geflitst

Die flitsfotografie is nog goed uitgedraaid, deze week. Drie dagen ben ik telkens een paar keer over een weer een enkele meetings binnengedrongen om foto’s voor de corporate image library maken. Die beelden mag ik hier niet publiceren natuurlijk, maar er zaten er zeker een aantal geschikte tussen. Bedankt voor de tip, Bert; de Brusselse plafonds hebben nog nooit zoveel licht gezien.

Soms kriebelt het, om wat te experimenteren met kunstmatig licht. Zeker nu ik met de Yashica wat meer geposeerde beelden wil maken. Enfin, u hoort het wel.

(Canon EOS 400D, 800 ISO, 18mm, f/5.6 1/4000s – JPEG only)

Bovenstaand beeld is een in zijstraat naast de werkplaats, op weg naar een meeting in dat gebouw aan de rechterkant. Interessant, niet. (Erm, wacht, die woorden moesten in omgekeerde volgorde staan.)

C-41

Vraagt Djivy: Die Portra BW, is dat 120 zwart-witfilm voor in C41?

Jawel! Ik heb altijd al een boontje gehad voor die zwart-wit C-41 films, net omwille van hun breed bereik. Ge kunt er bijna niet verkeerd mee belichten.

Een beetje uitleg voor de niet analoge-fotomedemensen. Heel (maar dan ook heel) erg veralgemeend zijn er –volgens ontwikkelingstype– drie soorten film waarmee de meeste mensen bekend zijn: zwart-wit, kleur, en dia, met elk dus hun eigen ontwikkelingsprocédé. Zwart-wit is met voorsprong het gemakkelijkste te ontwikkelen, met slechts vier stappen, waarbij je moet ontwikkelen, stoppen, fixeren, en spoelen. De andere twee type films geef je binnen in een fotolab waar je bij voorkeur een goede relatie mee opbouwt, en waar ze de films onder optimale omstandigheden kunnen ontwikkelen.

Heel diep ga ik daar verder niet op ingaan, maar wegens het succes van de kleurenfilm raakten de zwart-witfilms moeilijker verkocht aan de consument, en was het dus niet langer rendabel voor de kleine locale fotolabs om zwart-wit te ontwikkelen. Terwijl je kleurenfilms binnen de 24u (vaak zelfs dezelfde dag) ontwikkeld en geprint terug kunt krijgen, dienen de zwart-films naar een extern lab gestuurd te worden, en moet je daar soms een paar dagen wachten op het resultaat. Een aantal filmmakers hebben dan een chromogene zwart-witfilm op de markt gebracht, die ontwikkeld kan worden volgens hetzelfde procédé als de kleurenfilm (C-41).

Nadeel van C-41 type films is dat ze minder lang meegaan dan zwart-witfilms of diafilms (zeker kodachromes, waarvan wordt verteld dat ze makkelijk 150 tot 200 jaar kleurvast blijven vs C-41 die ‘slechts’ 50 jaar goed blijven). Voordeel van de C-41 is dat ze (veelal) vergevingsgezind zijn wat betreft belichting en dus zeer breed inzetbaar zijn.

Er waren eigenlijk twee fabrikanten met zo’n chromogene (ofte C-41) zwart-witfilm: Kodak en Ilford (Fuji had er ook een, maar die heb ik nooit geprobeerd). Ik ben niet zo’n fan van Ilford, maar heb hun XP2 wel een paar keer geprobeerd om met het Kodak equivalent te vergelijken. Mijn voorkeur ging toch al gauw uit naar de Kodak T400CN. Tot de productie daarvan werd stopgezet, en ik Portra BW moest gebruiken, tot alle Kodak C-41 zwart-witfilms precies werden vervangen door BW400CN.

Het antwoord is dus, dat ik mij heb vergist, dat het geen Portra is maar wel de BW400CN, maar dat het inderdaad een C-41 film is. En dat ik die graag gebruik omwille van de grote exposure latitude én het feit dat ik de film binnen de 24u ontwikkeld en gescand terug kan krijgen. (Of ik zou een scanner moeten kopen en terug zelf ontwikkelen. Maar voorlopig is het goedkoper en sneller op de C-41 manier.) Al heb ik ook altijd een paar Trixen in huis, en ben ik fan van de Fuiji Neopan 400.

filmpkens

Grmbl. Ik ben een beetje gedoemd met mijn analoog materiaal, zo schijnt het. Gisteren was ik voor de tweede dag op een rij richting Zuid vertrokken om er foto’s te maken van het aartslelijke plein, maar ook van de ellenlange banken in het park zelf. Mijn fototoestel had ik beide keren alvast mee, net zoals de netjes uit de koelkast gehaald film.

