de bron verschaft luisterplezier

Luisterplezier: een intermezzo.

Voorlopig ga ik niet dieper ingaan op versterkers (solid state vs tubes), luidsprekers of kabels (het belangrijkste aan een kabel is dat hij een zo klein mogelijke weerstand heeft), tenzij daar echt vraag naar is.

De keuze en samenstelling van uw set wordt sterk bepaald door de locatie waar ze zal gebruikt worden, en de manier waarop geluisterd wordt. Het lijkt mij serieuze overkill om in een woonkamer een High End systeem van 40.000 EUR te plaatsen, wanneer die ruimte slechts 3 op 4 meter groot is en/of de set alleen maar wordt gebruikt voor achtergrondmuziek. Het is uw geld natuurlijk.

Zelf (want dat lezen de mensen graag) luister ik op drie verschillende systemen: een B&O systeem in de studeer- en de slaapkamer; de iPod op de trein, en de Prima Luna (PL) set in de woonkamer. Het PL boeltje werd van de zolder naar beneden gehaald, omdat het daar momenteel te stoffig is (er wordt aan gewerkt).

Deze drie systemen klinken volledig verschillend. De PL set klinkt bovendien helemaal anders in de woonkamer dan toen ze op zolder stond (en daar stond/klonk ze veel beter). Alledrie hebben ze een verschillende functie.

De PL is kwalitatief de beste om naar te luisteren: de ruimte, het detail, het is allemaal aanwezig.

De B&O heeft het grootste gebruiksgemak (en is los daarvan ook gewoon verdomd goed): het geluid van de tv/dvd in de slaapkamer krijg ik net zo goed door de luidsprekers in de studeerkamer; en omgekeerd stuur ik het geluid van de cd-speler in die kamer net zo goed naar de luidsprekers en/of de tv in de slaapkamer.

De iPod is gewoon onmisbaar, al ben ik dringend op zoek naar een goede (gesloten) hoofdtelefoon (die toch relatief gemakkelijk mee te nemen is). Ik kan de witte Apple oortelfoontjes bijna niet meer verdagen, en hoewel ik verschrikkelijk tevreden ben van mij in ear Shure E2c oordopjes, zijn die niet aangenaam om voor lange tijd te gebruiken. (Tips zijn welkom.)

Aangeraden

Het is aangeraden zoveel mogelijk uw oor te luister te leggen. Ga naar concerten (bij voorkeur onversterkt) om er de klank van de instrumenten te leren kennen. Ga dan naar winkels om er hifi componenten te beluisteren.

(Wie geen tijd heeft om te luisteren, kan ik bijna blind (en doof) NAD aanraden. Ik heb er zelf jaren genot van gehad, en het merk staat nog steeds garant voor een uitstekende prijs/kwaliteit-verhouding.)

Afgeraden

Alles boven 2.1; hou het bij voorkeur zelfs bij 2.0 Klinkt als Chinees in de oren? 2.0 betekent zoveel als stereo (2 luidsprekers); de 1 na het punt staat voor een subwoofer. 5.1 gebruikt dus 5 luidsprekers en een subwoofer; bij 7.1 hebt u maar liefst 7 luidsprekers en een subwoofer. (Ja, er is ook 4.1 en 6.1)

Vergeet multi-channel audio; muziek beluister je beter stereo. Vergeet die subwoofer, u werkt er alleen de buren mee op de zenuwen. Besteed het budget dat u zou uitgeven aan 5.1 of 7.1 aan een 2.0 setup, en u komt per definitie uit op een beter geheel.

7.1 (en consoorten) gebruikt u alleen voor films. En dan bouwt u een heuse thuisbioscoop, voorzien van de nodige geluidsisolatie. M.a.w.: u maakt maar beter de nodige fondsen vrij om ‘the cinema experience‘ in huis te halen. (Geluidsisolatie is een reëel onderdeel van deze hobby. Anders begint u er maar beter niet aan.)

