Die zag ik niet aankomen

Twee (heel) prille twintigers poten een tank van een Mercedes (een GLK of een M) voor mijn poort, en plannen een bezoekje bij mijn buurman, de gynaecoloog. Ik zucht, open het vensterraam, en spreek mijn gewoonlijke begroeting.

“Excuseer, maar u staat voor een poort.”

“Ja, maar ’t is niets, we moeten gewoon bij de dokter zijn.”

Zucht. Natuurlijk is het ‘niets’ voor u, juffrouwkes, maar ge staat wel voor mijn poort, denk ik.

“Dat geloof ik graag,” zeg ik luidop, “maar kijk: daar en daar en daar en daar heeft u plaats om uw voertuig te parkeren, zonder iemand te hinderen.” Hulpvaardig als ik ben, wijs ik naar een paar plaatsen, waarvan er twee aan dezelfde kant van de straat (een meter of vijf of tien ver), en twee aan de overkant van de straat liggen.

“Moet ge weg misschien? Hé? Moet ge nu weg? Nu, nu, nu, nu, nu?!”

“Kan u gewoon even uw voertuig verplaatsen?”, antwoord ik luchtig, “Er is plaats genoeg hé?” Ik plak er een sprankelende glimlach achteraan.

“Nee, maar, moet ge weg soms? Wij moeten gewoon bij de gynaecoloog zijn. Hé? Moet ge nu-nu-nu-nu-nu weg?”

Ik blijf vriendelijk glimlachen. “Als u zich gewoon even wil verplaatsen. Het was al gebeurd op de tijd dat wij deze conversatie nu hebben.”

“Weet ge wat ik gewoon zou willen doen?”, bijt de juffrouw mij toe, “een kogel door uw kop schieten.” En als ze op haar voertuig afstapt voegt ze eraan toe: “meer dan één zelfs.”

Terwijl ze haar wagen drie huizen verplaatst, spreekt plots ook haar vriendin, die aan de voordeur van buurman blijft wachten. “En ik zou meehelpen.”

Moegetergd

Geachte heer Termont,
Beste Burgemeester,

Ik had u al veel vroeger willen schrijven, maar vond telkens een excuus om dat uit te stellen. (Zo wou ik u bijvoorbeeld niet storen tijdens de zomervakantie, en wou ik even later niet opportunistisch overkomen tijdens de verkiezingen.) Een incident dat gisteren uitmondde in fysieke agressie, was echter de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen.

Waarover gaat het? Wij wonen in de Koning Albertlaan, één van de verbindingswegen tussen de binnenring en het Sint-Pietersstation. Toen wij hier kwamen wonen werden de twee helften van de straat van elkaar gescheiden door een mooie haag in het midden van de trambedding. Tijdens de heraanleg van de Albertlaan in 2005 verdween die haag, maar we kregen er wel mooie bomen voor in de plaats en een fluisterbedding voor de tram. Parkeren in de straat is altijd een beetje problematisch geweest, maar sinds het betalend parkeren werd ingevoerd, verminderde de parkeerdruk voor de buurtbewoners aanzienlijk. Wij hadden daar sowieso geen last van: aan (in) ons huis is een garage, en wij stallen onze wagen altijd binnen.

Helaas werd tijdens de heraanleg geen rekening gehouden met de (on)zichtbaarheid van de garages in de straat. Voor de toevallige bezoeker –en al zeker de toeristen die even verder in het hotel verblijven– lijkt het alsof er overal parkeerplaatsen zijn, en er wordt in onze buurt dan ook duchtig getakeld. Voor de aardigheid heb ik het eens bijgehouden in september: er waren elf voertuigen waarvoor ik de politie heb moeten bellen –dat zijn alleen de instanties waarop ik weg moét (er waren er veel meer die getracht hebben voor onze poort te parkeren of die ik gewoon ‘heb laten staan’).

