werd vermeld dat in geval van twijfel de versie in het Engelse document als doorslaggevend werd beschouwd.

Het Engels heeft zichzelf ondertussen zo ver in mij genesteld dat ik mij bij ongemakken eerder in die taal dan in het Nederlands zal uitdrukken (Get it out. Just get it out.). Ik heb er mijzelf bovendien reeds op betrapt in het Engels op te tellen. Al blijft dat gelukkig eerder uitzondering dan regel.

van een mug een olifant

Koppijn. Ik heb koppijn. Daarnet vergeleek ik mijzelf nog als had de trein over mij gereden ipv ik in de trein. Zo’n koppijn heb ik dat ik dergelijk kant-noch-wal rakende vergelijkingen maak. Dus ipv een boek, heb ik maar de krant gelezen vanochtend. Dat is lichter verteerbaar. En er valt gemakkelijker over te zagen, achteraf. Houd u vast voor wat muggenzifterij.

Twee broertjes gestikt in appartement, was de schrikwekkende kop waarop mijn oog viel. En alsof het allemaal nog niet volstond, werd het vervolgd door: Twee broertjes van zes en twee zijn omgekomen in een brand.

¿Qué? Vier kinderen? Twee tweelingen?

Er staat:

Twee broertjes van zes en twee zijn omgekomen in een brand.

Wat te herschijven is als

2 * x * (6 + 2) zijn omgekomen in een brand.

(x * (6 + 2)) + (x * (6 + 2)) zijn omgekomen in een brand.

(x * 6 + x * 2 ) + (x * 6 + x * 2) zijn omgekomen in een brand.

Nu, als daar een komma had gestaand, had onze vergelijking er al helemaal anders uitgezien:

Twee broertjes, van zes en twee, zijn omgekomen in een brand.

2 * x [weglaatbare bijstelling] zijn omgekomen in een brand.

Een bijstelling dus; in geschreven taal wordt ze altijd tussen twee komma’s geplaatst

Onbelangrijk, zo vindt u? Muggenzifterij, regelneverij misschien? Ik kan het niet minder met u eens zijn. Dit regeltje is van belang voor de betekenis van de zin (zoals ik hierboven enigszins overdreven heb aangetoond). In deze context lijkt het nog duidelijk, maar bekijk even het volgende:

Twee incunabels van Gutenberg en Caxton zijn vernietigd in de brand.

(’t Is tijd voor wat pillekes, denk ik.)

zwarte glenn is een taalhypocriet

Is er nog iemand die zo verschrikkelijk goesting heeft in negerinnentetten? (cfr. Zwarte Piet en negerinnentet zijn vernederend DM 18/11/2005)

Ach, dit ene lijntje zegt het al allemaal:

‘Ik had laatst Amerikaanse vrienden op bezoek en die wisten niet waar ze het hadden’, zegt directeur Glenn Willemsen.

Nederland als het nieuwe Amerika dan maar?

‘In Nederland woedt het debat over normen en waarden hevig”, gaat Willemsen verder, “mensen mogen geen sluier of hoofddoekjes meer dragen en nog van die dingen die men wil veranderen, dus waarom erkent men niet dat woorden anderen kunnen kwetsen?’

Ik ben uiteraard voorstander van de algemene introductie van het woord ‘zwarte’. Mensen zijn zwart of komen uit Afrika, en er zijn ook zwarte Nederlanders.

Volgens wikipedia lijkt ‘zwarte(n)‘ nochtans helemaal niet onschuldig:

De term heeft ook hier een uitgesproken racistische bijklank en wordt ook voor Afrikaanse expats in Rusland gebruikt. Soms bedient men zich van het nog denigrerender “zwartkonten”.

In Vlaanderen zal u ook maar beter niemand zwart noemen. Tenzij er wel eens een vijsje los zit.

Woordenlijst Nederlandse Taal

Omdat het van Dale taalweb vaak uit de lucht gaat, heb ik een paar dagen geleden een shortcut voor woordenlijst.org aan mijn bookmarks toegevoegd.

Welk een gemak. De woordenlijst bevat alle informatie uit het nieuwste Groene Boekje, en is geheel gratis te consulteren. Het is een uitgave van de Nederlandse Taalunie.

De zoekfunctie werkt veel beter dan die van het van Dale taalweb. Logisch, want je zoekt in de woordenlijst naar de juiste schrijfwijze –wat meteen impliceert dat je niet noodzakelijk de juiste schrijfwijze hanteert.

Vergelijk: cappuccino, ingegeven als capusino: woordenlijst.org vs van Dale taalweb

vakschap

Ben ik de enige die mij stoor aan het pseudo-taaltje van Koen De Meester in DM Een Vlaamse soulvakvrouw (DM 03/11/2005)?

Natalia is een heuse soulvakvrouw, beweert hij. Bij haar overheerst het vakvrouwschap en blijft het artistieke nogal obscuur.