En ook nog

Blijf luisteren. Klinkt het goed, dan is het goed. Er is altijd beter (en duurder). Laat u niets wijsmaken, noch door verkopers die zoveel mogelijk omzet willen halen, noch door meer gefortuneerde ‘liefhebbers’ die eigenlijk alleen maar verantwoording willen afleggen voor het vele geld dat ze aan hun set hebben uitgegegeven, en daarom aan iedereen hetzelfde aanraden.

Vergeet niet dat de uitrusting ondergeschikt is aan de muziek.

de bron: de decodering

Eigenlijk is het heel eenvoudig: gans het verhaal is terug te brengen tot “gij moet vinden dat het goed klinkt”. Want uiteindelijk is het de gebruiker die tevreden moet zijn met het systeem dat hij zich aanschaft.

Zo eenvoudig is het echter nooit. Want de aanschaf van een systeem is afhankelijk van een aantal beperkingen. De ruimte waarin wordt geluisterd, de persoonlijke smaak én de ervaring van de luisteraar, en, in niet te onderschatten mate, het budget.

We maken het ons gemakkelijk, en vertrekken opnieuw van een concrete vraag:

Maar laten we er bij je volgende stukje van uitgaan dat de opname quasi perfect is of dat een perfecte opname naar een lossless formaat gekopieerd werd naar de Mac. Wat dan? Wat maakt jouw cd-speler tot zo’n goede lezer? Is er een hoorbaar verschil met het afspelen van lossless formaten via computer?

Strikt genomen? Ja.

Muziek wordt tegenwoordig digitaal opgeslagen. Zowel de cd als (al dan niet lossless) mp3/4 bestanden bestaat uit een serie eentjes en nullen, die op een of andere manier terug in muziek moeten worden omgezet. Als we uitgaan van lossless bestanden, is het in grote mate die omzetting die de kwaliteit van de muziek zal bepalen.

Daarvoor gebruiken we een DAC, een digital-to-analog converter, die de eentjes en nulletjes naar een analoog signaal (stroom) zal omzetten. Die stroom wordt in de versterker… versterkt, en naar de luidsprekers gestuurd. In dit proces zijn er dus minstens vier factoren waar we rekening mee moeten houden: (1) de omzetting van het signaal, (2) de versterking van het signaal, (3) de weergave van het signaal en (4) het transport van het signaal. Ik ga er niet té diep op in, en beperk mij min of meer tot de omzetting.

Waarom is mijn cd-speler beter dan uw (of mijn) mac? Hierbij zijn o.a. deze twee zaken van belang: jitter en de DAC. Het zijn alletwee verschrikkelijk technische zaken, waarbij door verkopers en het soort audiofielen dat liever over hun toestellen spreekt dan naar muziek luistert, met veel plezier met allerlei cijfers wordt gegoocheld. We laten die cijfers hier buiten beschouwing. (Een goede, min of meer technische, ‘introductie’ over jitter is te vinden bij TNT: DIGITabilis: crash course on digital audio interfaces.)

De DAC die in computers zit is (bijna) altijd minder goed dan de DAC in een cd-speler; bovendien zit er in de computer allerlei andere electronica die zorgt voor interferentie met een verder onafgeschermde DAC, wat resulteert in (soms) hoorbare storing in het audiosignaal. Ideaal is een scheiding tussen transport (de cd-lezer) en DAC. In dat opzicht is de G5 een van de betere bronnen, gezien de superieure digitale optische uitgang. Verbind dat met een goede DAC, en u bent al een heel eind op goede weg. Dus ja, het optisch signaal van de mac verbinden met een digitale versterker zorgt voor een beter geluid.

Nog beter is er een dedicated DAC tussen steken, en een analoge (normale) versterker gebruiken. Ook in een digitale versterker treden interferenties op de DAC door de andere eletronica. Bijkomend voordeel is dat als je ooit wilt upgraden, je niet alles moet vervangen.