De psychische stress die deze situatie met zich meebrengt, is niet gering. Als we weg moeten, dan zijn we verplicht angstvallig de straatkant in de gaten te houden, want het is al menigmaal gebeurd dat we ergens met vertraging zijn toegekomen, of een gelegenheid hebben gemist, omdat er plots iemand voor onze poort had geparkeerd. Mijn vrouw is arts, en op de momenten waarop zij van wacht is, moet ze te allen tijde met de wagen wegkunnen –zij kan de extra stress in die periodes best missen. De politie doet haar best, maar wij moeten minstens een uur rekenen van het moment waarop we naar de politie bellen, tot het moment waarop wij met de wagen het huis kunnen verlaten.

Poortprobleem door Bruno Bollaert

Wij hebben ooit de Verkeerstechnische Afdeling (nu Bureau Verkeerstechniek) gecontacteerd met het verzoek wegmarkeringen aan te brengen die duidelijk zouden maken dat er niet voor de poort geparkeerd mag worden. We hebben toen een brief teruggekregen met de mededeling dat een inspecteur de situatie ter plaatse was komen bekijken, en dat die geconstateerd had dat er voor de poort niet mocht geparkeerd worden en dat het kleine stukje links van de poort (rechts op de foto hierboven) te klein was om een wagen op te parkeren. En dat zij dus niets voor ons konden doen.

Die vaststelling is vanzelfsprekend niet onjuist. Maar zij verhelpt niet aan het feit dat men steeds voor onze poort blijft parkeren.

Poortprobleem door Bruno Bollaert

Het kan ook anders. Een beetje verderop, in de Baliestraat, doet zich een vergelijkbare situatie voor (zie foto hierboven). Daar heeft men niet alleen het ‘onparkeerbare stuk’ gearceerd, maar toen dat alléén het probleem niet oploste, heeft met daar een paaltje bijgeplaatst, zodat het fysiek onmogelijk is geworden om daar een voertuig te plaatsen.

Wij zouden u graag willen vragen of het niet mogelijk is een dergelijke oplossing ook bij ons toe te passen. Bij voorkeur met twee paaltjes, aan weerszijden van de poort, waardoor het onmogelijk wordt om er te parkeren (zoals u op de foto kan zien, zal één paaltje niet volstaan). Wij zijn bovendien ten zeerste bereid om zelf voor een oplossing te zorgen, door op die plaats bijvoorbeeld bloembakken te plaatsen (voorzien van reflectoren voor de zichtbaarheid), wat meteen zorgt voor extra groen in de straat.

De situatie is bijzonder onaangenaam en heeft een beduidende impact op onze levenskwaliteit. Fysieke agressie blijft gelukkig een uitzondering. Sinds de voltooiing van de werken in de Koning Albertlaan –toen de problemen zijn begonnen– hebben er zich hooguit drie gevallen van fysieke agressie voorgedaan, gisteren inbegrepen. De gevallen van verbale agressie zijn helaas niet meer te tellen. Ook de psychische druk is niet te kwantificeren. We zijn ervan overtuigd dat met een paar kleine ingrepen, dit probleem helemaal van de baan kan zijn (vergeef mij de woordspeling).

Alvast bedankt om dit te lezen.

Met vriendelijke groeten,

–bruno. (en Tessa en Henri)

Verkeerd geparkeerd in september

Laat ik het eens een maandje bijhouden –maar dan alleen die voertuigen die effectief getakeld worden, en niet alleen die oenders die proberen voor onze poort te parkeren, maar waarvan ik het bij toeval tijdig zie zodat ik ze kan wegsturen. En hun 250 euro kan besparen –zoveel kost het immers, om uw wagen terug te krijgen (boete, takelkosten, etc.). Ik heb het allemaal op instagram gezwierd, maar ik wou wel eens een overzichtje.