Wat ik evenwel beide keren thuis was vergeten, was de lichtmeter. Ik heb nog even getwijfeld om de sunny 16 rule toe te passen, maar ik vertrouwde mezelf niet echt, en was absoluut nog niet bekend met de eigenschappen van de Fuji Pro160C film die ik had meegenomen. Ik had er natuurlijk de Portra BW op kunnen steken, een zwart/witfilm met een heel breed bereik, maar ik wou per se kleur. Geen foto’s dus, maar ik vestig opnieuw al mijn hoop op het weekend. Zondag is het Erfgoeddag!

En vanavond krijg ik hopelijk mijn twee films van dit weekend te zien. Hoewel ik gisteren ruimschoot op tijd in de winkel stond, waren ze ontwikkeld noch gescand wegens ’te druk’.

Het was een beetje een verwarde dag, gisteren.

Henri met vlindernet

Dr. Livingstone

(Yashica-Mat, 80mm f/3.5, Fuji Pro400H, 400ISO)

Mijn eerste 120 kleurenfilm. Morgen mag ik de volgende twee ingescand en geproofdrukt afhalen. Gisteren heb ik meteen ook vier nieuwe gekocht, twee Fuji PRO160C (contrastfilm) en twee Fuji PRO160S (saturatie). 160 ISO film, wat handig is voor fellichte dagen zoals deze, en met een fototoestel met maximale sluitertijd van 1/500s.

Bovendien is 12 foto’s per film echt wel ideaal (gewone kleinbeeldfilm koop ik ook altijd in 24 exemplaren ipv 36).

corporate photography

“Bruno,” zei collega E. terwijl hij een fototoestel in mijn handen duwde, “jij gaat wel eens foto’s nemen van die meeting zeker? ’t Is wel een spiegelreflex, heb je daar als eens mee gewerkt?”

“Hebben we een programma om RAW foto’s mee te editeren”, vraag ik hem nog.

“RAW nee jong, maar maak die foto’s gewoon in jpeg. Dat is veel beter én gemakkelijker”, legt hij me uit.

*zucht*

Toen collega E. mijn bureau uitstapte, hield ik in mijn handen een loodzware Canon EOS 400D.

Loodzwaar, Bruno? Is zo’n 400D niet compact en licht dan? O jawel. Maar niet als er een Sigma 28-200mm F3.5-5.6 DG MACRO aanhangt en er een Speedlite 580EX bovenop geschoven werd.

Die 400D is niks voor mij. Het ding is veel te klein, ik kan hem met moeite vasthouden, dus ik vraag me al niet af wat er zou gebeuren als ik er een EF 70-200mm f/2.8L IS USM op zou draaien. Ik zie het toestel –en erger: de lens– zo al uit mijn handen glippen.

Los daarvan heb ik nul ervaring met flitsers –die dingen irriteren mij altijd mateloos– en is de lens bovendien bezwaarlijk lichtsterk te noemen. Zeker niet voor gebruik in een gedimd auditorium.

“Ik zet hem wel altijd op Av,” zegt collega E. nog als ik hem zeg dat het echt mijn ding niet is, “en al de rest op auto. Auto ISO, auto flits, auto sluiter, auto alles!”

Collega E. is overigens best een aimabel persoon, die met iets te veel verscheiden zaken wordt opgezadeld. “Niet dat ik je wil opjagen”, komt hij mijn bureau binnen, “maar je zou best wat meer tijd in die meeting moeten doorbrengen om foto’s te nemen. Gewoon mikken en afdrukken hoor.”

de eerste lichting

De Doktor

Het Lief Het Instituut Ketelvest

Dit is de eerste lichting: Kodak TriX film, 400ISO. Maar er is iets misgelopen in het lab. Die verticale strepen, dat was namelijk niet de bedoeling. En nee, het ligt niet aan het toestel, want ik heb nadien een kleurenfilm gebruikt, die werd bij mijn fotomeneer zelf ontwikkeld (vs het externe lab), en daar is niets mee mis. Enfin, er zitten geen strepen in, de rest is voor de rekening van de fotograaf (het resultaat daarvan krijgt u één dezer te zien).

De negatieven worden teruggestuurd, dus waarschijnlijk krijg ik én een nieuw filmpje gratis én mijn ontwikkeling terugbetaald. Nog een geluk dat het maar om ’te testen’ was. En laat het niet meer gebeuren hé, lachte hij groen.

bijgeïnkt

Tattoo touch-ups

(D70, 400 ISO, 50mm, f/2.8 1/50s)

Terwijl u vandaag buiten doorbracht, zat ik in een geairconditioneerde tattookamer voor de finale touch-ups van mijn Draak. De schubben zien er nu weer heel donker uit, maar binnen een paar dagen is dat verbleekt om weer een mooi geheel te vormen met de rest –nu met meer dimensie in de tekening. (Zelfportret in de spiegel.)