Samengevat, het is niet alleen de lezer (die eigenlijk pas écht in High End ter sprake komt), maar voornamelijk de conversie die de kwaliteit van de muziek zal bepalen. En pas dan beginnen we aan zaken zoals versterking, weergave (luidsprekers) en transport (kabels).

Wordt vervolgd.

(Lees ook: Utilizing the G5 iMac Optical Output, Parts 1-3)

de bron: de encodering

OK Frederik, ge hebt er lang genoeg op mogen wachten. Het belang van de bron, en ander audiofiel gezwets; ttz eerst een antwoord op de vragen, en dan zal ik mijzelf verliezen in verdere uitleg. Deel 1: de encodering.

1. Wat verlies ik?

Ik zet cd’s quasi onmiddellijk om naar AAC met iTunes (256Kbs). Ik luister nagenoeg nooit naar de cd’s zelf, behalve in de auto.

Met andere woorden: wat verlies ik?

In de auto? Niets. Daar kunt ge net zo goed nog sterker gecomprimeerde MP3’s afspelen. De auto is geen ideale plaats om goed naar muziek te luisteren. Gelukkig maar, de auto is om te rijden, en de aandacht dient naar het verkeer te gaan, en niet naar het muziek. Maar dat was uw vraag niet.

Wat verlies je met de omzetting van cd naar AAC. Detail (dat is het antwoord, geen statement). AAC (Advanced Audio Coding) is een lossy compression; vergelijkbaar met JPG voor beelden: bepaalde informatie wordt als ‘minder belangrijk’ beschouwd, en achterwege gelaten. M.a.w. je verliest altijd iets. Beter is om je cd’s om te zetten naar een lossless formaat, zoals Apple Lossless of FLAC. Die comprimeren het oorspronkelijke bestand ook, maar zonder kwaliteitsverlies.

Of je het nu hoort of niet, lossless is altijd beter, omdat men (normaal gezien) achteraf nooit meer de cd’s opnieuw zal moeten rippen: u kan voor verdere bewerkingen altijd opnieuw van de volwaardige opname vertrekken. Edoch.

2. De cd

Maak uzelf niets wijs.

Ten eerste is ook de muziek op een cd gecomprimeerd (aaargh! shocking!). Een audio cd beantwoordt aan de Red Book standaard (zou moeten beantwoorden, want al die copy controlled toestanden beantwoorden daar niet aan), en die is geëncodeerd volgens dit principe: 2-channel 16-bit PCM clocked at 44100 Hz ofte 1411.2 kbit/s (meer dan 10 MB per minuut). Vergelijk dat met de 256 kbit/s van die AAC, en ge snapt meteen waarom ik toch maar de lossless compression suggereer.

Ten tweede, los van de technische beperking op de encodering, is er ook nog de kwaliteit van de opname zelf. Ik ga daar niet te diep op ingaan, veel kunnen we er toch niet aan doen, maar wees u ervan bewust dat cd’s tegenwoordig heel vaak lijden aan over-engineering. Zeer interessant is bijvoorbeeld The Record Effect: How technology has transformed the sound of music (gepubliceerd in The New Yorker, vorig jaar).

Volgende aflevering: de decodering. (Heb ik iets gemist, is er iets niet duidelijk, hebt u verzoekjes? Al ben ik Lutgard Simoens niet, uw reacties zijn zeer welkom.)

Walk the Line

I keep a close watch on this heart of mine
Because you’re mine, I walk the line

Walk the Line is zeker niet een film die je moet gezien hebben. Anderzijds, en met veel meer nadruk dan wat ik eerst verkondigde, zal je maar liever naar Walk the Line gaan kijken dan een heleboel andere films. Al klinkt dat misschien een beetje gratuit.

still from the movie

Walk the Line is een biopic. Het antwoord op de vraag in hoeverre de gebeurtenissen in de film gedramatiseerd werden, moet ik u schuldig blijven, maar weet wel dat voor het scenario van de film beroep werd gedaan op het boek Cash: An Autobiography geschreven door Cash zelf met de hulp van Patrick Carr (redacteur van Country Music magazine).