Iemand vroeg of mijn poort wel duidelijk genoeg vermeldt dat ge daar niet moogt parkeren, dus ik heb er maar een foto van de poort bij gezwierd ook.

Verkeerd geparkeerd door Bruno Bollaert Verkeerd geparkeerd door Bruno Bollaert Verkeerd geparkeerd door Bruno Bollaert

Verkeerd geparkeerd door Bruno Bollaert Verkeerd geparkeerd door Bruno Bollaert Verkeerd geparkeerd door Bruno Bollaert

Verkeerd geparkeerd door Bruno Bollaert Verkeerd geparkeerd door Bruno Bollaert Verkeerd geparkeerd door Bruno Bollaert

Verkeerd geparkeerd door Bruno Bollaert Verkeerd geparkeerd door Bruno Bollaert Verkeerd geparkeerd door Bruno Bollaert

Goed voor 2.750 euro.
(Misschien moet ik die foto’s laten afdrukken, en dan beneden achter het venster hangen, met het bedrag van de takelkosten erbij…)

PDM 472

Peugeot 407 sw PDM-472 door Bruno Bollaert

Elke week komt de eigenaar van dit voertuig, een gepensioneerde meneer vergezeld van een exotische liefde, zijn dochter die hier een paar huizen verder op kot zit, afzetten. Niet dat het mijn zaken zijn, van dat exotisme of van die dochter. Helaas insisteert hij telkenmale om zijn voertuig voor onze poort achter te laten –zonder knipperlichten, zonder iemand in of bij de wagen achter te laten, zonder eens aan te bellen om te informeren of het stoort. Ook als er elders plaats is –wat meestal het geval is– staat hij erop om zijn wagen voor onze poort te plaatsen. Hem erover aanspreken helpt niet. “Ik sta hier graag,” stelt hij. “Ge kunt straks ook nog wegrijden, als ik weg ben. ’t Zal op dat kwartierke niet steken.”

Ge hebt het recht niet

Ze zijn soms grappig, de mensen die voor mijn poort komen parkeren. Edoch niet zo de corpulente meneer daarstraks. ’s Vrijdags heb ik muziekles, dus ik moet weg met de wagen; de tram is niet echt een optie. Vandaar dat ik de ruimte aan de voordeur wat in de gaten probeer te houden. Ik had net gedaan met mijn oefeningen, toen ik even uit het raam keek, en –het was voorspelbaar natuurlijk– een oude grasgroen blinkende Audi had zich voor de poort geplaatst. Ik geef het nog vijf minuten, dacht ik, maar toen het ding maar bleef staan, besloot ik eens naderbij te gaan kijken.

Er zat niemand in, en er lag geen parkeerbewijsje –onder het motto “hey, ik sta voor een poort dus ik moet niet betalen” dat zich naar mij dan weer vertaalt als “och, meneer, ik had het echt niet gezien”. Ik had nauwelijks aan de deurklinken gevoeld (ge weet nooit of ik ergens een telefoonnummer vind), of daar kwam een corpulente, kalende oude man met een dunijzeren brilletje aangewaggeld.

“Hela! Wilde wel ne keer van mijnen auto blijven! Ge hebt geen recht om aan mijnen auto te komen.”

“Euh, u staat voor mijn poort, meneer.”

“Ge moet met uw poten van mijnen auto blijven. Ik heb geld hé, veel geld, en ik heb goede advocaten ook. Ik pluk u kaal.”

“Euh…”

“Weg van mijnen auto, zeg ik! Weg! Ge zoudt het niet zeggen hé, dat ik veel geld heb. Ga maar rap terug uw strontkot weer in.”

“Euh, ik moet zo meteen weg, meneer, kan u uw wagen verplaatsen?”

“Van mijnen auto blijven! Ge hebt het recht niet!”

(ad nauseam)

Ik kan zo moe worden van sommige mensen. Ge hebt geen gedacht.

waar moeit u zich eigenlijk mee?