Misschien moet hij zijn pseudo-feministisch, politiek correct gezwets maar voor de slaapkamer houden?

virtueel

Bernard Dewulf moet maar advocaat worden. Want hij volgt niet helemaal; een zinnetje dat ook vaak wordt aangehaald in geteleviseerde rechtszaken, en waarmee de advocaat-held van dienst op zo’n ridicule manier een dermate absurde situatie wenst aan te duiden dat het voor iedereen wel duidelijk moet zijn wat nu eigenlijk de grond van de zaak is. Volgt u nog?

Wat Dewulf niet meer volgt, is het “virtueel flirten” en zelfs “virtueel vrijen”. Dat flirten en vrijen, daar kan hij nog wel inkomen, maar dat woordje “virtueel”, dáár heeft hij het moeilijk mee.

Virtueel, zegt het woordenboek, is “in werkelijkheid of werkzaamheid kunnende treden” en “slechts schijnbaar bestaand”. Juist, meneer Dewulf, maar ziet u, woordenboeken zijn niet altijd helemaal mee met de tijd. U precies ook niet, maar dat geheel terzijde. Virtueel staat hier voor de digitale realiteit. Een realiteit die men nogal eens uit het oog verliest, omdat ze vermeend vluchtig is, maar niettemin reëel blijft. Volgt u nog, of ga ik te vlug? (Ziet u, iedereen kan met woorden spelen.)

Virtueel flirten kan u zien als het equivalent van de hoofse brieven die in het achtiende-eeuwse Frankrijk bij de adel de ronde deden, en waarin Choderlos de Laclos ongetwijfeld een groot deel van de inspiratie vond voor zijn Les Liaisons Dangereuses. Want ik heb de indruk, meneer Dewulf, dat het voor u allemaal veel minder virtueel was geweest indien het flirten was vastgelegd op een met de hand geschreven brief, voorzien van een vleugje Chanel. Veel romantischer bovendien, weet ik u al denken.

Of dat flirten onschuldig was, of een reden tot scheiden, dat is in wezen iets voor het koppel zelf, en wanneer zij daar zelf niet uit raken voor een bemiddelaar, zoals het gerecht. Maar steekt u zich, als een would be advocaat-acteur, alstublieft niet weg achter dat woordje virtueel. Tenzij u een rol in nieuw-Vlaamsche soapserie ambieert.

Camps&Dewulf: Chatbox (PDF, DM 30/09/2005)

is[i|o]mo

Allez, bon, het intrigeert mij. Wat zal het wezen? isomo, izimo, isimo? (Cfr mijn recente post.)

De materie in kwestie is EPS ofte expanded polystyrene (geëxpandeerd polystyreen), destijds ontwikkeld door BASF, en in de volksmond gekend als:

De engelstalige wikipedia brengt slechts weinig hulp, daar wordt enkel verwezen naar het basisproduct polystyrene, aldaar gekend onder de merknaam Styrofoam; in de duistalige versie (Polystyrol) spreekt men over Styropor. In de franstalige versie is er enkel sprake van het basisproduct.

Van de drie schrijfwijzen worden enkel beide versies met ‘i‘ doorverwezen naar geëxpandeerd polystyreen op wikipedia (isimo, izimo), isomo is daar ongekend. Ook de on-line versie van de van Dale helpt ons niet verder, want geen van de schrijfwijzen levert resultaat op (izimo, isimo, isomo). Heeft er iemand een uitgebreide (‘dikke’) van Dale bij de hand?

Het zou gewoon om een taalverschil kunnen gaan, waarbij men in Nederland voornamelijk isimo gebruikt, en in België isomo. Wat men dan weer historisch zou kunnen verklaren door te verwijzen naar de affiniteiten van de beide landen bij respectievelijk de EN of het FR taalgebieden. Op internet worden de beide termen alvast door elkaar gebruikt, al dient te worden vermeld dat de variant met ‘o‘ iets frequenter en vooral ook in ‘officiëler’ gebruik, opduikt (bvb. IVRO, IVIO en Isomo NV).

Wie weet meer?

bangelijk

Als je een Hollander (i.c. Joop van der Horst) een Vlaams (Barabants) dialectwoord laat verklaren, dan krijg je dergelijke onzin: Woord voor woord. Bangelijk. (DS 19/09/2005)

Onder scholieren heeft het woord ‘bangelijk’ tijdelijk een nieuwe betekenis. Of eigenlijk twee nieuwe betekenissen. Het kan door hen nu gebruikt worden in zinnen als […] “bangelijk goeikoop” […] En dat is dan “erg goedkoop”

(Dat zijn geen zinnen, meneer van der Horst, maar woordgroepen of zinsneden.) Over welke betekenis het gaat, wordt verder niet vermeld, maar goed, ‘bangelijk’ wordt hier gebruikt als versterkend element.

Verder kan het ook zelf de kwaliteit uitdrukken: “een bangelijk kapsel” is erg goed; “een bangelijk idee” is een uitmuntend idee.