De film begint heel traditioneel en een beetje wanhopig over de invloed van een tirannieke vader op de jonge Cash. Net wanneer het verhaal dreigt vast te lopen in een al té clichématige biografie, is het vooral Cash’ eerste huwelijk dat vastloopt, terwijl met zijn carrière ook de film een versnelling bijsteekt. Het eerste deel van de film kan dan ook beschreven worden als voornamelijk een brave rock ’n roll-film zoals we die een tiental jaar gelden nog ingelepeld kregen. In het tweede deel wordt het pas echt interessant.

still from the movie

Cash kent twee obsessies: drugs en June Carter. En het is de manier waarop deze driehoeksrelatie in beeld wordt gebracht, die de film net dat ietsje beter maakt dan verwacht. Het blijft een ietwat brave, traditionele film, maar het is tevens een zeer geschikte introductie tot het werk van Johnny Cash. Reese Witherspoon schittert bovendien in de rol van June Carter, meer nog dan Joaquin Phoenix als Johnny Cash.

Beide acteurs hebben de liedjes zelf ingezongen, en dat maakt de soundtrack tot hetzelfde kaliber als de film. Zowel Phoenix als Witherspoon blijken over enig zangtalent te beschikken –de cd is meer dan beluisterbaar, en in de film zijn ze zeer overtuigend. Dat ze in de film zelf zingen, biedt overigens een niet geringe meerwaarde aan hun vertolking op het doek.

Anders wordt het wanneer we de soundtrack vergelijken met opnames van Cash zelf. De aarzeling in de stemmen van Phoenix en Witherspoon wordt dan echt wel duidelijk, net zoals we de overtuigende bezieling van Cash missen. Gelukkig worden we –in het zog van de film– overspoeld met een hele hoop (soms spotgoedkope) Cash cd’s, maar als u bereid bent wat geld uit te geven, kan ik u de box Johnny Cash – The Legend aanraden (te vinden voor minder dan 50 EUR). Deze compilatie werd gereleased in 2005, en biedt een thematisch overzicht (verspreid over 4 cd’s –zeer toepasselijk aan weerszijden zwart) van Cash’ werk (zie ook deze enthousiaste bespreking).

Tijd om nog eens met uw lief naar de cinema te gaan?

Walk the Line van James Mangold met Joaquin Phoenix en Reese Witherspoon, vanaf woensdag te zien in Kinepolis (Decascoop aan Ter Platen).

(Deze entry is ook terug te vinden op gent.blogt)

waanzin

Het concert, vrijdag in De Bijloke, was inderdaad boeiend. Meer zelfs, het was een van de meest verfrissende ‘klassieke’ concerten in lange tijd.

(Vermoedelijk had ik mij iets te blind gestaard op Pink Floyd, de noemer symfonische rock, en vervolgens de associatie met klassieke-muziek-rock uit de jaren ’80. U weet wel, Mozart met rockgitaren, synthesizers, en misschien ook wel Berdien Sternberg. In elke geval had ik enige reservaties bij het concept.)

Soit. Het was met Gert Keunen, en dat had eigenlijk al een belletje mogen laten rinkelen. Gert Keunen: is de man achter Briskey (Cucumber Lodge); heeft gespeeld met (o.a.) Peter Vermeersch en Bart Maris (speelt mee in Briskey); is auteur van het Pop! boek. Op Blue Note deze zomer, heb ik hem nog zien optreden, samen met o.a. Isolde Lasoen die ook nu weer achter de drums plaatsnam (en daar kwijlde weer de helft van de Gentse mannelijke populatie, volgens een niet nader genoemd iemand van GB). Maar Keunen herkende ik pas toen ik hem achter het mengpaneel bezig zag.