De fietsen zijn besteld –meer daarover later. Om tot de fietsenwinkel te geraken, haalden wij noodgedwongen de auto van stal. Enfin, dat was het plan, een Hollandsche medemensch trachtte ons op andere gedachten te brengen, door zijn voertuig –u raadt het al– voor onze poort te parkeren.

’s Ochtends waren wij nog met de tram de binnenstad ingetrokken. Henri doet mee aan de leesjury (Kinder- en Jeugdjury Vlaanderen) en vandaag was de eerste bijeenkomst. Twee boeken bracht hij mee naar huis, en hij heeft ze allebei ondertussen reeds uit –ik heb het gevoel dat het wat beneden zijn niveau zat. “Ge gaat zien,” zei ik nog tegen mijn doktertje toen we de huisdeur dichttrokken, “dat er straks enen voor onze poort gaat geparkeerd staan.”

Prijs dus. In het hotel konden ze ons niet verder helpen, maar de politie blijft uw vriend in deze materie. Tessa handelde de zaak af. “Weet ge, madam,” vertelde de vriendelijke diender nadat hij opnieuw had aangebeld toen de wagen getakeld was, “daarjuist kwam uwen overbuur ne keer horen.”

“Ah ja”, antwoordde Tessa, half nieuwsgierig.

“Ze wildigden weten hoe dat zat met die poorten, en dat niet iedereen hun poort als garage gebruikt. En als ze dat zei,” verklapte de agent, “wees ze nogal weinig subtiel naar ulder poort.”

“Och”, zei Tessa.

“Maar ik heb haar toch duidelijk gemaakt dat ze verkeerd was, want dat ik pertang gezien heb dat er nen auto in ulder garage staat, en ze was tons precies rap weg”, schaterde hij het uit. “Allez, nog een goe weekend hé madam.”

(Misschien is het familie van buurman?)

gij wil mij gewoon in u bedde parkeren (*)

Helemaal gepakt en gezakt stond ik, niet alleen de Canon (+ twee lenzen) en de Hasselblad (+ twee lenzen) en mijn statief, ik had bovendien zelfs aan filmpjes gedacht deze keer. Op de tijd dat ik mijn fototassen had gevuld en ze naar beneden had gedragen, een kwartier voor ik naar mijn afspraak zou vertrekken, was iemand erin geslaagd zijn wagen voor onze poort te plaatsen.

Mijn afspraak was in Antwerpen, een heuse fotoshoot met een niet meteen onbekende jazzmuzikant, waarvoor we zo’n twee uur hadden uit getrokken. Een uur voor een shoot, en dan een uurtje tijdens de soundcheck voor actiefoto’s.

De warmte straalde me van de motorkap van de wagen tegemoet, nog voor ik mijn hand erop legde, en mijn eerste impuls was dan ook op het hotel wat verder in de straat af te stappen. Ze zijn daar overigens veel klantvriendelijker –of moet ik zeggen: buurtvriendelijker– geworden. Meer dan eens wandelt de receptionist mee tot aan de poort om de wagen persoonlijk te monsteren, en ze hebben er ook een compositiefoto van een aantal garagepoorten in de straat om de mensen –voornamelijk Nederlanders, maar dat zijn ook mensen, heb ik mij laten vertellen– voor de neus te houden wanneer die vol overtuiging ontkennen dat ze hun wagen voor een poort hebben geparkeerd –wat ze dan vanzelfsprekend tóch hebben gedaan.

Kevin C. –hij had zo’n opspeldkaartje met een logo van Bekaert in zijn wagen laten liggen– bevond zich evenwel niet in het hotel.

“101, dringende politiehulp, hoe kan ik u helpen?” Een takelwagen zou helaas nog wel even op zich laten wachten (los van de minimale tijd dat zoiets vraagt, heeft de politie ook nog wel echt belangrijke dingen te doen), dus ben ik even het homokot in gelopen.

Het homokot is een sauna rechtover het hotel. Ik bedoel die omschrijving helemaal niet negatief overigens. De sauna staat in alle relevante gaypublicaties als hoogwaardig omschreven, zo blijkt aan een bericht aan de balie, en gezien ik mij niet geroepen voel om dat empirisch na te gaan, wil ik ze best op hun woord geloven. Ik heb nog nooit een voet in een sauna gezet, dus ik beschik niet meteen over vergelijkingsmateriaal.

Om de sauna binnen te gaan, stapt men een entree binnen, alwaar men kan kiezen tussen drie deuren. Ze zijn alle gesloten, maar één van die deuren heeft een bel. De wachttijd is uiterst beperkt, want ik had amper aangebeld of een elektronische zoemer klikte mij binnen. Een nieuwe wachtplaats, met een volgende gesloten deur en een loket met een geperforeerde triplex plaat waarachter zich een goed voorziene jongeman in ondergoed bevond. Heel proper allemaal, met stapels witte handdoeken en wel vier verschillende soorten condooms in de aanbieding. Van achter een met een zwaar gordijn afgesloten doorgang, die ik door de triplex plaat kon zien, klonk opzwepende muziek.

Moeizaam legde ik de jongeman mijn probleem voor. Na vier keer uitleggen, waarbij hij zijn oor olijk door de gaten in het plexiglas trachtte te wurmen, volgde een vriendelijk antwoord op mijn verzoek. “Ah ja. Maar zelfs als die gast hier zou zijn, dan kan ik u dat nog niet vertellen hé.”

Daar had ik alle begrip voor. Maar hij hoefde mij ook niet te zeggen of hij hier was. Maar stel –in het hypothetische geval– dat die persoon hier zou zijn, dan zou hij hem wel kunnen waarschuwen dat zijn wagen zal weggesleept worden. Hij keek mij koket aan, en even leek het erop of hij mij ging vragen wat te komen relaxen bij de sauna. Hij herpakte zich en knipoogde: “ik zal ne keer gaan horen.”

Helaas. Ook daar was Kevin niet te bespeuren. Niemand die zegt dat Kevin de bestuurder van de wagen was natuurlijk, vandaar dat ik ook de nummerplaat en het merk en kleur van de wagen op een papiertje had genoteerd.

Om half zeven zat ik eindelijk in de wagen naar Antwerpen. Om kwart na zeven was ik ter bestemming. Van een deftige fotoshoot was geen sprake meer, ik kon enkel nog foto’s nemen tijdens de soundcheck. En hoewel ik toegang had tot de backstage ben ik niet meteen de persoon die daar de muzikanten gaat lastig vallen tijdens de tien minuten die ze nog hebben voor hun optreden begint. Ik weet het, ik moet wat assertiever zijn op dat vlak.

Nog wat gebabbeld met Jos, en rond negen uur was ik al terug in Gent waar ik nog het grootste deel van het concert bij Tuur kon meepikken.

snapshot tuur

En nu maar hopen dat ik toch een minimum aan bruikbaar materiaal heb.

(*) Een citaat uit een soundtrack van een film die ik nog niet heb gezien.

lachen

Toen ik gisterenavond thuiskwam, waren drie van de vier stickers van onze poort verwijderd. Ze lagen ’s ochtends gescheurd op het trottoir toen Tessa naar het UZ vertrok. Een of ander pubertje heeft zijn kans schoon gezien om tussen mijn en haar vertrek die stickers eraf te rukken. Misschien iemand die we ooit eens hebben laten wegslepen (het is al lang geleden ondertussen –hout vasthouden), of anders een echte tiener op weg naar school. In geen van beide gevallen schik ik er evenwel slaap over te verliezen.

met de hoed in de hand…

Hm. Een Nederlander, met nummerplaat xx-xx-xx, bordeaux Renault Mégane Coupé, heeft zich voor onze poort neergevleid. De chaufeur is in de wijde omtrekken niet te bespeuren, maar hey, de motorkap voelt nog warm aan, het hotel is ocharme een paar honderd meter verder, dus ga ik het maar even navragen.