Gezien er ‘verder’ staat, neem ik aan dat we het nu over de tweede betekenis hebben, en dan mag u me wel eens uitleggen wat het verschil is tussen beide betekenissen. Dat verschil is er namelijk niet, het zit hem enkel in het gebruik: de ene keer als bijwoord (adverbium), de ander keer als bijvoeglijk naamwoord (adjectief).

Dit is allemaal niets bijzonders, en het gaat vanzelf weer over. Binnen afzienbare tijd zelfs, want dan is bangelijk weer ouderwets en komt er iets nieuws. Misschien is het al weer weg voordat het in een woordenboek kan komen.

De reden waarom het niet in het woordenboek komt, is niet omdat het al gauw weer ‘ouderwets’ zou worden, maar omdat het gaat over een regionaal gebruik (misbruik?) van een woord. Ook twintig jaar geleden, toen ik op de schoolbanken mijn broek versleet, werd ‘bangelijk’ reeds gebruikt. Alleen gebruikten wij het niet op onze school, want naast het bourgeoisie-frans hanteerden wij een A(B)N doorspekt met sappig Gents waarin woorden zoals ‘wrie(d)’ (‘wried waais’) of ‘crimineel’ (‘zo nen crimineel wijzen cd maat’) werden gebruikt. In Antwerpen was alles ‘bangelijk’ of zelf ‘kei’ of ‘neig’ of een combinatie daarvan.

Soit. De rest van het artikel is vele keren interessanter dan bovenstaande dwaling, al ben ik er nog niet uit waar het nu juist over gaat. De auteur heeft het over actieve en passieve betekenis van de gebruikte woorden, maar het kan evengoed gaan over de tendens tot adverbiaal gebruik van de adjectieven (overgewaaid uit de Engelse taal).

U kiest zelf maar.

takelen is in!

Jawel: takelen is in! Dat heeft ook de Fransman geweten die gisterenochtend voor mijn poort stond. Met dank overigens aan de immer bereidwillige jongeman van Het Hotel™, die, in tegenstelling tot zijn eerder onbeschofte oudere collega, steeds meewerkt aan het localiseren van de onverlaat. Diezelfde jongeman ontdekte overigens dat de Fransman waarvan sprake (eigenaar van een Mercedes Klasse A) de achterruit had laten openstaan –wat hem vermoedelijk een extra boete heeft opgeleverd.

Dank zij DS ben ik ondertussen een beetje meer wegwijs geraakt in het (sic) takeldoolhof

  1. Wanneer mag een auto weggesleept worden?
  2. Mag een auto nog worden weggetakeld als de bestuurder intussen opduikt?
  3. Wie betaalt wie voor de takelkosten en hoeveel?
  4. Mag de takelfirma een auto bijhouden tot de bestuurder heeft betaald?
  5. Hoe wordt de bestuurder op de hoogte gebracht en geholpen?

Hm. Even dieper ingaan op dat laatste:

Er bestaat nergens een systeem dat de bestuurder al ter plekke informeert dat zijn auto weggesleept is. De afstand van de stallingsplaats van de voertuigen tot het centrum kan oplopen. In 62 procent van de gemeenten ligt die op 2,5 tot meer dan 5 kilometer ver. De bestuurder moet die afstand in 82 procent van de gevallen op eigen houtje zien te overbruggen, ook ’s nachts.

Hoe jammer toch. En zo makkelijk op te lossen: zorg ervoor dat u niet verkeerd geparkeerd staat. Wilt u per se toch voor die poort staan (om zomaar een willekeurig voorbeeld aan te halen), neem dan een paar regels in acht. Ten eerste: pretendeer vooral niet dat niet hebt gezien dat uw wagen voor een poort staat; die vijf stikkers zijn echt wel duidelijk genoeg. Ten tweede, staat u er maar heel kort, steek dan uw noodlichten aan (de vier knipperlichten); op die manier maakt u uw intenties duidelijk. Ten derde, laat een telefoonnummer of adres waar u op dat moment vertoeft –duidelijk lees- en zichtbaar– achter in uw wagen. En hoewel dat geen enkele garantie is dat u uw wagen nog steeds zult terugvinden waar u hem verkeerd hebt geparkeerd, vergroot het alvast uw kansen om takelkosten te vermijden. Maar laat ons duidelijk zijn: foutparkeren is out, takelen is in.

Bron: Welkom in het takeldoolhof (DS 15/09/2005). Vergeet toch maar uw woordenboek niet, beste DS redacteur. Doolhof is mannelijk, wat Onze Taal ook moge beweren. We zijn hier tenslotte niet in Nederland (de koe, hij geeft melk).

dool·hof (de ~ (m.))

  1. kunstig aangelegde tuin met kronkelpaden en doodlopende gangen => dwaaltuin, labyrint
  2. ingewikkeld stelsel van gangen, waarin men makkelijk kan verdwalen => labyrint
  3. ingewikkelde, complexe zaak => wirwar