Het was een zeer geslaagd concert. Kort (té kort misschien), maar krachtig, en daardoor had het ook meteen iedereen mee. Veel jong volk in de zaal, overigens, en zelfs een aantal buitenlanders. Achteraf heb ik een aantal mensen gesproken die Pink Floyd live hadden gezien (zelfs iemand die korte tijd roadie was geweest), en ook zij waren zeer te spreken over wat ze gehoord hadden.

Keunens Pink Floyd project bestaat al sinds 2004, en ik weet niet in welke mate dit een herwerking of herneming was. Het smaakte in elk geval naar meer.

raw fish

Ewout Pierreux (iii) Vorige week werden we vergast op een première bij Opatuur: een duo tussen Ewout Pierreux en Bart Van Caenegem, die afwisselend eerste en tweede set resp. speelden op piano en Fender Rhodes. In mijn nieuwbakken concertlijst heb ik het een volmondige drie sterren gegeven, waarmee ik maar wil aangeven dat de afwezigen alweer ongelijk hadden. Er werd opnieuw veel geïmproviseerd, maar na een korte opwarming was het duidelijk dat beide spelers naar elkaar toegroeiden en tegen het begin van de tweede set waren ze bijna volledig op elkaar ingespeeld. Het is verbazingwekkend wat goede muzikanten kunnen aanvangen met jazzwerk zoals ‘round midnight en solar.

‘We worden eigenlijk nooit samen gevraagd’, zei Van Caenegem nog, en ik denk niet dat ik de enige was die dat jammer vond. Het applaus was dan ook uitbundig, en zoals het betaamt –maar ik had het na een jaar Opatuur daar nog niet meegemaakt– kregen we een encore.

Morgenavond (zeg niet dat ik u niet tijdig waarschuw) kan u bij Opatuur kennis maken met de Rawfishboys: Joachim Badenhorst (sax & klarinet) en Brice Soniano (contrabas). Voor mij onontgonnen terrein, maar Badenhorst zit een tijdje in Gent: u hebt hem gisteren aan het werk kunnen zien in het S.M.A.K., morgen dus bij Opatuur, en dinsdag in de HotclubdeGand (waar hij nog een paar keer te horen is deze maand, evenals in de Antwerpse Hopper). Ik hou u op de hoogte.

(Deze entry is ook terug te vinden op gent.blogt)

De Morgen Jazz

Hoe zit het nu met die jazz cd’s van DM? Een koopje toch?

Natuurlijk wel. Ik ben ook best te vinden voor dergelijke acties, omdat het een bepaald onderwerp bij een breder publiek kan introduceren.

Zou (zal) ik ze zelf kopen? Nee. Ik ben geen fan van dergelijke verzamelboxen. Meestal bevatten ze gewoon ‘goedkoper’ werk (waarbij goedkoop niet slaat op de kwaliteit van het werk, maar wel op de kostprijs die moet worden betaald voor de rechten op de verkoop/verdeling), en ben je beter af met een aantal full price cd’s die representatief zijn voor het oeuvre van de muzikant. Het probleem hierbij is natuurlijk: waar vind ik die. En op die manier is zo’n actie van DM zeer interessant voor wie al een beetje in jazz is geïnteresseerd. (Al gaat het hier voornamelijk over ‘oudere’ jazz.)

Moet ik mij daarvoor op DM abonneren of gedurende 20 weken trouw die krant kopen? Mogelijks niet. Als Vincent’s opmerking (van een tijdje geleden) klopt, moet je de cd’s bij Standaard Boekhandel kunnen afhalen zonder ook maar één krant te kopen. Zonder aankoopverplichting, heet zoiets.

BTW, op Jazzforum is er een interessante discussie aan de gang over de actie.