Ze hebben geen tijd. De receptionist van het NH Hotel wil nog wel net even met mij meewandelen, maar verder niks. Na een kwartier wachten moet ik zelf naar het hotel terugkeren om te vragen hoe het zit. Hij haalt zijn schouders op: “te druk meneer, dat ziet ge toch. Laat hem maar slepen hé.” Dus hang ik maar twee stickers tegen het raam: “Verkeerd geparkeerd! Dank u om in het vervolg uw voertuig niet meer voor onze poort te plaatsen.” en bel naar de politie.

De agent, die ongeveer een uurtje later opduikt kan er niet mee lachen. “Uw identiteitskaart?!” Waarop ik hem prompt het gevraagde voorleg en hij alles nauwkeurig in zijn boekje overschrijft. “En in het vervolg doet ge dat niet meer, die stickers!” Hij windt zich op; het stemvolume schiet de hoogte in.

“Ge staat er precies bij alsof het u niet interesseert!”

– Tsja meneer, het interesseert diene meneer precies ook niet dat hij voor mijn poort staat.

“Ik zeg dat ge dat in het vervolg gaat laten!” roept hij. “Ga naar binnen. Ik heb u niets meer te zeggen. Verdwijn!”

Dus ga ik naar binnen, om een blad papier en een potlood te halen, waarop ik aan meneer de agent vriendelijk vraag of ik zijn legitimatie alstublieft mag zien. Zijn houding verandert spoorslags. “We gaan niet zeveren hé.” Ik insisteer. Pas nadaat ik drie keer uitdrukkelijk om zijn legitimatie vraag, en ten slotte vraag of hij dus weigert mij zijn legitimatie te tonen, houdt Rudy L. zijn identificatie op tien centimeter van mijn ogen. “Schrijf godverdomme maar op. En dat ik u dan niet meer zie.”

– Een goedenavond, meneer, probeer ik nog. Maar ik krijg alleen zijn rug te zien.

moules parqués

Buurman is terug van weggeweest. En het eerste wat hij deed was zijn wagen voor onze poort plaatsen (de plaats voor zijn eigen deur was vanzelfsprekend ook vrij). Of liever: buurvrouw deed dat. Buurman is een sympathieke underdog, die er eigenlijk niet aan kan doen dat zijn vrouw een probleem heeft met de hele wereld, en met ons in het bijzonder.

Toen ze uitstapte zag ik haar met een vies gezicht naar boven kijken, om te zien of ze ons niet spiedend in de gordijnen kon aantreffen. Dat had haar immers nog veel beter doen voelen. En wij, die de ganse dag eigenlijk toch niks beters van doen hebben, doen verschrikkelijk ons best om haar zo veel mogelijk ter wille te zijn. Want dat schept een band. En niets is zo belangrijk als goede banden hebben met uw buren.

Vorig jaar hebben we het evenwel verkorven. In plaats van ontsteld ons beklag bij haar te doen, hebben we toen hun tuinafval, waarvan ze zo vriendelijk waren het in onze tuin te werpen, netjes opgeruimd en met de GFT meegegeven. Dat heeft toen anderhalve maand veel stiletto-getak met zich meegbracht, telkens iets na middernacht.

Ze zijn niet allemaal zo attent, onze buren. Zo kwam een van de buren langs de andere kant (we hebben er daar drie) dit weekend vragen of hij de klimop langs zijn muur mocht snoeien. Dan hoefde ik niet opnieuw halsbrekende toeren boven mijn serre uit te halen: hij kon er van zijn kant immers heel gemakkelijk bij. Nu vraag ik u. Straks mag ik zijn snoeischaar nog lenen ook.