Vandaag kreeg Henri een document mee van school: Verklaring op eer betreffende leeringen gelijke onderwijskansen. Nu ben ik er helemaal voor gewonnen om iedereen gelijke kansen te geven, en al zeker wat betreft voor zoiets essentieels als onderwijs. Iedereen moet toegang krijgen tot onderwijs. Point final. En wie daarbij financiële of andere moeilijkheden ondervindt, moet daarbij geholpen worden.
Nee, mijn ‘probleem’ bevindt zich niet met het principe, maar met een criterium. Er zijn vijf criteria die worden nagekeken om in aanmerking te komen voor erkenning, zoals werkloosheid, behoren tot binnenschippers, kermis- of circusexploitanten, en uw thuistaal. Een van de criteria luidt als volgt:
5. Is de moeder in het bezit van een diploma secundair onderwijs of van een studiegetuigschrift van het volledig beoepssecundair onderwijs?
De moeder! Hoe het met de vader is gesteld is niet van belang voor gelijke onderwijskansen, net zoals het voor de vader nog steeds niet mogelijk is om een kind te erkennen zonder expliciete toestemming van de moeder. Het flauw excuus dat voor dat laatste wordt gebruikt is dat het kind nog steeds uit de moeder wordt geboren, en dat men niet over eenzelfde controle beschikt voor de vader (quatsch natuurlijk, want men kan in het ziekenhuis evengoed meteen een vaderschapstest uitvoeren). Maar ik wijk af.
Het ‘excuus’ in dit geval klinkt als volgt (zo heb ik mij laten vertellen): ‘het kan misschien raar klinken, maar wat betreft opvoeding en sociale kansen en onderwijs is het onderwijsniveau van de moeder van doorslaggevend belang, en maakt het niet echt uit hoe het met de vader –op dat vlak– is gesteld’. En gij nu.