En over verzameldozen gesproken: zelf was ik nogal te spreken over de ECM :rarum serie. Een doos met Selected Recordings I-VIII met de eerste acht cd’s in de serie (werk van Keith Jarrett, Jan Garbarek, Chick Corea, Gary Burton, Bill Frisell, the Art Ensemble of Chicago, Terje Rypdal, and Bobo Stenson) is te koop voor 90 EUR volgens hun site of 120 EUR volgens Amazon. Wel een pak duurder dan de DM cd’s.

concerten 200601

0 te vermijden / * slecht, maar beluisterbaar / ** goed / *** zeer goed / **** fantastisch

  1. Frederik Leroux Quartet / 08-01-2006 / Opatuur, Gent / ***
    Degelijke muziek van een uitstekend quartet. Weinig verrassend misschien, maar des te aangenamer om naar te luisteren.
  2. Robin Verheyen & Harmen Fraanje / 15-01-2006 / Opatuur, Gent / ****
    Schitterend concert, was ik diezelfde avond nogal lovend over.
  3. Anima Eterna: Mozart / 20-01-2006 / De Bijloke, Gent / ***
    Het doet deugd eens een Mozart zonder al te veel franjes te horen. Noten zijn noten en geen gekletter. Cfr het populaire deuntje uit het 21e pianoconcerto waar enige ingehoudenheid de muziek er alleen maar beter op maakt. (Zie ook: twee maal bijloke)
  4. Battistelli – Rota – Stravinsky – Tippett / 24-01-2006 / De Bijloke, Gent / *(*)
    Het werd Tippett – Rota – Battistelli – Stravinsky, en ik vond de vertolking maar flauwtjes en soms haperend. (Zie ook: twee maal bijloke)
  5. Ewout Pierreux & Bart Van Caenegem / 29-01-2006 / Opatuur, Gent / ***
    Een duo in première, op piano en Fender Rhodes. ‘We worden eigenlijk nooit samen gevraagd’, zei Van Caenegem tijdens het concert. Wat een zonde.

Leck mich im Arsch

“Papa, we hebben vandaag naar een stukje van de Toverfluit van Mozart geluisterd op school tijdens de muziekles. Wij gaan daar toch naartoe hé, naar die voorstelling in de opera? Toe?”

Huh. Het sprak hem duidelijk aan.

– Dat wil lukken jongen. Papa heeft net een CD met muziek van Mozart gekocht vandaag. Als je wil kunnen we er straks samen naar luisteren. En ja, we hebben al kaartjes voor de Toverfluit.

Anderhalf uur later liep het tegen half acht. Hij had flink gegeten (“vlug papa, want ik wil karrewiet nog zien”), en had hij zitten griezelen bij Blue, en zat hij halfweg Ed, Edd en Eddy toen Tessa thuiskwam. Waarop hij de ganse schooldag opnieuw uit de doeken deed.

“We moesten de plank in het water zo vasthouden, en dan met ons hoofd zo” –waarop hij zijn hoofd tussen zijn horizontaal gestrekte armen in het denkbeeldig zwembadwater dompelt– “onder water steken. En dan zo weer bovenkomen” –vertelde hij, om onderwijl proestend weer naar adem te happen.

Tot hij aan het onderdeel Mozart kwam.

“Papa we moeten nog naar die CD luisteren!”, zwierde hij mij met licht verwijtende blik naar het hoofd. Hij drukte de TV uit en duwde me de CD in de handen. “Allez!” moedigde hij me aan.

Bl!ndman viel echter niet in de smaak. Het is ook niet meteen een cliché frivole Mozart, hoewel ik canons en fuga’s altijd verschrikkelijk speels heb gevonden. De stukken op Mozart Machine stammen bijna allemaal uit de Weense periode, waarin Mozart onder de invloed van Bach en Händel is gekomen.

“Wanneer speelt hij piano?”

– Huh. Niet op deze CD jongen. Het is alleen zang en saxofoon. (Een saxofoon die ze verdomd goed als een orgel laten klinken.) Wacht.

Ik leg het allegretto uit de pianosonate in A majeur (K.331) in de CD-speler, beter bekend als Alla turca, door Andreas Staier op pianoforte. Hij straalt. “Amai die meneer kan nogal piano spelen.” Met tegenzin gaat hij slapen.

Ondertussen geniet ik van Bl!ndman. Leck mich im Arsch is een canon in B voor zes stemmen (K.382c), door Eric Sleichim getransponeerd naar vier stemmen en twee saxofonen. Schrijft een recensent met getuite lippen (Mozart in een Blindman-jasje, DS 30/01/2006):

Maar van te veel respect hoef je Mozart niet te verdenken: hij wentelt zich in deze werken ook al eens in platte componistenhumor, nergens zo opvallend als in de befaamde KV382c, waar zeer geleerd contrapunt de allesbehalve hoogstaande tekst “Leck mich im Arsch” meekrijgt. (De vertaling besparen wij u).

“Ge kunt mijn gat kussen!”, beste recensent.

Leck mich im Arsch,
laßt uns fruh sein!
Murren ist vergebens!
Knurren, Brummen ist vergebens,
ist das wahre Kreuz des Lebens.
Das Brummen ist vergebens.
Drum laßt uns froh und fröhlich sein!

Vrij vertaald: zaag niet zo en geniet van het leven. Voorwaar een fijne boodschap.

Het allegretto (‘alla turca‘) uit de pianosonate in A majeur (K.331) staat op Mozart: Piano Sonates, gespeeld door Andreas Staier; ‘Leck mich im Arsch‘ is terug te vinden op de nieuwe CD van Bl!ndman, Mozart Machine. Twee aanraders, al gaat mijn voorkeur uit naar Bl!ndman plays Bach. Zelfde uitvoerder(s), andere componist (u had het al begrepen).

twee maal bijloke

Vorige week mocht ik genieten van Jos van Immerseel en Anima Eterna, terwijl het er eergisteren eerder stuntelig aan toe ging met Luca Pfaff en het Symfonisch Orkest van de Vlaamse Opera. Tsja, enige toelichting.

Van Immerseel bracht Mozart met Anima Eterna. Het concert was uitverkocht, en met reden. Van Immerseel geniet ondertussen grote (en verdiende) faam in het klassieke wereldje, ondermeer door zijn naar authenticiteit strevende opvoeringen van muziek. Mozart was een van de eerste componisten die hij op die manier aanpakte.

De opvoering was voorspelbaar van grote kwaliteit (voor dergelijke voorspelbaarheid teken ik graag). Het deed deugd om de populairdere deuntjes uit het 21 Pianoconcerto en de 40e Symfonie op een dergelijke, heldere, manier te mogen beluisteren. Weg was de notenbrij zoals we die kennen van Richard Clayderman (om maar eens een extreem tegenvoorbeeld te geven). Elke noot werd afzonderlijk gespeeld, gespeend van de gebruikelijke klef-romantische overdrijving.

Eergisteren lag het niveau beduidend lager. Onder het mom ‘een Rota-opvoering laat je niet zomaar links liggen’ had ik te elfder ure nog een ticket voor de voorstelling gekocht. De vertolkingen waren helaas nogal inspiratieloos, en op een ludieke interventie na zat er zelfs maar weinig animo in de Strada-suite van Rota. De volgorde waarin de stukken werden gespeeld, was bovendien gewijzigd waardoor we niet Battistelli – Rota – Stravinsky – Tippett te horen kregen, maar wel Tippett – Rota – Battistelli – Stravinsky. Dat was geen goede zaak. Tippetts muziek is niet meteen de meest toegankelijke, en mede daarom ook niet aangewezen om een avond mee te openen. Weinig durf in de interpretaties. Jammer.

Tips voor de melomaan: